maandag 28 december 2009

Zomaar een gedachte

Ik mag mijn gedachten graag vrij laten zweven, en niet zelden kom ik dan tot conclusies over zaken die voor velen bepaald niet relevant zijn. Vanmorgen bevond ik mij weer in zo’n moment waarbij mijn gedachten geheel hun eigen gang gingen en ik ergens uitkwam waar ik nooit had gedacht uit te zullen komen. Ik kwam namelijk uit bij ‘aliens’.

Het begon allemaal zo onschuldig. Mijn liefste was haar mailbox aan het doorspitten en kwam daarin een linkje tegen van de nieuwe kerstvideo van Tiny en Lau. We bekeken deze video, en daarna volgden er nog meer. Over Lau die een nieuwe hengel wil kopen maar er in de winkel achter komt dat hij niet meer kan pinnen omdat Tiny nieuwe schoenen heeft gekocht, over journalisten die alleen maar welkom zijn als ze een bak bier meenemen etc. En in alle filmpjes het ongekuiste en ongecensureerde taalgebruik van Lau. Voor iedereen die geen flauw idee heeft van wie deze Rotterdammers zijn: http://www.youtube.com/watch?v=uLm6l2csLKQ

En een aantal van deze filmpjes achter elkaar deed me iets afvragen. Stel nu eens dat onze wereld zou vergaan door de een of andere klimaatramp, of die nu in 2012 gaat plaatsvinden zoals de Maya’s zouden hebben voorspeld of niet. Vele decennia of zelfs eeuwen later komen er aliens voorbij en besluiten een kijkje te nemen op onze verwoeste planeet. Stel nu dat ze geen flauw benul hebben dat deze planeet ooit bewoond is geweest en onderzoek gaan doen. Het enige materiaal dat ze echter ongeschonden aantreffen is de kerstvideo van dit Rotterdamse stel. Wat voor vreselijk vertekend beeld zouden ze dan van de mensheid hebben? Zouden ze, met hun waarschijnlijk superieure technieken, vervolgens een woordenlijst samenstellen die voor 95% uit de meest vreselijke ziektes bestaat? Los nog van het feit dat ze zich waarschijnlijk niet eens zouden realiseren dat vrijwel elk woord een ziektebeeld of verbastering daarvan betreft. Is dat dan het beeld wat van de mensheid de verdere geschiedenis in zal gaan? Tiny en Lau als ambassadeurs van het mensdom? Ik gruwel bij de gedachte alleen al.

In onze steeds individualistisch wordende maatschappij claimt een ieder de ruimte om zich te uiten. En op zich is daar niets mis mee. Iedereen mag, wat mij betreft zijn of haar zegje doen. Maar staat er ooit iemand bij stil hoe die mening bij een ander over komt? Welk een idee die uiting geeft over degene die het niet kon nalaten zich te uiten? Ik betwijfel het. Ik zie op YouTube en diverse fora postings voorbij komen waarvan ik met enige vorm van zekerheid kan zeggen dat er niet over is nagedacht. En als er al over is nagedacht, dan bepaald niet lang, en zeker niet lang genoeg.

Mensen schijnen soms echt niet te beseffen dat wat je loslaat op internet er voor immer op blijft rondzwerven, ongeacht wat je er weer af tracht te halen.
We hoeven het helemaal niet eens te zijn met z’n allen. Discussie is prima, en tijdens een discussie mag af en toe best de randen worden opgezocht. Maar alles maar klakkeloos en schaamteloos op internet kwakken is het volgens mij ook niet. Ik zag laatst een discussieprogramma waarbij een jonge dame ernstig verbolgen was over het feit dat ze door een werkgever was afgewezen op zaken die ze op internet had gepost. Nu begint vast iemand te roepen dat er een scheiding bestaat tussen werk en privè, en die is er ook. Maar iemand die in zijn privè er blijk van geeft geen enkel greintje zelfrespect of zelfbeheersing te hebben, zal dergelijke eigenschappen (of gebrek daaraan) òòk meenemen op de werkvloer. En dan mag een werkgever zeker zeggen dat hij zo’n persoon niet geschikt acht om in zijn bedrijf te werken. Dat heeft dan niets te maken met beknotting van de persoonlijke vrijheid of enige vorm van discriminatie.

Als ik zo willekeurig eens rondkijk op internet en me afvraag wat de postings daar voorspellen voor de toekomst van het menselijke ras, wordt ik er niet bepaald vrolijk van. Buiten dat het internet door miljoenen mensen ook wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is, het verstrekken en uitwisselen van informatie, zie ik steeds meer plekken ontstaan die zich opwerpen als een soort afvalputje. Er zijn zelfs sites die zich daarop speciaal lijken te richten: zo veel mogelijk wanstaltige postings binnen te halen. Dergelijke sites doen mijn toch al sombere mening over de toekomst van ons mensen bepaald geen goed.

Slechts even vliegen mijn gedachten werkelijk uit de bocht. Dat is het moment waarop ik denk: ‘laat die ramp dan ook maar komen ook!’. Buiten het feit dat ik het minister Bos niet gun er dan weer een lading nieuwe belastingen over in het leven te roepen, weet ik tegelijkertijd ook wel dat een zwijgende meerderheid zo langzamerhand tot de conclusie begint te komen dat het zó ook niet langer kan. Die overtuiging sterkt me dan weer om door te gaan en mijn vertrouwen in de mens nog wat langer te bewaren. Maar soms, héél soms, zou ik, net als Lau, iedereen de ……… wensen.

29-12-09

donderdag 3 december 2009

Ik ben toch niet gek?

Het lijkt wel of het gebruik van de eigen grijze cellen tot uitsterven is gedoemd. Ik kom namelijk steeds meer mensen tegen die niet verder komen dan het ongegeneerd nabauwen van de mening van een ander, en er blijkbaar niet eens meer bij stil staan dat ze zichzelf òòk een eigen mening kunnen vormen.

Vanmorgen weer een voorbeeldje in de krant: ‘Moslimwoede over niet-bestaande film’. Moslims in Pakistan en het Midden-Oosten zijn woedend op Nederland en eisen de ‘economische vernietiging’ van ons land vanwege de publicatie van een anti-islamfilm met de titel ‘786’. Helaas bestaat deze film echter helemaal niet, maar op diverse internetfora is de gepeperde taal niet van de lucht. Nu is het prima om boos te zijn op Nederland, ik ben het ook met grote regelmaat, maar vergewis je dan op z’n minst dat je boos bent op iets dat bestaat, en niet op een hoax.

Een paar dagen geleden kreeg ik een alleraardigste dame aan de telefoon die mij een ‘gratis’ product wilde toesturen. Omdat deze mevrouw aardig klonk liet ik haar uitspreken, om vervolgens nogal direct te vragen naar de addertjes onder het gras. Deze bleken te zitten in het feit dat ik het product, ‘..ter waarde van € 20 euro meneer!’ weliswaar alleen kon bemachtigen als ik de portokosten van € 4,75 voor mijn rekening nam. ‘Maar verder was er geen enkele verplichting!’ hield ze vol. Toen ik haar vervolgens uit het blote hoofd voorrekende dat haar ‘gratis product’ dus allesbehalve ‘gratis’ was en ik zowel de fabricagekosten van het product, als de portokosten ruimschoots afdekte met het genoemde bedrag van € 4,75, bleef het even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Dus u weigert een gratis product?’ vroeg ze vol ongeloof.
Ik kon niet anders dan bevestigend antwoorden, maar omdat ze zo vriendelijk was, heb ik de moeite genomen haar uit te leggen dat ik bijzonder allergisch ben voor het begrip ‘gratis’, omdat er in onze maatschappij namelijk verdomd weinig ècht ‘gratis’ is. Meestal, en zo ook in haar haast onweerstaanbare aanbieding, zit er een heel nest addertjes onder het pas gemaaide gras. En ik hou er nu eenmaal niet van om bedrogen of voorgelogen te worden.

Een ander mooi staaltje van ‘Ikke véél slimmer dan jij!’ kwam van de loodgieter die hier ten huize een aantal werkzaamheden moest komen verrichten. Eentje daarvan betrof het vervangen van de kraan in de keuken. Die lekte al maanden en op de een of andere manier moest die vervangen en kon niet gerepareerd. Ik had geen zin die bewering helemaal uit te gaan zoeken, dus ging ik akkoord met vervanging. De kraan die echter werd teruggeplaatst had zo’n hendel aan de bovenkant, maar doordat de kraan nogal dicht bij de muur staat, kon de kraan dus niet helemaal open. Volgens de loodgieter was dat helemaal geen probleem, niemand deed de kraan tenslotte helemaal open. Hij was echter hogelijk verontwaardigd toen ik een andere mening bleek toegedaan. Die verontwaardiging nam nog toe toen ik een andere kraan eiste.

Gelukkig is dat deel inmiddels opgelost, maar dezelfde loodgieter moet nog steeds terugkomen om een ander klusje af te maken. Het toilet in huize De L’Ecluse loopt namelijk steeds door. De loodgieter heeft wel een nieuw mechanisme in de stortbak geplaatst, maar daarmee is het probleem nog niet verholpen. De loodgieter beweert echter van wel, tenminste tegen het aannemersbedrijf dat hem heeft ingehuurd. Bovendien lekt het toilet nu ook aan de achterkant, en wil ik pas betalen als beide zaken naar tevredenheid zijn opgelost. Alleen blijft het nu opvallend stil vanaf de kant van zowel de aannemer als de loodgieter. Errug stil! Ik begin toch echt te vermoeden dat ze me daar niet echt aardig meer vinden.

Politici en medeburgers die mij proberen te belazeren kunnen niet echt rekenen op mijn sympathie. Er zullen hele volksstammen zijn die klakkeloos aannemen wat ze zeggen en beweren, maar ik behoor niet tot die categorie. Ik kan namelijk prima zelf denken en doe dat ook. Dat het jullie niet uitkomt dat ik nadenk snap ik allemaal best, maar ik beheer graag zelf mijn eigen zaken, en ook mijn eigen bankrekening. Dus het allervriendelijkste aanbod dat ik gisteren van de belastingdienst kreeg om hen toegang te verschaffen tot mijn bankrekening, middels een machtiging, heb ik beleefd doch resoluut bij het oud papier doen belanden. Ik ben toch niet gek? Of wel…?

03-12-09

P.s: Er is geen enkele gelijkenis tussen ondergetekende en de man op bovenstaande foto..al voel ik me soms wel zo.

donderdag 26 november 2009

Zinnen

Als taalliefhebber is het een waar feestje om met taal bezig te kunnen zijn en er vervolgens òòk nog voor betaald te worden. Dat gaat weliswaar niet altijd op, maar in dit geval gelukkig wel.
Voor een nieuw project moesten er een paar zinnen komen die, op zichzelf staand, een beeld zouden oproepen. Dat lijkt een eenvoudige vraag, maar als je er eenmaal aan begint valt het toch best tegen. Een van de plekken waar je echter dagelijks zinnen tegen komt over vrijwel elk denkbaar onderwerp, is natuurlijk het nieuws. Gesproken of gedrukt, dagelijks is er een geheel nieuwe aanvoer.

En wellicht is het de speciale focus waarmee ik nu de krant lees, maar opeens haal ik uit vrijwel elk artikel mooie zinnen. Zinnen die inderdaad een beeld oproepen of, zoals in een aantal gevallen, je aan het denken zetten. Natuurlijk kun je de zinnen eigenlijk niet los zien van het artikel waaruit ze komen, maar als ze me ook op zichzelf staand aanspreken, dan kan ik ze gebruiken. Een paar voorbeelden.
In een artikel over een optreden van de band Napalm Death, zegt de zanger: ‘..als je in maximaal twee minuten je boodschap kunt overbrengen, waarom zou je er dan langer over doen?’

In een andere krant vond ik een artikel over een sportfestijn waarvan de opbrengsten naar een goed doel gaan: hulpbehoevende kinderen. De organisatie van vrijwilligers is zo gemotiveerd dat ze nauwelijks kunnen wachten tot het startschot weerklinkt, maar vooralsnog is volstrekt onduidelijk hoeveel mensen er aan de start zullen verschijnen. De organisatie vraagt zich dan ook af: ‘Weggooien is doodzonde en het laatste wat we uiteraard willen is mensen teleurstellen, maar hoeveel krentenbollen –voor in de pauze van de tocht- moeten we in hemelsnaam bestellen? Je zou toch denken dat de organisatoren wel andere prioriteiten zouden hebben, maar bij deze tocht blijken het toch krentenbollen te zijn.

Een ander artikel stemt me minder vrolijk. Hierin geven agenten aan weinig vertrouwen te hebben in het overheidsbeleid en beklagen zich erover: ‘Van boevenvangers zijn we nu een cijferfabriek geworden.’ Door het moeten voldoen aan opgelegde prestatiecontracten zijn agenten dus vaker bezig met administratie en andere zaken dan het feitelijke politiewerk van ‘boeven vangen’. Ik ben toch blij dat ik een andere carrièrekeus heb gemaakt. Ik zou bepaald niet geschikt zijn in een dergelijke cultuur mijn werk te doen.

Tot slot viel me een bijschrift bij een foto positief op. Als een soort persiflage op het bekende: ‘Hier Parijs, hier Jan Brusse!’ staat er bij een foto van een bellende pelgrim onder een paraplu: ‘Hier Mekka, het is nat’. Hetgeen, gezien de foto, bepaald geen overdreven reactie is trouwens.

Nu heb ik persoonlijk helemaal niets met Mekka of de jaarlijkse bedevaart, toch kan ik vrolijk worden van zo’n foto. Het is een kwinkslag en een knipoog die we allemaal hard nodig hebben in deze financieel sombere en donkere tijden. Het zijn dan ook dergelijke zinnen die de hele wereld weer een stukje terug in perspectief plaatsen en je weer even uit je sombere sleur halen. Ze laten zien dat, wat er ook in de dagelijkse werkelijkheid allemaal aan rottigheid mag gebeuren, elders op de wereld het leven gewoon doorgaat. Mensen vooral, gaan gewoon door met het doen van hun eigen dagelijkse dingen, en dat stemt me dan toch wel weer hoopvol. Buiten al die herrie die voor muziek moet doorgaan, buiten alle terecht klagende agenten en heftige regenbuien in Mekka en omstreken, is er altijd dat sprankje hoop aan de horizon. Het is niet altijd even duidelijk, maar wie het zoekt kan het tòch elke dag weer vinden. Gelukkig maar.

26-11-09

maandag 23 november 2009

Wijsje

Het gebeurt me niet vaak, maar vanochtend werd ik wakker met een wijsje in mijn hoofd. En terwijl ik dit schrijf weet ik dat er een aantal mensen zullen zijn die, als ze dit lezen, dat Kinderen voor Kinderen melodietje voorlopig niet uit hun hoofd kunnen krijgen. Het zij zo, ik kan het tenslotte òòk niet helpen. Gelukkig was het wijsje van vanmorgen van een heel andere orde. Het betrof een fragment van een musicalliedje uit Mary Poppins dat begint met de woorden: ‘With tuppence for paper and strings, you’ve got your own set of wings..’

Nu zijn de associaties van mijn brein niet altijd even duidelijk in hun oorsprong, maar deze kon ik moeiteloos plaatsen. Ik heb het licht namelijk gisteravond uitgedaan na het lezen van enige pagina’s uit Agatha Christie’s Postern of Fate,waarin Thomas en Tuppence Beresford de hoofdrol vertolken. Een eitje dus, maar tegelijkertijd vroeg ik me af of de associatie niet eigenlijk verder ging.
Het liedje gaat natuurlijk over vliegeren, maar het gaat net zo goed over vrijheid. Vooral de vrijheid die je kunt voelen als je aan het vliegeren bent: With your feet on the ground/ you’re a bird in flight/ With your fist holding tight/ to the string of your kite.

Als zelfstandig ondernemer heb je een behoorlijke dosis vrijheid, maar toch zijn er telkens weer mensen die vinden dat ik het anders zou moeten doen. Mensen die commentaar hebben op de manier waarop ik mijn sales bedrijf, die vinden dat het regelmatig updaten of veranderen van mijn websites zonde van de tijd is, of vinden dat ik me toeleg op de verkeerde markten en daarmee de moeilijke weg kies. Ik luister meestal wel naar hen, wellicht zit er in hun commentaar tenslotte een leermoment, maar meestal kan ik er weinig mee. Goede raad is welkom, maar meestal zegt het gegeven commentaar méér over de persoon die het commentaar uitspreekt dan over mij, degene over wie het commentaar zou moeten gaan.

Het is me opgevallen dat er namelijk vaak een verlangen uit spreekt om zelf ook de dagelijkse sleur te doorbreken, maar overwegingen als ‘hypotheek’, ‘zekerheid’ en ‘verplichtingen’ verhinderen dat.
Als ik ze vervolgens vertel dat ook ik gewoon, en net als zo velen, een hypotheek heb en òòk de nodige (financiële) verplichtingen, dan is dat opeens anders. Ook het feit dat ik nog steeds dagelijks aan het knokken ben om ook maar enig gevoel van ‘zekerheid’ te verkrijgen, valt dan blijkbaar in die categorie. Vreemd.

Het verhaal wat ik ze meestal als antwoord meegeef (en ook vertel aan de startende ondernemers die ik mag begeleiden) kan, met een beetje moeite, omgebouwd worden tot een analogie van het vliegeren:
Het kost niet veel geld om je eigen zaak te beginnen. Met (relatief) een paar centen (tuppence for paper and strings) ben je er doorgaans al. Wat er echter daarna gebeurt, hangt grotendeels af van twee factoren: je eigen vliegerkunst èn een beetje geluk. Er moet namelijk wel wind staan, anders kun je blijven rennen zonder dat je vlieger ooit het luchtruim zal kiezen. Gelukkig leven we in Nederland in een situatie waarin er vrijwel altijd wind staat. Wellicht niet altijd voldoende om je vlieger tot grote hoogte te doen opstijgen, maar je kunt er toch bij vliegeren.

Wacht je echter met het oplaten van je vlieger tot de meest gunstige omstandigheden zich voordoen, dan kun je wel eens erg lang moeten wachten. Langer soms, dan je jezelf financieel kunt of wilt veroorloven. Ben je echter op het moment dat de wind opeens opsteekt al aan het vliegeren, dan kun je er vanaf het allereerste moment optimaal gebruik van maken. Je kunt je vlieger alsmaar hoger laten stijgen, net zolang als je touw is, of je kunt het wat voorzichtiger aan doen zoals de meesten. Het wordt dan misschien allemaal wat minder spectaculair, maar je spullen blijven er wel heel bij, de voldoening is vaak even groot, en bovendien kun je de tijd gebruiken om te oefenen. Zodoende bereid je jezelf voor om optimaal te profiteren van de volgende windvlaag.

23-11-09

woensdag 11 november 2009

Het vallen van de blaadjes

Wellicht is het te wijten aan dat ik ‘van boven de rivieren’ ben, maar op de elfde van de elfde kan ik mezelf niet betrappen op enig gevoel vrolijkheid. Sterker nog, een zekere vorm van melancholie overheerst dezer dagen.

Naar het schijnt hebben veel mensen rond deze tijd last van ‘het vallen van de blaadjes’. Ik ook, vooral omdat het er zoveel zijn. Ik heb welgeteld één boom in de achtertuin staan, maar toch slaagde deze erin vrijwel de gehele oppervlakte te bedekken met haar afgevallen blad. En ik maar harken.

De ochtendkranten brengen ook niet veel positiefs. De politiek lijkt zich de kritiek te hebben aangetrokken dat ze weinig doen om de crisis op te lossen. Helaas hebben ze dat, en hoe kan het ook anders met de PvdA in de regering, uitgelegd als een vrijbrief om de burger weer eens extra te gaan controleren op fraude. Waarom lees ik nergens dat er eens het mes gaat in de ongebreidelde uitgavendrift van de overheid?
Herman van Veen krabbelt ook alweer schoorvoetend terug na zijn vergelijk tussen de NSB en de PVV. Het zou allemaal verkeerd zijn uitgelegd en het was ‘..al helemaal niet zo bedoeld..’ Moet ik dat nog geloven? Er zal namelijk wel een gegronde reden zijn waarom het management de beelden niet wil vrijgeven. Van Veen mocht namelijk eens van zijn voetstuk vallen.

Gisteravond was ik, met nog twee andere bestuursleden, te gast bij een bedrijf dat ons zou helpen het beleid van de stichting voor 2010 te bepalen. Deze stichting is ooit door hetzelfde bedrijf opgericht om de bedrijvigheid in een van de Kracht- of Prachtwijken te stimuleren, maar per 1 januari a.s. stopt de subsidie. In plaats van een stevige sessie voor het bepalen van focus, was het dus meer een verkapte show van ‘Hoe houden jullie ons aan het werk na de jaarwisseling?’ Wellicht begrijpelijk, maar dat maken we zelf wel uit.

In een andere vereniging waar ik bij betrokken ben gaat het gekibbel intussen ook maar door. Al ruim een jaar wordt er vooral veel gepraat en vooral weinig gedaan. De verontruste, soms boze en vooral gefrustreerde mail vliegt je om de oren. En tussen al die semantiek bedenk ik mij dat ik me daar op geheel vrijwillige basis in heb gestort! Ik lijk wel gek!

Een ander HOT topic dezer dagen is de griepprik tegen de Mexicaanse griep. Ik werd gisteren nog gebeld door een alleraardigste oudere dame die het ook alsmaar had over een vaccin vòòr de griep, maar daar hebben we het virus voor. Het vaccin is er juist tegen, om te voorkomen dat je het krijgt. Daar ik zelf behoor tot een van de risicogroepen, ligt de oproep ook hier op de eetkamertafel. En ook ik heb even in dubio gestaan of ik daaraan wel gehoor moest geven, maar ik heb genoeg vertrouwen in mijn eigen huisarts over om te denken dat hij het beste weet of ik er verstandig aan doe om die prik te halen. Blijkbaar wel dus, anders had ik zeker geen oproep ontvangen.

Terwijl ik dit zo sombertjes zit weg te tikken bekruipt me toch het gevoel dat het niet allemaal kommer en kwel is dezer dagen. Het is soms koud en guur, het regent bovendien, maar tegelijkertijd zie en bemerk ik dat er allemaal uiterst positieve initiatieven aan het ontstaan zijn. Zo is er binnenkort een heus ‘Giving it Forward’event in Eindhoven, waaraan ik ga deelnemen. Het is gebaseerd op het idee uit de film ’Pay it Forward’ uit 2000, en dat is een prima idee in deze sombere tijden. Maar ook elders zie ik steeds meer mensen onbaatzuchtig iets voor anderen doen. Ik zie vele uitgestoken handen die niet overal in dankbaarheid worden aanvaard, maar ze worden maar mooi even wel uitgestoken!

Waarom dan toch zo somber vandaag? De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik deze somberheid al opmerkte toen ik maandagmorgen mijn ogen opensloeg. Op dat moment overviel mij al de gedachte het licht weer uit te doen en aan een maandenlange winterslaap te beginnen. Helaas kan dat niet als je een startend zelfstandige bent, dus heb ik gehoor gegeven aan mijn plichtsdrang en ben opgestaan. Of dat, achteraf, verstandig was waag ik inmiddels te betwijfelen, maar ik heb het nu eenmaal gedaan. En nu moet ik dus zien van deze somberheid af te komen.

Wellicht dat vanavond daar een bijdrage aan kan leveren. Vanavond dineer ik met twee dames die ik (zakelijk) nogal hoog heb zitten. We gaan een hapje eten en onderwijl kijken waar we, wederom zakelijk gezien, parallellen kunnen trekken. Willen we en kunnen we samenwerken, en zo ja, in welke vorm dan? Ik kijk erg uit naar het etentje, al verheug ik me niet op het gebodene, maar veel meer op het sprankelende gezelschap. Het gebodene is een heel ander verhaal. Dat kan ik wegspoelen met een goed glas wijn tenslotte.

Nu de rest nog…..


11-11-09

dinsdag 3 november 2009

Eindhoven in Dialoog

Ik kwam Karin Kampert, een van de stuwende krachten achter het initiatief, tegen op een netwerkbijeenkomst, en aangestoken door haar enthousiasme besloot ik me op te geven als deelnemer. En vandaag was het dan zover: Eindhoven in Dialoog.

Het originele initiatief voor de Dag van de Dialoog werd in Rotterdam bedacht en georganiseerd na de aanslagen in New York in 2001. In Rotterdam bleek dat de Dag van de Dialoog mensen dichter bij elkaar bracht, mensen nieuwe inzichten verschaftte en onderwerpen boven tafel bracht die voorheen onbesproken bleven. Andere steden, zoals Schiedam, Hengelo, Berlijn en Amsterdam volgden al spoedig, en organiseerden elk hun eigen Dag. In 2005 namen twee betrokken partijen uit Rotterdam en Amsterdam het initiatief om het concept van de Dag van de Dialoog over te dragen aan andere steden, waarbij Eindhoven dus in 2009 is aangehaakt.

Op de uitnodiging stond dat ik was ingedeeld aan een bedrijfstafel in het centrum. Het adres: Vestdijk 133, het onderkomen van La Città Mobile -uitwisseling, ontmoeting & onderzoek vanuit cultuur, natuur & ondernemerschap- met parkeerplaats voor de deur.

Ik was de eerste die zich meldde voor een hartelijke en warme ontvangst door gespreksleiders Marije van der Park en Marijn Daane, waarmee al meteen op een prettige manier de toon van de ochtend werd gezet. Na aankomst van de overige deelnemers werd, met de spelregels op tafel, de aftrap gegeven met een voorstelrondje ‘Geef me de vijf’, waarbij aan elke deelnemer werd gevraagd waar hij (of zij) trots op is, waar hij naar toe gaat, waar hij zich druk over maakt, waar hij trouw aan is en waardoor hij zich klein voelt. Vragen waar ik niet iedere dag zomaar bij stil sta. Daarna kwam de discussie op het thema van de dialoog: ‘Lichtend voorbeeld’, maar feitelijk verliep de dialoog aan tafel toen al zo vrij en open, dat de gesprekleiders soms twijfelden of ze het gesprek de vrije loop zouden laten of bij zouden sturen terug naar het thema. Gelukkig kozen ze meestal voor het eerste.

Terugkijkend ben ik héél blij dat ik me heb opgegeven voor deze eerste editie van Eindhoven in Dialoog. Ik heb vanmorgen niet alleen een aantal nieuwe vrienden gemaakt, maar ik heb in die paar uurtjes al méér gehoord over hun hoop, hun dromen en hun wensen dan ik weet van mensen die ik al heel wat langer ken. Dat ik me daardoor bevoorrecht voel moge duidelijk zijn.

Al met al kan ik terugkijken op een zéér geslaagd initiatief, waarbij ik mensen heb gesproken en gehoord die ik anders wellicht nooit tegengekomen zou zijn. We hebben onderling zaken gedeeld die in een gewoon gesprek niet heel snel aan bod zouden komen, we hebben met elkaar gelachen en iets van elkaars strijd en pijn gevoeld. Ik ben dan ook van de tafel opgestaan als een rijker en completer mens, iets wat ik me daarvoor nauwelijks heb kunnen indenken. Ik spreek dan ook de hoop uit dat het initiatief Eindhoven in Dialoog volgend jaar een vervolg krijgt, en roep iedereen op die dit jaar deze unieke gelegenheid gemist heeft zich dan wel aan te melden. Tot slot een woord van dank aan de initiatiefnemers die, in slechts vier luttele weken, er in geslaagd zijn dit mooie evenement te organiseren. Daarnaast ook een gemeend woord van dank aan La Città Mobile voor hun warme gastvrijheid.

03-11-09

maandag 2 november 2009

La Fura dels Baus


Het gebeurt me niet vaak dat ik gegrepen wordt door een theatervoorstelling. Vaak is het niveau bedroevend, of wordt er ronduit slecht geacteerd. De voorstelling die ik echter vrijdagavond in het Parktheater in Eindhoven mocht bijwonen was van een geheel andere categorie.

Het Spaanse gezelschap ‘La Fura dels Baus’ bracht die avond ‘Boris Godunov’, een voorstelling gebaseerd op de gijzeling in het Dubrovka-theater in Moskou van 23 oktober 2002. Die avond vallen Tjetsjeense zelfmoordcommando’s het theater binnen en gijzelen de bezoekers. Ze eisen de terugtrekking van de Russische troepen uit hun land, en dreigen het theater op te blazen als er niet aan hun eisen wordt voldaan. Als de veiligheidstroepen het theater dagen later binnenvallen met behulp van gas, komen 41 terroristen en 129 gijzelaars bij die actie om het leven.

Experimentele theatergroep ‘La Fura’ uit Barcelona, dat bekend staat om zijn spraakmakende en intense stukken, heeft haar nieuwste voorstelling gebaseerd op die gebeurtenissen. Niet dat de gebeurtenissenexact worden nagespeeld, maar regisseur Alex Ollé wil de toeschouwer laten nadenken over universele thema’s als het gevecht om de macht, het gebruik van geweld om iets voor elkaar te krijgen en corruptie. En daarin slaagt de voorstelling buitengewoon.

Als toeschouwer is deze voorstelling duidelijk afwijkend. De verwachtingen zijn dan ook hoog gespannen. Vooraf is uitgebreid gewaarschuwd dat deze voorstelling ‘levensecht’ is. Het foldertje rept zelfs: ‘Voor mensen die op enige wijze gevoelig zijn voor dreiging, geweld en/of agressie, is een waarschuwing op zijn plaats. De minimumleeftijd is 16 jaar.’

Zodra het doek open gaat lijkt het een voorstelling als alle anderen. Er worden op het toneel scènes gespeeld uit de tijd van de Tsaren, maar reeds na tien minuten wordt de toneelvoorstelling wreed verstoord als gemaskerde en zwaar bewapende mannen de zaal binnenstormen. Er worden verschillende schoten gelost en op strategische plekken in de zaal worden explosieven opgesteld. En héél even besef ik me hoe die theaterbezoekers in Moskou zich moeten hebben gevoeld.

Het zal achteraf een van de weinige momenten zijn dat ik me echt in de voorstelling liet meeslepen. Russen die Spaans spreken, talen die ik beide niet machtig ben, storen erg. Bovendien is er gekozen voor boventiteling, wat òòk erg afleidend werkt. Tel daarbij ook nog eens een tenenkrommende vertaling zonder interpunctie op, met hoofdletters waar ze niet horen, en een onduidelijk onderscheid wie welke zinnen heeft uitgesproken, en de magie is er wel zo’n beetje af.
Heb ik er spijt van dat ik deze bijzondere voorstelling heb bezocht? Nee. Ik hou wel van dergelijk belevingstheater, maar ik zou toch een aantal zaken anders doen. Vind ik dat de voorstelling voldaan heeft aan de verwachtingen die in de media gewekt zijn? Ook niet echt.

Er is duidelijk goed over nagedacht en er is veel liefde en aandacht aan de voorstelling besteed. Maar een invasie van politie verbeelden met één lullig politiegolfje is òòk niet bepaald overtuigend.

Toch staan mijn liefste en ik een paar uur later als andere mensen weer buiten. We hebben geen behoefte aan de slachtofferhulp die aanwezig schijnt te zijn, noch enige aandrang om ons met een verfkwast uit te leven op de muur die speciaal daarvoor is aangewezen. De voorstelling heeft ons beiden toch tot nadenken aangezet, en dat is al véél meer dan van menige voorstelling kan worden gezegd. Onze conclusie is dan ook dat we een speciale avond hebben mogen meemaken, waar het nodige op viel aan te merken. Maar het heeft ons ook weer eens met de neus op de feiten gedrukt. Er zijn in deze wereld veel groeperingen die er niet voor terugdeinzen om met de inzet van geweld hun ideologie over te brengen of iets gedaan proberen te krijgen. In onze ogen iets wat erg ver van ons bed staat en ook nooit getolereerd zou mogen worden.

Toch kan ik het niet nalaten om in bed er nog eens over na te denken hoever ik zou kunnen gaan in het bereiken van mijn idealen, of het najagen van iets wat ik als rechtvaardig zie. Zou ik geweld kunnen gebruiken? Zou ik in staat zijn onschuldige omstanders voor mijn zaak op te offeren? Zou ik kunnen moorden?
Nog voor de slaap mij overvalt weet ik één ding zeker: ik hoop maar dat ik mezelf nooit voor dergelijke keuzes geplaatst zie. Ik zou dan namelijk best wel eens héél anders kunnen reageren dan ik nu denk.

02-11-09

woensdag 28 oktober 2009

Huishoudboekje

Of je nu als particulier of als ondernemer de zaak bekijkt, als je huishoudboekje niet klopt kun je twee dingen doen: proberen je inkomen te vergroten of snijden in de kosten. Aangezien voor veel mensen het inkomen feitelijk een vast gegeven is, zal het resultaat vooral geboekt moeten worden aan de kostenkant.
In deze tijden van crisis ontkomt menigeen er niet aan om (grote) offers te brengen. Geliefde abonnementen op kranten en tijdschriften gaan de deur uit, er wordt drastisch bezuinigd op vakantie en andere uitstapjes, er wordt gerichter boodschappen gedaan waarbij de impulsaanbiedingen steeds vaker worden overgeslagen en er wordt weer brood meegenomen naar het werk. Vervelend allemaal, maar na wat gewenning best mee te leven.

Opvallend is dat vanuit de politiek bovenstaande simpele principes opeens geheel anders blijken te werken. Als het landelijke huishoudboekje namelijk niet klopt, wordt er allereerst een hoop nieuwe inkomstenbronnen bedacht. Gelukkig worden daarbij niet alle ideeën daarvoor even serieus bekeken, denk aan de ‘kopvoddentaks’, maar het principe werkt wel zo. In plaats van eerst te kijken wat je als overheid zelf kunt doen door efficiënter te werken en te snijden in dure en volstrekt overbodige ambtenaren, wordt de rekening steevast neergelegd bij de burger en het bedrijfsleven. Zij moeten maar gaan beknibbelen op hun uitgaven, zodat er méér geld naar de staatskas kan vloeien en de overheid door kan blijven gaan met ongelimiteerd geld uitgeven. Volstrekt de omgekeerde wereld dus.

Maar af en toe is er een politicus die de schijn kan doen ontstaan er echt iets van te (beginnen te) begrijpen. Vanmorgen was dat héél toevallig Wouter Bos. Niet echt mijn allergrootste held in de politieke arena, maar deze ochtend slaagde hij er wonderwel in mij ertoe te verleiden zijn woorden met enige bewondering tot mij te nemen, in plaats van de gebruikelijke hartgrondige afkeer. De man heeft namelijk op een bijeenkomst over de aow in Venlo geroepen dat we best de waterschappen kunnen opheffen.

Eén moment slechts was ik bezorgd over de geestelijke en mentale gesteldheid van de heer Bos, maar hij leek het daadwerkelijk te menen. Hij ging weer niet zover dat hij beloofde dat de besparing die dat zou opleveren de verhoging van de aow-leeftijd teniet zou doen, noch dat de opheffing nu eens niet zou leiden tot lastenverzwaring elders, maar het sprankje hoop was er.

Hoop is er trouwens wonderwel op meerdere terreinen. Nu de geruchtenstroom aanzwelt dat JP gerede kans maakt om de eerste Europese president te worden zeg ik: ‘Ik gun het hem van harte!’ Wellicht eerlijker zou zijn om te zeggen: ‘Ik gun Europa onze JP van harte!’, maar dat zult u van mij niet hardop horen. Ook al niet omdat eventuele vervroegde verkiezingen alhier de PvdA nogal slecht zouden uitkomen vanwege hun voortreffelijk lage scores in de peilingen. Oeps! Zei ik dat nu echt hardop? Excuses daarvoor!

Terug naar het huishoudboekje, en dan met name het mijne. Het is in deze tijden bepaald niet gemakkelijk om als ww-er een eigen bedrijf uit de grond te stampen, maar ik blijf me er met hart en ziel voor inzetten. Het ondernemersbloed kruipt tenslotte waar het niet gaan kan, en ik zie voldoende kansen voor de (nabije) toekomst om mijn eigen winst en verliesrekening in een heel wat positiever plaatje om te toveren, maar daar is wel tijd voor nodig. Méér tijd dan de zes maanden die de regels mij toestaan. Daarom roep ik iedereen op om het plan van CDA-ers Jan ten Hoopen en Eddy van Hijum te steunen en in deze crisistijd de opstartperiode te verlengen tot één jaar. Het enige minpuntje in de plannen van de beide heren is dat ze uitgaan van een ondergrens van 45-jarigen, en ik die leeftijd wel benader, maar nog niet heb bereikt.

Met een beetje méér tijd ben ik zeker in staat om financieel voor mezelf en mijn liefste te kunnen zorgen. Ik heb tal van hoopvolle initiatieven opgestart, maar geen van die initiatieven gaat, naar mijn inschatting, op korte termijn al voldoende opleveren om binnen de gegeven zes maanden volledig financieel zelfstandig te kunnen zijn. Daar is iets meer tijd voor nodig.

Voor wat mijn eigen huishoudboekje betreft, ben ik dus optimistisch gestemd. Ook ik kan, op termijn, er zeker voor zorgen dat aan de inkomstenkant het een en ander positief gaat veranderen. Ik heb alleen niet de luxe om de tijd die ik daarvoor nodig heb als verplichting op te leggen. Daar heb ik de politiek, èn een welwillende re-integratiecoach van het werkbedrijf voor nodig. Ik kan er alleen maar keihard aan werken.

28-10-09

dinsdag 20 oktober 2009

Doorstroomsnelheid

Het plan van de Amsterdamse PvdA-wethouder Hans Gerson om de maximumsnelheid binnen de ring te verlagen tot 30 km per uur is niet bepaald in goede aarde gevallen. Zo briest de VVD-er Robert Flos dat de gemiddelde snelheid nu al op vijftien of zestien kilometer per uur ligt, waardoor je net zo goed met paard en wagen door de stad zou kunnen. Hij ziet het plan dan ook als een linkse poging om de auto weg te pesten uit de Amsterdamse binnenstad.

Toch kan ik er niet heen om het feit dat ik steeds meer positieve mogelijkheden zie als dit plan doorgaat. Het Amsterdamse college moet alleen leren samenwerken. Bovendien lost het niet alleen een hoop problemen op voor de gemiddelde Amsterdammer, het lost ook een aantal problemen op elders in het land.

Een voorbeeldje:
Stelt u zich eens voor dat we het hele gebied binnen de ring van Amsterdam nu eens als Nationaal Park en natuurgebied zouden verklaren. Dan is er in één klap voldoende ‘natuur’ gecompenseerd zodat die Zeeuwse polder gewoon polder kan blijven. Door de strenge regels die er in ons land aan natuurgebieden gesteld worden is het dan òòk in één klap voorbij met het ongecontroleerde gebouw en gebreek in de hoofdstad. Als vervolgens al het gemotoriseerde verkeer wordt vervangen door paarden, of voertuigen die worden voortgetrokken door paarden, is daar niet alleen de luchtkwaliteit enorm mee geholpen, maar is òòk het parkeerprobleem ineens voorgoed verleden tijd.

Stelt u zich eens een dagje voor in Amsterdam, waarbij u niet continu van de sokken wordt gereden door taxi’s, pizzabezorgers en koeriersbusjes. De weldadige stilte van de stad wordt slechts af en toe verstoord door het geluid van kerkklokken en de oproep tot gebed van de vele moskeeën. Ik wed dat een overgoot deel van de gebedsgangers aan die godshuizen zich opeens òòk een stuk beter zouden thuis voelen in dit landje als ze op een ezel of paard naar hun moskee kunnen; dat waren ze immer in hun thuisland ook al zo gewend.

De bevoorrading van de stad hoeft ook geen gevaar te lopen, want een paar decennia geleden werd alles met paard en wagen geregeld. Het lijkt even een stap terug, maar dat is een kwestie van wennen. Bovendien is door het ontbreken van bouwputten en overige opstoppingen de doorstroming gegarandeerd. En op de grachten kunnen, bij het ontbreken van geparkeerde auto’s, zelfs twee rijtuigen elkaar moeiteloos passeren.

Het enige nadeel voor de stad is het wegvallen van een enorme klap inkomsten voor de stad. Inkomsten die nu vooral komen uit parkeergelden en verkeersboetes. Deze gederfde inkomens zou de stad voor een groot deel kunnen compenseren door zelf paarden te gaan fokken. Met de handel daarin kan een groot deel van die inkomsten worden opgevangen. De rest van de overtollige gemeenteambtenaren kan dan aan het werk worden gezet op de bok, het uitmesten van de stallen of het opruimen van de paardenmest die her en der het aangezicht van de stad vervuild.
Qua toerisme zal het de stad ook bepaald geen windeieren leggen, en qua promotie liggen de kansen ook al voor het oprapen. Welke wereldstad kan tenslotte claimen dat ze één groot natuurpark zijn? En waar vind je nog zulke schone en eerlijke luchten? Vergeet niet dat het die schone luchten zijn die ons land ooit zo’n grote bekendheid hebben gegeven.

Wellicht het grootste voordeel van dit plan is wellicht de enorme daling van de hoofdstede-lijke criminaliteit. Want welke crimineel haalt het in zijn hoofd om een ramkraak te proberen met paard en wagen? Vluchten na een misdrijf te paard is ook geen optie, want de paarden van de politie zijn toch sneller! En voor diegene die dergelijke logica niet begrijpt: je kunt een paard namelijk niet opvoeren, noch voorzien van enige blindering waarbij het voor buitenstaanders onmogelijk is om waar te nemen wie er op het paard rijdt. Criminelen zullen zich dus wel twee keer bedenken alvorens ze hun slag in Amsterdam denken te kunnen slaan!

Ik geef toe dat het, als je er even over nadenkt, een gewaagd plan is. Maar al met al heeft het vele voordelen en maar erg weinig nadelen, en ik zou de Amsterdamse burgervader dan ook op willen roepen dit plan te steunen en zo spoedig mogelijk in te voeren. De rest van het land kijkt gespannen toe.

20-10-09

maandag 19 oktober 2009

Lang Leven

Voor wie de wetenschappelijke ontwikkelingen een beetje volgt is het duidelijk: onze kinderen of kleinkinderen zullen in staat zijn om de onwaarschijnlijke leeftijd van 150 te bereiken. Op zich ben ik een groot voorstander van het vergroten van wetenschappelijke kennis -zonder die vooruitgang was ik er zelf allang niet meer geweest- maar bij mij rijst de vraag of zo oud worden eigenlijk wel zo leuk of wenselijk is.

Als kleine kinderen willen we feitelijk maar één ding: zo snel mogelijk oud worden. Niet dat we ons verheugen op een leven vol gebreken en kwaaltjes, maar simpelweg omdat er dan niemand is die ons vertelt wanneer we wat moeten doen. Kortom, we willen zo snel mogelijk zelfstandig zijn en onze eigen beslissingen nemen.
Als we eenmaal de drempel van de volwassenheid zijn overgestoken, blijkt het ook aan de andere kant niet allemaal rozengeur en maneschijn. Met keuzevrijheid komt namelijk ook verantwoordelijkheid en verplichting, en daar hebben we doorgaans wat minder zin in.

Sinds 1950 is de levensverwachting van zowel mannen als vrouwen alweer enorm toegenomen. Was de gemiddelde levensverwachting zo vlak na de oorlog voor mannen en vrouwen nog respectievelijk 70.3 en 72.6 jaar, in 2007 liggen die cijfers al op 78 en 82.3 jaar, waarbij valt aan te tekenen dat ondergetekende en zijn liefste deze cijfers hoogstwaarschijn-lijk niet gaan halen gezien hun levensstijl. Maar beiden zijn er redelijk van overtuigd dat dat ook bepaald niet hoeft.
Want lang leven is in principe best leuk, maar als ik af ga op de wetenschappers moet ik, om een dergelijke hoge leeftijd te bereiken, niet alleen een hoop enge dingen doen zoals ‘gezond eten’ en ‘veel bewegen’, ik moet er ook een heleboel voor laten. Daarbij ben ik er alles behalve van overtuigd dat ik een dergelijke leeftijd zou kunnen bereiken in een fysieke staat die het nog enigszins de moeite waard maakt. Want wat levert het mij op als ik 150 wordt, maar de laatste 50 jaar leef in een situatie waarbij mijn fysieke wereldje niet veel groter is dan de paar vierkante meters van mijn bejaardenflatje?

Call me crazy, maar ik ben ervan overtuigd dat bepaalde zaken nu eenmaal gebeuren omdat het nu eenmaal beter is zo. Dat geldt niet alleen voor begrippen als ‘karma’, maar net zo goed voor het ouder worden. Als ik me nu soms al een dinosauriër voel, en dan nog eentje die nog net niet is uitgestorven, hoe is dat dan over pakweg 110 jaar? Ik geloof er namelijk helemaal niets van dat als de technieken en veranderingen nu al zo snel komen en gaan dat ik het nauwelijks kan bijbenen, dat over de komende eeuw langzamer zal gaan. En waarom zou het ook? Ik ben ervan overtuigd dat zowel de 20e als de 21e eeuw tijdvakken zullen blijken te zijn waarin grote stappen voorwaarts zijn gezet. Op de meeste vlakken dan, want als ik de protestborden zag bij het bezoek van Wilders aan Groot Brittannië, dan leek het wel alsof er weer geprotesteerd werd tegen de enorme snelheid van de trekschuit en de paardentram.

Een ander punt waarmee de vraag samenhangt of ik überhaupt wel zo oud zou willen worden, is die van de overlevingsdrang (of het sterftecijfer zo u wilt) van mijn directe omgeving. Ik kan wel een paar mensen noemen die mijn leven tot op heden op verschillende manieren hebben trachten te verzieken, waardoor het leven een stuk leuker zou kunnen worden als zij er niet meer zouden zijn. Aan de andere kant ben ik op mijn 43e al veel te veel mensen verloren die wat mij betreft nog best een heel aantal decennia langer hadden mogen blijven leven. Mensen bij wie ik af en toe nog best wel eens te rade zou willen gaan maar ook mensen die, simpelweg door er te zijn, de wereld nèt een klein stukje mooier hebben gemaakt. En wellicht zit hem daar voor mij de crux. Wat heeft het leven voor zin als er niemand meer is om je hoogtepunten en je dieptepunten mee te delen? Als iedereen waarom je ooit hebt gegeven is overgestoken om nooit meer terug te keren? Moet je dan maar stoïcijns door blijven leven omdat het kan?

Ik denk dat ik, vooralsnog, de stelling maar aan blijf hangen dat er ergens wel vaststaat wanneer mijn tijd is gekomen. Of dit nu in het Grote Boek boven is opgeschreven, of louter bepaald wordt door de keuzes die ik maak en heb gemaakt. Wellicht is het ook een functie van geluk of domme pech als ik onverhoopt toch de negentig ga halen. Als ik naar de generatie van mijn grootouders kijk zou het namelijk zomaar kunnen, maar zelf geloof ik er niet zo in, al ben ik er eigenwijs genoeg voor om de wetten van redelijk en logica op een dergelijke wijze te tarten.

Een geruststellende gedachte tot slot: ALS de klimaatterreur en milieufanatici onverhoopt tòch gelijk zouden hebben is bovenstaande discussie toch al helemaal niet van belang. Dan zijn we met z’n allen al ver voordat het zover is verdronken of aan de griep of een andere enge ziekte bezweken. Als ze ongelijk hebben lopen we bovendien ook nog eens de kans op een nieuwe ijstijd, en dat is ook al niet bijster bevorderlijk voor een onbezorgde oude dag. Daarom lijkt mij de beste houding nog steeds een te zijn van ‘Ik zie wel…’

19-10-09

vrijdag 9 oktober 2009

Vertaalfoutje?

God schiep de wereld niet, maar scheidde slechts hemel en aarde. Met die zin begon het artikel in de krant vanmorgen. In het artikel vallen vertegenwoordigers van verschillende geloofsrichtingen over elkaar heen. Vooral om maar duidelijk te laten zijn dat met een eventueel verkeerde vertaling van het Hebreeuwse woord ‘Bara’ (in schiep in plaats van in scheidde), het geloof geenszins omvalt. Ik vraag het me echter af. Er is namelijk nogal een verschil tussen om uit niets de wereld en alles wat daarop leeft te scheppen, of ingrijpen in een wereld die er al was.

De controverse die Ellen van Wolde, hoogleraar Exegese (=uitleg) van het Oude Testament te Nijmegen, met haar woorden opwerpt is alles behalve nieuw. Reeds anderhalve eeuw wordt er geruzied over de juiste vertaling en interpretatie van de tekst van Genesis 1, en met deze stellingname is dat geruzie voorlopig nog niet voorbij ook.

Maar dat een verkeerde vertaling nogal grote gevolgen kan hebben, blijkt uit het humoristische verhaal over Paus Johannes Paulus II, oorspronkelijk in het Engels, die na zijn overlijden in de Hemel komt en daar mag studeren in alle geschriften die er ooit over God en het geloof zijn verschenen. Maandenlang bestudeert de man de geschriften, tot hij op een gegeven moment bij een geschrift komt dat hem stijl achterover doet slaan. In het geschrift wordt namelijk beschreven hoe katholieke geestelijken behoren te leven. Bij bestudering van de tekst blijkt er echter niet celibate (=celibaat), maar celibrate (=vieren) in de tekst te staan.
Een klein, maar behoorlijk significant verschil, dat nogal wat mensen een heel andere kijk op het leven zou hebben gegeven als de juiste vertaling en schrijfwijze zou zijn gehanteerd.

Voor mij behelst deze discussie niet meer dan een wetenschappelijk meningsverschil. Voor mij maakt het de bijbel niet meer waar, noch realistischer dan nu. Ik behoor tot die groep van mensen die méér waarde hechten aan de evolutietheorie, ware het niet dat ook deze vooralsnog bepaald niet alle antwoorden biedt. Voor mij is de bijbel een verhaal met een moraal dat, zeker gezien de tijd waarin het is geschreven, een aardig inzicht biedt in de menselijke natuur en de wetmatigheden en omgangsvormen waarmee een samenleving draaiende kan worden gehouden. Het is voor mij dan ook niet meer dan een verhaal, en zeker geen wetboek waaraan enige rechten of claims zouden mogen worden ontleend.

In de kerkelijke geschiedenis zijn er vele voorbeelden te noemen van verschillen in inzicht en interpretatie van de bijbeltekst. Sommige van die twisten leidde tot een afsplitsing en de oprichting van een nieuwe kerk, terwijl andere interpretatieverschillen tot de beeldenstorm en in de 17e eeuw (bijna) tot burgeroorlog leidde.

Moeten gelovigen zich dus zorgen maken dat deze zoveelste controverse aardverschuivingen tot gevolg zal hebben? Wat mij betreft niet, tenzij ze ervan overtuigd zijn dat de bijbel in elk opzicht letterlijk moet worden genomen. Dan kan het anders vertalen van één woord of het verplaatsten van een leesteken wel degelijk tot grote gevolgen leiden.

09-10-09

vrijdag 2 oktober 2009

SCHANDE!

Ik kan er met mijn pet niet bij dat er in Nederland nog steeds zoveel geld wordt besteed aan onderzoek waarvan we de uitkomsten allang kennen! Erger wordt het nog als er op dergelijk onderzoek wordt afgestudeerd of gepromoveerd.

Vandaag promoveert Marius Rietdijk aan de Vrije Universiteit van Amsterdam op onderzoek naar de invloed van beloning en straf op werkprestaties. Uit zijn onderzoek blijkt dat het geven van complimenten betere prestaties oplevert van werknemers. Pardon? Kun je daarop promoveren? Rietdijk laat in het Eindhovens Dagblad weten dat als je resultaten wilt verbeteren, je gedrag moet bijsturen. Dat weet iedere ouder toch al eeuwen? Bovendien heeft Rietdijk ontdekt dat belonen en complimenteren het allerbeste werkt. Dat is pas echt een wereldschokkende conclusie.
In het artikel wordt een voorbeeld uit de praktijk aangehaald, waarbij een bedrijf de productie wilde verhogen. Het plan was om de werknemers op vrijdag vrij te geven als er op donderdag vijf procent extra was geproduceerd. De werknemers wilden dat echter niet, want op die extra vrije dag moesten ze dan met hun vrouw gaan winkelen. Die extra informatie, dat mannen veel dingen liever doen dan met hun vrouw gaan winkelen, is ook al jaren bekend. Men koos uiteindelijk voor een avondje uit en een cadeautje.

Maar gelukkig houdt de leercurve van Rietdijk daar niet op. Hij heeft namelijk ook geleerd dat bij het uitdelen van een stevige straf het gewenste gedrag meteen ophoudt. Hij orakelt verder dat ‘een positieve bijstelling in de praktijk veel duurzamer blijkt te zijn.’ En dat wisten we allemaal gelukkig nog niet.
Zoals gewoonlijk zit de verrassing hem in de staart, want Rietdijk vergast ons op een onvervalst stukje opgedane wijsheid waar écht nog nooit over is nagedacht: ‘De G20 (=samenwerkingsverband van de twintig grootste industrielanden) heeft afgesproken dat bonussen voor bankiers gekoppeld moeten zijn aan prestaties. Dat is wel het minste wat nodig is.’

Ik heb het hele artikel met gekromde tenen zitten lezen, terwijl ik verwoede pogingen bleef doen om het glazuur niet van mijn tanden te laten springen. Wat een ongelooflijke verspilling van tijd en belastinggeld als er iemand op een dergelijk open-deuren-onderzoek kan promoveren! Ik roep minister Plasterk dan ook bij deze op om nog vandaag een stokje te steken voor een dergelijke promotie. Als dit het niveau is van onze nieuwe promovendi is het onderwijs in Nederland nog zieker en méér failliet dat we met z’n allen dachten. Ik heb er dan ook maar één woord voor: SCHANDE!

02-10-09

maandag 28 september 2009

Kolder in de kop

Het overviel ons zomaar afgelopen week. Onvoorbereid en onverwacht bekroop ons het onbedwingbare verlangen het land en het geleuter te ontvluchten in den vreemde. Omdat we vlak bij Eindhoven Airport wonen, togen we eerst daarheen, maar vanaf daar wordt alleen op zonbestemmingen gevlogen. Bovendien kennen ze ‘in de provincie’ een begrip als een echte last minute balie niet. Dus togen we naar Reisbureau van Gerwen, waar Monique de Munnik onze wens in daden wist om te zetten. Reisdoel werd Parijs, die andere lichtstad. En niet ‘par TGV’, zoals me donderdagavond nog werd gevraagd, maar gewoon ‘par Citroën’.

Jarenlang heeft Parijs de reputatie gehad een stad te zijn met chagrijnige obers en onvriendelijke service, maar tijdens ons bliksembezoek bleek eerder het tegenovergestelde. Ons hotel lag middenin de wijk ‘Le Marais’, met op nog geen tien meter lopen op beide straathoeken een café/brasserie. Kostje gekocht dus. Het weer werkte bovendien ook nog eens mee met overdag hoge temperaturen en overvloedige zonneschijn die slechts tegen het vallen van de avond noopte tot het aantrekken van een vest of trui. Maar met een ‘Pression’ en een ‘Sancerre’ voor ons op tafel was het zelfs op het terras tot in de late uurtjes prima uit te houden.

De zaterdag was voor een zéér selectieve bezichtiging van de stad en familiebezoek, want het roemruchte geslacht de L’Ecluse is niet alleen berucht, maar minstens even wijdverbreid. Nazaten zijn overal op de aardbol te vinden, en niet in de laatste plaats aan de oevers van de Seine.

Het is opvallend dat door de hele geschiedenis van de familie een aantal beroepen steeds weer de kop opsteken. Zo was er de beroemde Charles de L’Ecluse (Arras 19 februari 1526 – Leiden 4 april 1609), die in 1593 tot professor werd benoemd aan de Universiteit van Leiden, en gezien wordt als de grondlegger van onze hedendaagse tulpenkwekerij en bollenindustrie. Latere nazaten legden zich ook toe op plantengroei, maar deze kon zich verheugen op constante interesse van, vooral, de Franse justitie. Een ander beroep dat regelmatig in de stamboom voorbij komt, is dat van herbergier. Een beroep dat ook nog heden ten dage door de familie wordt uitgeoefend. Zo is er o.a. een gelijknamig hotel in een wijndorpje aan de Moezel in Luxemburg, een camping in de Drôme, en een wijnbar op 15, Quai des Grands Augustins, waar vele grote artiesten hebben opgetreden: Marceau, Barbara, Brel, Ferré, Lama, Devos en Noiret. Maar onze korte reis was niet geheel bedoeld als gastronomisch. Een net zo belangrijk deel was ook bedoeld om ‘uit te waaien’ en het hoofd weer even leeg te maken. En dat is proefondervindelijk het best te realiseren door op een zonnig terras neer te strijken en het drukke leven aan je voorbij te zien trekken.

Gezeten op één van de vele beroemde terrassen die Parijs rijk is, ‘Le Chat Noir’ op Bvd Sebastopol in dit geval, viel ons oog op een ander hoopvol stemmend ondernemersinitiatief. Het vaart wel onder de naam ‘4 roues sous 1 parapluie’ (4 wielen onder 1 paraplu) en biedt de mogelijkheid om de highlights van Parijs te aanschouwen vanaf de achterbank van een heuse 2CV! En dat het populair is onder toeristen bleek uit de gestage stroom van lelijke eendjes die aan ons terras voorbij hobbelden.

De hernieuwde kennismaking met Parijs was ‘just what the doctor ordered’. Ik vraag me alleen af of ‘Monsieur Le Docteur’ ook de Mojito als medicijn zou hebben voorgeschreven die bij mijn liefste bijna het licht uitdeed zaterdagavond. Hij zou ongetwijfeld de hoeveelheid Sancerre hebben afgeraden die eraan vooraf ging. Gelukkig bleven de gevolgen beperkt tot wat door een goede nachtrust en een stevig ontbijt volledig teniet kon worden gedaan.

28-09-09

maandag 21 september 2009

Normbesef

Adviesbureau KPMG heeft een onderzoek gedaan naar het normbesef van afgestudeerde studenten, en de uitkomsten tonen aan dat het met dat normbesef maar povertjes gesteld is!
Afgestudeerde starters verkiezen namelijk, als er een belangrijke beslissing moet worden genomen, eigenbelang boven het algemene belang of het belang van de onderneming.
Afgestudeerden hebben bovendien weinig oog voor de belangen van collega’s en maatschappelijke problemen; noch vertonen ze grote loyaliteit jegens werkgevers. ‘Ze worden te veel gedreven door een snelle carrière, inkomen en status’, zo klagen bedrijven.

Doekle Terpstra, voorzitter van de HBO-raad, reageert geschokt op de uitkomsten van
het onderzoek, maar vindt het te gemakkelijk om voor de oplossing alleen maar naar het onderwijs te kijken. ‘Ik vraag me af of normbesef wel zo hoog op de agenda staat bij bedrijven als bedrijven zelfs mensen moeten ontslaan die de regels overtreden. Hoe kan het dan dat deze mensen zijn binnengekomen in het bedrijf? Misschien gaat er ook iets mis bij de wervings- en selectieprocedure.’

Voor het ontstaan van deze problematiek moet de hand door zowel bedrijven als het onderwijs vooral in eigen boezem worden gestoken. In het onderwijs zijn normen en waarden, alhoewel deze hoog op de publieke agenda stonden, vaak afgedaan als ouderwets en traditioneel ‘gezeur’. Het codewoord was vrijheid, en elke manier om die te uiten of te verwerven leek gedoogd te worden. Bedrijven moeten vooral kijken naar het beeld dat ze zelf naar buiten hebben gebracht. In de berichtgeving over bedrijven ging het vooral over hoge winsten, topsalarissen en gigantische bonussen, maar nauwelijks over mensen, maatschappij of onderlinge verhoudingen. Gecombineerd leiden beide tot de problemen die we nu over de hele breedte in de maatschappij kunnen waarnemen.

De reactie van Terpstra is echter wel erg gemakkelijk: ‘Dan hadden bedrijven zelf maar beter moeten opletten..’. De houding van de jonge generatie, hun definitie van succes, èn de manier waarop deze generatie aankijkt tegen maatschappelijke problemen is een probleem wat ons allemaal aangaat. Het gaat namelijk om de generatie die het geld moet gaan verdienen om ons allemaal uit de crisis te halen en de toekomst van onze verzorgingsstaat enigszins veilig te stellen. Maar een generatie die niet is grootgebracht met een gevoel van solidariteit en alleen denkt aan het eigen (financiële) belang, stemt niet erg hoopvol.

Zijn dergelijke problemen op te lossen? Natuurlijk! Door vooral zelf het goede voorbeeld te geven. Bedrijven zullen zelf moeten laten zien dat winstmaximalisatie niet louter het uiteindelijke doel is, maar dat er ook oog dient te zijn voor collega’s, een goede werksfeer en de verantwoordelijkheid die elk mens heeft ten opzichte van zijn medemens en zijn omgeving. Pas als dergelijk gedrag werkelijk de norm is waarop werknemers worden geselecteerd èn beoordeeld, zal de jonge werknemer zich aanpassen en het gewenste gedrag laten zien. Het onderwijs moet hen daar echter op voorbereiden, in een grotere mate dan dat nu gebeurt. Als deel-opvoeders van de jeugd zullen ze onze kinderen moeten leren zichzelf af te vragen of maatschappelijk succes alleen maar wordt bepaald door welke auto je rijdt, hoe groot je plasma TV wel niet is, of hoeveel je kunt zuipen. Succes in een samenleving zou gedefinieerd moeten worden aan de bijdrage die een individu toevoegt aan het geheel, zowel in monetaire of in fysieke zin. Slechts het eigen belang centraal stellen, naar voorbeelden die hen dagelijks door ons allen worden voorgeschoteld leidt slechts, zoals we overal om ons heen kunnen zien, tot een samenleving die intolerant, agressief en egoïstisch is. ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’ zei mijn grootvader altijd terwijl hij nog een borreltje inschonk. Laten we daar dus mee beginnen in plaats van de schuld nu bij de jeugd neer te leggen. Zij handelen tenslotte precies zo als wij hen hebben geleerd.

21-09-09

zaterdag 12 september 2009

FF DIMMEN

Ik ben al nooit een verwoede vergadertijger geweest, maar door het aantal vergaderingen dat ik de laatste week heb mogen bijwonen, ben ik weer voor een hele lange tijd genezen. Want bij vergaderingen wordt voornamelijk gepraat, véél gepraat, en ik ben nu eenmaal meer van het doen.

Een ander punt waarom ik niet zo’n fan ben van vergaderingen, is dat er meestal wordt gesproken over problemen in plaats van over oplossingen. Soms wordt ook nog geconstateerd dat de deelnemers aan de vergadering niet over de vereiste deskundigheid beschikken en er een deskundige moet worden gezocht om die lacune op te vullen. Gevolg: vertraging en nog meer vertraging.

Waarom is het toch zo moeilijk om te dimmen? Om te denken in mogelijkheden? Voor veel problemen is de oplossing vaak een kwestie van het gebruiken van je gezonde verstand en het toepassen van enige logica. Om te bedenken waar bijvoorbeeld startende ondernemers behoefte aan hebben, behoef ik niet zo heel ver te kijken: ik ben er tenslotte zelf een. Bovendien heb ik in mijn directe omgeving nog zo’n veertig andere startende ondernemers, dus als ik ergens over twijfel kan ik vrij simpel een kleine steekproef houden. Maar nee, de probleemstelling ging niet over mij, omdat ik me boven het target-gebied van MBO+ zou bevinden. AAARGH!

Ik heb altijd geleerd dat je een bepaalde hoeveelheid van je beschikbare tijd aan vrijwilligerswerk dient te besteden, mijn grootvader omschreef dat heel deftig als ‘liefdadigheid’, en daar probeer ik me dan ook aan te houden. Jammer is alleen dat de ‘opbrengst’ van die tijd vaak teniet wordt gedaan door het eindeloze overleggen en nadenken. Zo ben ik o.a. betrokken bij een vereniging waarvan het ledental inmiddels behoorlijk is vergrijsd, en waar plannen moeten worden gemaakt om dat tij te keren. Ruim anderhalf jaar wordt daar nu over gesproken, zònder dat er (zichtbaar) dingen zijn veranderd. En afgelopen week had ik er even helemaal genoeg van. Vanuit mijn hart heb ik toen een brief geschreven, waarin ik aandrong op actie in plaats van overleg, en blijkbaar raakte ik daarbij een gevoelige snaar. In een haastig bijeengeroepen vergadering kreeg ik vervolgens het groene licht om een aantal van de door mij voorgestelde veranderingen in gang te zetten. Het kan dus wel, mits je het zelf ook even doet.

Dezelfde week kwam ik uit een andere vergadering met een positief gevoel. Zoals wel vaker was het napraten een stuk productiever en interessanter dan de vergadering zelf, maar ik nam een aantal dingen mee naar huis die me hoopvol stemden. Het jammere is echter dat we voor veranderingen en voorgang in die situatie afhankelijk zijn van politieke steun en geld. Vergeet het dus maar als je tempo en vooruitgang wilt boeken; voor het ambtenarenapparaat tot een initiële beslissing is gekomen ben je al gauw maanden verder, en die maanden heb ik niet.

Optimist als ik ben, geloof ik in het al eerder aangehaalde dogma van ‘Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan!’. Ik ga dus proberen om het goede idee, afkomstig bovendien van een hoge ambtenaar van de gemeente zelf, van de grond te krijgen nog vòòr de Sint in het land verschijnt. Ambitieus? Absoluut. Onmogelijk? Waarschijnlijk, maar ik ga er mijn uiterste best voor doen om het toch geregeld te krijgen. Met een beetje goede wil is tenslotte alles mogelijk, dus ook een positief initiatief zou tot de mogelijkheden moeten behoren. Opvallend darbij is ook dat ik een dergelijk idee, een aantal dagen eerder, ook besprak met iemand anders die helemaal los staat van het latere overleg. Je zou daaruit kunnen concluderen dat er ruimte en mogelijkheden voor een dergelijk initiatief zouden zijn, maar alle betrokkenen ervan overtuigen dat die ruimte er ook daadwerkelijk is, vergt weer een heel andere aanpak. Gelukkig bood de krant me deze morgen een handvat om te gebruiken in bovenstaande situaties. De kreet ‘En nu ff dimmen!’, denken in mogelijkheden in plaats van denken in problemen (dippen), biedt een uitgelezen kans om tijdens vergaderingen alle neuzen weer één kant op te krijgen en de effectiviteit van die vergaderingen behoorlijk te vergroten. Heerlijk zo’n kreet!

12-09-09

maandag 7 september 2009

Zwijgen

Bepaalde herinneringen komen zomaar op, en andere worden getriggerd. Een herinnering die getriggerd werd, kwam vanmorgen spontaan op toen ik de column van Rob Hoogland las. Al jaren had ik niet meer aan de man en zijn diepe stem gedacht, maar opeens was hij er weer: Meneer Beuvens, schoolhoofd van een middelbare school in Rotterdam, een van de vele middelbare scholen die ik met mijn aanwezigheid heb mogen verblijden overigens.

Ik vraag me wel eens af of een docent zich bezig houdt met hoe hij of zij later door de leerlingen herinnerd zou willen worden. Zouden ze daar mee bezig zijn? Ik heb aan een aantal van het peloton leraren dat ik voorbij heb zien komen duidelijke herinneringen, andere weet ik hoegenaamd niets meer van. En bij nadere reflectie zijn mijn herinneringen erg sterk beïnvloed door hoe ik me destijds voelde, door hoe ik de wereld destijds zag. Dat houdt dus in dat mijn herinneringen danig gekleurd zijn, en veel docenten er minder rooskleurig op kunnen staan dan ze feitelijk zouden verdienen, want ik was vooral een ‘Angry Young Man’ back then. Bij Meneer Beuvens echter, herinner ik me vooral twee dingen: zijn grote zwarte André vd Louw-achtige snor en zijn galmende kreet door de gangen: ‘ZWIJGEN!’

Achteraf denk ik aan de man terug als een vriendelijke, maar enigszins strenge man. Als hij door de gangen liep had hij altijd een stapel papieren of boeken onder zijn arm. Ik geloof niet dat ik hem ooit zònder heb gezien, en àls hij rondliep wenste hij stilte in de gangen, doodse stilte.

Raar eigenlijk, dat ik aan Beuvens moest denken door een column die totaal ergens anders over ging, maar ik snap de link wel. Ik vroeg me namelijk af of JP tijdens de ministerraad rond had gelopen met een stapel papieren onder zijn arm toen de vraag van de PVV besproken werd omtrent de kosten van de immigratie. Was het alleen zijn beslissing, of waren ze het er gezamenlijk over eens dat die beerput niet open mag? Ik denk het laatste, want ik zie JP nog niet zo gedecideerd rondlopen. Ik zie wel het gekibbel aan tafel voor me. Ministers en staatssecretarissen die druk debatteren over het wel of niet openbaar maken van de kosten, en een JP die geërgerd kijkend rondloopt en koffie bijschenkt. Zou JP in staat zijn om de zaal in één keer stil te krijgen zoals Beuvens dat kon? In zijn nabijheid begon je als vanzelf al zachter te praten, iets wat JP bij mij in ieder geval al niet afdwingt.
Ik denk trouwens dat het de stemmen van Bos, Hirsch Ballin en Donner waren die de doorslag hebben gegeven, niet die van JP.

Maar wat nu? Los nog even van de vraag of de vraag terecht of opportuun is te noemen, het kabinet bepaalt met deze weigering tot antwoorden de tendens van de discussie over die kosten op een negatieve manier. Door te blijven zwijgen zullen mensen tenslotte denken dat er, blijkbaar, iets te verbergen valt, terwijl we het antwoord eigenlijk allemaal allang weten. Maar door niet te antwoorden wordt niet alleen aan de wortels van de democratie gezaagd, er wordt ook een zéér bedenkelijk precedent geschapen. Nogmaals, los van het feit of de vraag ethisch juist of zelfs maar verantwoord was of niet.

Eberhard van der Laan doet er dus het zwijgen toe, net als wij destijds. Maar of het om dezelfde soort redenen is waag ik te betwijfelen.

07-09-09

zaterdag 5 september 2009

Tijdsverschil

Tijdsverschil is zo’n fenomeen waar we allemaal wel eens mee te maken hebben gehad. Bij terugkeer per vliegtuig vanuit een verre bestemming bijvoorbeeld. Bij mij zit het tijdsverschil er genetisch ingebakken en (ont)regelt het voortdurend de vruchtbare samenwerking tussen mijn hoofd en mijn lijf.

Met het soort hersenen dat mij is toebedeeld is het lastig pruimen eten. Ze lopen namelijk standaard vòòr op de rest. Soms een paar uur, maar meestal is dat voorlopen beter te berekenen in dagen of zelfs weken. Zo willen mijn hersenen nooit tot rust komen als het donker is, en net zo min op gang komen als de haan van de buren heeft gekraaid. En dat is alleen nog maar de dyssynchronisatie binnen één dag. Het lijkt wel alsof mijn grijze massa er genoegen in schept juist datgene te willen doen waar de rest van de wereld op hetzelfde moment helemaal niet aan wil denken of de eerste uren nog niet aan toe is.

Van een oudoom heb ik altijd geleerd dat je van een nood een deugd moest maken. Dat leek op zich een wijze levensles, tot ik er achter kwam dat hij het letterlijk bedoelde. De man heette Deugd van achter, en trouwde in zijn jonge jaren (gedwongen, dat dan weer wel) met buurmeisje Nood. Toch heb ik die levensles ergens in mijn geheugen opgeslagen en probeer er naar te leven. De maatschappij biedt tenslotte voldoende momenten om het credo te hanteren van ‘als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan!’. Nu is voor een tekstschrijver is het vullen van een leeg vel met letters en woorden zijn broodwinning, en vrijwel niemand staat er bij stil, of interesseert het een zier, op welk tijdstip van de dag die letters geproduceerd worden. Voor mij dus de vrijheid om te schrijven op het moment dat de inspiratie mij overvalt; en meestal is dat op de meest ongunstige momenten.
Gelukkig ben ik daarin niet de enige. In de column van Heleen van Rooyen lees ik dat ook zij regelmatig tot wakker zijn wordt gedwongen door een overactief brein, maar tot een poging tot conversatie met de ING Buddy op MSN is het bij mij nog nooit gekomen gelukkig. Het gevoel van onrechtvaardigheid, wanhoop en onrust ken ik maar al te goed. Er zit iets in je hoofd dat eruit moet, en dan maakt het niets uit op welk moment van de dag, en meestal dus de nacht, het zich aandient.

Uit ervaring weet ik echter dat hetgeen zich ’s nachts aandient doorgaans van een betere kwaliteit (b)lijkt te zijn dan hetgeen er onder tijdsdruk overdag dient te worden uitgeperst. Het verschil in kwaliteit, en vaak ook kwantiteit overigens, zal wel te vinden zijn in de factor ‘tijdsdruk’, edoch vermoed ik dat het niet worden afgeleid door verplichtingen, zeurende secretaresses of luidruchtige buren óók hun bescheiden rol in het proces spelen. Feit blijft dat het leven en lijden van een kunstenaar bepaald niet over de Rozengracht gaat. De inspanningen die de tekstschrijver zich moet getroosten om tot resultaat te komen voltrekken zich doorgaans in de afzondering van diens onderkomen, en dientengevolge onttrekken ze zich aan het oog van de natie. Nu ben ik uitgerust met een brein dat ook op commando en ‘à la minute’ nog wel een snedig verweer weet te produceren, maar dat is en blijft toch iets heel anders dan wat de toetssteen der zelfkritiek doorgaans kan doorstaan. Die zorgt er namelijk voor dat een tekst, geproduceerd op het moment dat den volke ook aan de arbeid is, nog minstens twee keer geredigeerd èn herschreven moet worden.

Mijn liefste, die zich overigens sinds vandaag om volstrekt onduidelijke redenen opeens‘Gerda’zegt te willen noemen, snapt ondertussen niets meer van mijn dagelijkse ritme. Doorgaans minstens een uur eerder uit de veren dan zij, kan ik een hele dag lopen ‘aanlummelen’ rond een opdracht om dan op het moment dat zij de echtelijke sponde wenst in te duiken, opeens een vlaag van onbedwingbare inspiratie te ontwikkelen waaraan ter plekke dan ook gehoor dient te worden gegeven. Ik heb één keer de euvele moed bijeen geraapt om omzichtig te protesteren met cliché’s als ‘Inspiratie kent geen tijd..’ en ‘Ja maar schat, jij moet er toch ook van eten?’, maar mijn ‘Gerda’ weet dergelijke futiele pogingen doorgaans een héél precies de grond in te boren met een opmerking over de verhouding tussen inspiratie en transpiratie, welke in mijn geval op beide fronten niet geheel positief uit de verf komen in haar optiek.

In dergelijke gevallen trek ik mijn meestal mijn creatieve ‘keutel’ dan maar braaf in en volg haar naar de slaapkamer. Een enkele keer, bevangen door overmoed, weersta ik haar standvastig en kruip achter de pc die in de ruimte naast de slaapkamer staat. Zo ook afgelopen nacht, en ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat mijn Gerda’ haar ongenoegen over het ontbreken van de huwelijkse bedverwarming extra kenbaar wilde maken door op extreem volume nasale geluiden te produceren. Ik heb het een uurtje aangehoord en het schrijven vervolgens maar opgegeven. Vreemd blijft het wel dat het geluid terstond verstomde toen ik tegen haar inmiddels warme rug aankroop.

05-09-09

maandag 31 augustus 2009

Grafmuziek

Ik ben niet iemand die vaak en langdurig stil staat bij de eindigheid van het leven, maar door mijn eigen ziekte een aantal jaar geleden en het overlijden van mijn schoonmoeder eerder dit jaar, spookt ‘het einde’ af en toe door mijn hoofd.
Voor veel mensen is het een angstig idee: het leven zoals we dat allemaal kennen eindigt, en dan? Omdat ik noch religieus, noch erg spiritueel ben aangelegd, heb ik geen visioenen over ‘De Grote Man’ of te worden herboren in een vorm die reflecteert hoe ik mijn leven heb geleefd. Ik beschouw het eerder als een nieuw avontuur, dat me wellicht op plekken brengt waarvan ik nu niet eens kan dromen. Toch kan het ook zomaar zo zijn dat er na dit leven helemaal niets meer is dan de eeuwige duisternis en ‘doodse’ stilte.

Ik moet zeggen dat het niet een dilemma is dat me erg bezig houdt, ik concentreer me liever op het leven op dit moment: daar is nog genoeg te doen tenslotte. Maar omdat ik me tegelijkertijd besef dat het ook zomaar ineens voorbij kan zijn, heb ik wel nagedacht over hoe ik mijn eigen afscheid geregeld zou willen hebben. En muziek speelt daarin een hele belangrijke rol. In het vierde deel van zijn hoofdwerk, Die Welt als Wille und Vorstellung (1819) schreef Arthur Schopenhauer: ‘Muziek is het antwoord op het mysterie van het leven. Als de meest diepzinnige van alle kunsten, drukt het de diepste gedachten van het leven uit.’
Ik zou me geen leven kunnen voorstellen zonder muziek. Niet dat het verhuizen naar een onbewoond en tropisch eiland niet af en toe door mijn hoofd speelt maar ik neem dan wel, behalve mijn liefste, een platenspeler, een cd-speler en een enorme berg vinyl en cd’s mee.

Als het moment eenmaal is gekomen dat ik het dagelijkse werkelijkheid heb verlaten, wil ik niet dat er alleen maar getreurd wordt. Ik mag hopen dat er een enkeling bij zal zijn die mijn verscheiden betreurt, maar àls er al mensen zijn die mijn lichaam op zijn laatste reis wensen te begeleiden, dan hoop ik dat men vooral mijn leven memoreert en viert in plaats van mijn verscheiden. Ik zou dan ook het liefst met een New Orleans-achtige optocht aan de laatste reis beginnen. Geen zwarte pakken achter mijn kist, maar witte. Voorafgegaan door een blaasorkest van die doorleefde zwarte mannen op weg naar de plek waar men daadwerkelijk afscheid gaat nemen. En, als ik dan toch mag kiezen, dan het liefst op een warme zomerse dag met een stralend blauwe lucht.

Eenmaal in de aula mag er best een woordje worden gesproken, maar de toon mag niet te zwaar zijn. Er mag best gelachen worden vind ik, mijn leven heeft tenslotte al zoveel idiote wendingen gekend dat daar best een vrolijke noot bij past. Maar de hoofdmoot moet toch vooral muziek zijn. Ik heb daartoe drie nummers uitgekozen die alle drie een speciale betekenis voor mij hebben, en daar het mijn afscheid betreft, bepaal ik nog één keer lekker naar welke muziek zal worden geluisterd.

Als eerste moet worden gespeeld Somewhere in Time, een klassiek stuk van Rachmaninov (variatie op een thema van Paganini) dat de soundtrack vormt van de gelijknamige film uit 1980. Voor mij het symbool voor zowel de liefde als alle mensen, en niet alleen de vrouwen, die ik in mijn leven heb liefgehad. Vervolgens een nummer dat, sinds ik het de eerste keer hoorde, me elke keer duidelijker maakt waar het in het leven precies om draait: de relatie die je hebt met de mensen om je heen, of het nu familie of goede vrienden betreft: Family Tree van Venice. Een nummer dat speciaal geschreven lijkt voor dergelijke momenten en, wat mij betreft, mijn gevoelens op dit moment perfect verwoord. Het nummer waarmee ik de bijeenkomst wil laten eindigen is een redelijk onbekend nummer, maar wel een dat me, sinds ik het jaren gelden voor het eerst hoorde, elke keer nog steeds heftig kippenvel bezorgd: Le Matin Sur La Rivière van Eve Brenner (ook wel bekend onder de titel Aamu Joella). Het is op die klanken dat ik afscheid wil nemen van mijn dierbaren en aan mijn volgende avontuur beginnen. De muziek laat ruim voldoende ruimte aan de aanwezigen om voor zichzelf te bepalen of het een afscheid voor ‘even’ of voor ‘altijd’ gaat zijn, geheel afhankelijk van mijn relatie met de betreffende persoon. Een aantal heb ik, volledig in ‘jest’ overigens, al toegezegd om regelmatig te komen spoken als ik daar maar enige kans toe zie…

Maakt het stilstaan bij het eind van mijn eigen leven mij daarmee een somber mens? Nee. Heb ik angst voor dat einde? Ook niet echt, maar wat mij betreft mag het nog wel even duren voor het zover is. Wat dat betreft passen de woorden van mede-Hagenaar Paul van Vliet perfect: ‘..ik hoop dan dat ik van mijn sterfbed op zal staan en zeggen: Geef mij mijn jas eens aan, ik heb nog veel te doen!

31-08-09

vrijdag 21 augustus 2009

Verwondering

Ik moet er soms erg voor waken om niet mee te gaan in de negatieve teneur van het nieuws. Elke dag klotst er weer een stapel van op de deurmat, maar toch kan ik het niet laten ze te lezen. Waarom? Ik wil graag (een beetje) op de hoogte blijven van wat er in de wereld gebeurt, maar de belangrijkste reden is eigenlijk: ik ben gewoon nieuwsgierig.

En dat mis ik een beetje in de wereld. Want héél dicht daar tegenaan ligt iets wat misschien nog wel belangrijker is: verwondering. Verwondering zorgt ervoor dat we niet alleen ergens beter naar kijken, maar we krijgen er òòk een klein stukje mee terug van wat vroeger zo gewoon voor ons was.

Een van mijn weinige prettige jeugdherinneringen betreft pompstations langs de Franse Autoroute. Op zich een vreemde plaats om prettige jeugdherinneringen aan te koppelen, want het was er vooral warm, druk en vies, en het betekende dat we nog lang niet op de plaats van bestemming waren. Toch link ik mijn jeugdherinnering aan die pompstations, omdat er in het winkelgedeelte van die pompstations twee dingen waren die me mateloos fascineerden: de molen met Majorette autootjes en de mand met surprisezakken. Omdat ik een klein jongetje was, behoeft de fascinatie voor speelgoedautootjes eigenlijk geen verklaring. Je had ze met aanhanger en zonder, en werden gepresenteerd op een witte plastic ondergrond met rood/wit/gouden belettering en een hard doorzichtig plastic deksel. Ik weet nog goed hoe hebberig ik werd van al die glanzende autootjes, maar ik werd nog veel hebberiger van de mand met surprisezakken. Ze waren er in twee varianten: ‘Garçon’ en ‘Fille’, ofwel eentje voor jongens en eentje voor meisjes. En ik heb mijn ouders gek gezeurd om zo’n zak.

Ik moest en ik zou er eentje hebben, elke keer weer, zo’n enorme gekleurde puntzak met afgeplatte bovenkant. Maar, zoals dat vaak gaat, het verlangen ernaar was velen malen belangrijker dan het werkelijke hebben ervan. De inhoud stelde doorgaans tòch teleur. Een of ander goedkoop stuk plastic speelgoed (hoogstwaarschijnlijk geïmporteerd uit het Verre Oosten) dat onveranderd binnen vijf minuten aan gruzelementen lag, zonder dat er ooit nog hoop was op reparatie. Maar het was spannend, het was Frans, en dus moest ik het hebben.

Een onderdeel van de marketing van die dingen was dat je absoluut niet kon zien wat je kreeg, je kon dus niet kiezen. Als je voldoende geld van je ouders kon lospeuteren kon je dus alleen het lot laten bepalen welke zak je koos, de inhoud moest je dan maar op de koop toenemen.

Ik heb jaren niet aan die surprise zakken gedacht, tot ik begon aan een nieuw project. En voor dat project moest ik me inlezen en stootte daarbij op de vraag hoe we omgaan met de creativiteit van kinderen. En van wat ik daarover las werd ik niet bepaald vrolijk, want feitelijk hebben we tegenwoordig een schoolsysteem dat elke vorm van creativiteit en verwondering eruit ‘onderwijst’. We leren onze kinderen lezen, schrijven en denken op een manier die wellicht perfect aansluit bij wat bedrijven (zeggen te) willen, maar het systeem ontneemt ons tegelijkertijd vrij rigoureus het vermogen om ons te verwonderen over de wereld om ons heen, en onszelf kritische vragen te stellen of het niet anders kan.

Wie heeft er als kind niet door een vergrootglas in de tuin naar het gekrioel van mieren zitten kijken? Wie heeft er niet datzelfde vergrootglas gebruikt om veters, insecten en hun kleine zusje in brand te proberen te steken? In het eerste geval was er gelukkig nog sprake van verwondering over die kleine beestjes die, zonder duidelijk doel maar met zo’n geweldige massaliteit en overtuiging, op weg waren naar iets anders, naar een andere plek. Ik volgde de mieren op hun reis en vroeg me af hoe hun hol eruit zou zien. Hoe het zou zijn om zo klein te zijn en met zo velen onder de donkere grond te leven. Met hetzelfde vergrootglas bestudeerde ik ook de bloemen en de struiken in de tuin, de vleugels van een dode vinder die ik vond en die vreemde ribbeltjes op mijn vingertoppen.

Tegenwoordig zie ik veel kinderen onderuitgezakt en verveeld videospelletjes spelen. Daar heb ik op zich niets tegen, ik doe het zelf ook graag, maar ik mis daarin de vrijheid. Iemand heeft ergens een verhaallijn bedacht, en in plaats van zelf te bedenken welke richting het verhaal zich zou moeten ontvouwen, is de wereld teruggebracht met uitvinden welke gedachtekronkels de ontwerper erin heeft gestopt. Dat is dodelijk voor de creativiteit en, bovenal, de verwondering. De meest veelzeggende omschrijving van beide begrippen die, in mijn optiek erg dicht bij elkaar liggen, is deze:

Luister
Kijk
Wees nieuwsgierig
Stel vragen
Bedenk oplossingen
Leg verbanden


Kinderen hebben een hoop eigenschappen die ik koester, en een aantal die ik beduidend minder koester. De eigenschap die ik echter het méést koester is hun creatieve vermogen om met die grote ogen om zich heen te kijken en zich te verwonderen over alles wat ze zien. Een eigenschap die we zouden moeten behouden, moeten cultiveren en koesteren, en niet eentje die we er, zoals we de afgelopen decennia hebben gedaan, eruit moeten halen. Want mensen die (nog) met verwondering naar hun omgeving (kunnen) kijken, zien dingen die wij met z’n allen allang niet meer zien. Zij zien manieren en mogelijkheden om de dingen anders te doen, en het menselijke ras daarmee een stap dichter bij zichzelf (terug) te brengen. En waarom we dat niet zien, blijft voor mij een punt van verwondering.

21-08-09

woensdag 19 augustus 2009

Eerlijk

Het ANWB-blad De Kampioen heeft een onderzoek gedaan naar pizza’s. Da’s op zich al verwonderlijk, want dat is nu niet bepaald de expertise van de ANWB. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat ze slechts de pizza margherita onderzochten, de meest eenvoudige pizza die bestaat: een pizzabodem met daarop tomaten, mozzarella en basilicum. Het blijkt vooral uit hun conclusie: ‘meer dan de helft van de pizza’s bevatte te veel kaas’.

Dames en heren van de ANWB, een pizza kan NOOIT te veel kaas bevatten! Mits, en hier moet ik toch duidelijk een voorbehoud maken, de pizzabakker werkt met eerlijke en verse ingrediënten. Helaas schort het daar tegenwoordig nogal aan.
Uw chroniquer is een zelfbenoemd Gourmand, maar het wordt steeds moeilijker om betaalbaar lekker te eten. Het meeste wat in de gemiddelde supermarkt namelijk als voedsel wordt verkocht smaakt en ruikt niet eens naar het product dat het pretendeert te zijn, het bevat bovendien vaak veel te veel water en zout. De reden daarvoor zou, volgens velen, liggen in het feit dat het tegenwoordig niets meer mag kosten. De consument wil, volgens dezelfde critici, een kilo gehakt voor nog geen euro, en dat kan nu eenmaal niet.

Ik ben van mening dat het niet een kwestie van prijs alleen is. Het is ook een kwestie van smaak, waardering en tijd. Goed eten kost tijd, niet alleen tijdens de productie, maar ook tijdens de bereiding en tijdens het consumeren ervan. Vooral tijdens het consumeren ervan. Maar wie kan er tegenwoordig nog koken? Ik kan zelf redelijk uit de voeten in de keuken, maar ik ben beslist geen hoogvlieger. Toch steek ik mijlenver uit boven veel van de volwassenen die zeggen te ‘koken’, en daar slechts drie vingers voor gebruiken. Twee om de deur van de magnetron te openen, en één om de juiste tijd in te stellen. Dat is geen koken, dat is opwarmen! Ook ik heb van huis uit geen koken geleerd, een excuus dat vaak wordt aangehaald, ik heb het mezelf geleerd. Net als het bedienen van een wasmachine en het (netjes) strijken van een overhemd trouwens.

Mr. Spock zei ooit: ‘Earthfood has a way of comfortably expanding the abdominal wall’, en beter zou ik het niet kunnen omschrijven. Een goed maal, het liefst in aangenaam en inspirerend gezelschap, brengt een gevoel van voldaanheid en ‘wereldvrede’ met zich mee dat op geen enkele andere manier kan worden bereikt. Zeker niet met veel van de producten die men ons tegenwoordig in de maag wenst te splitsen. Roomboter bevat meer water dan boter, kipfilet idem dito. Beide producten die zo heel anders ervaren kunnen worden als…. En dat ‘als’ is nu precies waar het om draait.

Ik wil terug naar een wereld waarin de dingen weer eerlijk en duidelijk zijn. Niet alleen in de keuken, maar over de hele linie: in het onderwijs, het bedrijfsleven en bij de overheid. Gewoon de zaken weer terug in de juiste proporties. Op de Nederlandse akkers weer gewoon voedsel verbouwen, op de scholen weer onderwijs geven zodat we straks weer mensen hebben die weten hoe de wereld in werkelijk elkaar steekt, en politieke leiders die problemen oplossen in plaats van er maar weer een commissie op te zetten om het ‘probleem’ te bestuderen. Waarom moeten we in hemelsnaam varkens hier opfokken, ze naar Italië of Spanje exporteren om tot gedroogde ham te laten verwerken en ze dan weer als ‘specialiteit’ terugkopen? Da’s toch absolute kolder? Kunnen we dat zelf niet dan? Kunnen we niet samen afspreken dat we voornamelijk producten eten die traditioneel en op eigen bodem zijn ontstaan? En, om critici even een stap voor te zijn, dat staat integratie helemaal niets in de weg! Ben je dol op Waldolala-kikkers? Ga je die toch lekker kweken? Eet je liever springbok? Koop een paar meter hoge hekken en leef je uit! Wil je uitsluitend kouse(n)band? Textielfabrieken of landbouwgrond mag toch niet het probleem zijn?

19-08-09

P.S: Over varkens gesproken, ik zag in een TEDTalk trouwens een fragment van een instructievideo hoe in Denemarken dient te worden gehandeld bij kunstmatige inseminatie van zeugen. Ik vraag me ernstig af hoe onze eigen varkensboeren dat doen, maar ik heb nu allerlei plaatjes in mijn hoofd waaraan ik niet eens wil denken! (http://www.ted.com/talks/mary_roach_10_things_you_didn_t_know_about_orgasm.html )

woensdag 12 augustus 2009

Claimen

De inkt van de eerste positieve CBS-prognoses over volgend jaar is nog niet eens droog, en een PvdA-kamerlid heeft het succes alweer geclaimed. De PvdA-er Tang ziet in de positieve(re) voorspelling van het CBS het bewijs dat het ‘expansieve beleid van de overheid werkt’. Tang voegt daar nog aan toe: ‘Al onze ingrepen doen de vrije val van de economie stoppen. Maar we zijn er nog niet, de volgende stap wordt het creëren van banen, banen en nog eens banen.’

De woorden van Tang doen mij sterk denken aan de instelling van de Egyptische Overheid. Om als toerist van de Nijl naar de kust te kunnen reizen, dient daar namelijk verplicht politiebegeleiding te worden ingeschakeld. In de praktijk houdt dat dan in dat er zich om zes uur ’s morgens een aantal bussen en busjes bij een centraal punt melden vanwaar ze, onder begeleiding van een politiejeep, de tocht door de woestijn aanvangen.

Ik heb dat fenomeen in 2001 mogen observeren, een aantal dagen na de aanslagen in New York. De colonne vertrok, en binnen een minuut of tien was de politiejeep aan de horizon verdwenen om nooit meer bij het konvooi terug te keren. Op mijn vraag wat dan het nut was van dergelijke ‘begeleiding’ zei de gids met een meewarige glimlach: ‘De overheid houdt dit beleid krampachtig in stand. Er is al tien jaar geen enkel incident geweest, en DUS werkt het..’

Aan die uitspraak moest ik dus denken toen ik Tang’s woorden in de krant las. Voor mij is het alleen de vraag of de crisis nu ten einde lijkt te lopen dankzij, of ondanks de inspanningen van ons onvolprezen kabinet. En noem me maar een pessimist, ik neig nogal sterk naar het ondanks, en houd mijn hart dan ook vast voor de feestjes die vanaf vandaag weer gevierd gaan worden in Den Haag. Vanaf vandaag zijn de meeste ministers namelijk weer terug van hun zomerreces, en vanaf morgen vergadert het voltallige kabinet weer. Het zal dus wel niet lang duren voordat Wouter Bos weer volop in beeld verschijnt om te verklaren dat het toch vooral aan zijn inzet en kunde te danken is dat het allemaal zo goed is afgelopen met ons land.

Als minister van Financiën zou ik hem dan toch willen vragen om al die inzet en kunde dan eens in te zetten om in zijn eigen financiële huis eens ernstig orde op zaken te stellen. Er zijn tenslotte grote vraagtekens te zetten bij het optreden van de Nederlandse Bank in het Icesave debacle, net zulke vraagtekens zijn te plaatsen bij Bos’ eigen optreden bij het ‘redden’ van de banken. Banken welke overigens momenteel steeds hogere tarieven berekenen voor steeds minder diensten, en waar nog steeds erg moeilijk wordt gedaan als hardwerkende middenstanders geld nodig hebben om zakelijk verder te kunnen of zelfs maar te kunnen blijven bestaan. Bij de Belastingdienst tenslotte is òòk nog wat werk te verzetten. Met regelmaat worden we vergast op juichende berichten dat er weer een nieuwe overeenkomst is gesloten met de regering van een ander land en dus zwartspaarders steeds verder in het zijn gedrongen. Op zich een prima streven, maar waarom blijft de chaos bij de belastingdienst nog steeds bestaan? Zou het Bos niet sieren daar zijn onverdeelde aandacht eens op te richten? Want waarom moet ik als belastingplichtige steeds kopietjes blijven opsturen aan steeds weer nieuwe ambtenaren omdat die te beroerd zijn even in hun eigen systemen te kijken? Mijn boekhouder noemt dat lachend ‘omgekeerde bewijslast’, want als er dus iets fout gaat is het standaard MIJN schuld. Ik heb tenslotte niet voldaan aan het zoveelste verzoek of het verkeerde kopietje opgestuurd.

Desalniettemin ben ik blij dat het einde van de crisis in zicht lijkt. Er zijn immers al meer dan genoeg slachtoffers gevallen. Veel te veel mensen zijn buiten hun schuld hun baan en inkomen kwijtgeraakt, en bevinden zich dus nu in de klauwen van dezelfde overheid die er, bij het UWV althans, standaard maar vanuit gaat dat je de boel loopt te belazeren. Wellicht is dat dan een puntje wat Bos eens bij de verantwoordelijke collega kan aankaarten. Maar ik ben bang dat Bos daar geen tijd voor zal hebben, druk als hij het heeft met het opvijzelen van het imago van een falende partij met falend leiderschap.

12-08-09