zaterdag 15 december 2007

De grenzen van de vrijheid

In een drukbevolkt land als het onze waar veel kan en veel mag is het soms lastig uit te leggen waar de grenzen liggen, vooral aan jongeren. Zij leven immers in een heel ander wereldbeeld waarin vrijwel niets onmogelijk lijkt en alle mogelijkheden nog open liggen. Bovendien missen ze nog, en dat is geen verwijt maar slechts een constatering, de nodige levenservaring.
Jonge mensen denken dat zij de wijsheid in pacht hebben en, als gevolg daarvan, de oudere generaties hopeloos is ingedut en het volkomen verkeerd hebben gedaan. Dat is overigens niets nieuws, want elke generatie gaat door die fase heen. Want pas als je ouder wordt, en zodoende wat meer levenservaring hebt opgedaan, wordt het mogelijk zaken in een breder perspectief te plaatsen en er vanuit andere standpunten tegenaan te kijken. En dan, met die veranderende focus, kan het zomaar zijn dat ook je mening veranderd omdat er opeens begrip ontstaat voor de opvattingen van een ander.
Vrijheid van handelen is zo’n onderwerp waarover verschillende generaties regelmatig in de clinch liggen. Kinderen willen zelfstandig worden en zich vooral niet conformeren aan wat ouders en de omgeving van ze verwacht. Evolutionair gezien is dat één van de onderdelen van het succes van de soort. Bij elke nieuwe generatie worden namelijk ‘vertrouwde waarden’ tegen het licht gehouden en, waar nodig, aangepast. Als we dat niet zouden doen, en dus braaf eeuwenlang zouden doen wat onze voorouders ook al deden, zou onze soort langzaam maar zeker zijn aanpassingsvermogen kwijtraken en zou de soort op den duur uitsterven.
Toch zijn er bij die ‘vernieuwingsdrang’ wel enige kanttekeningen te plaatsen. Het grootste deel van het succes van dergelijke vernieuwingen hangt namelijk af van de manier waarop. Vaak is de oudere generatie best bereid om experimenten toe te staan, want experimenteren hoort namelijk óók bij het proces. Maar zodra het op een manier gaat die als té abrupt wordt ervaren, gaan de hakken in het zand. Zo’n manier getuigt namelijk van gebrek aan inzicht en respect voor de ander. En zodra er geen respect voor de (standpunten van de) ander is, is er ook geen ruimte meer voor dialoog. We leven met z’n allen namelijk op een kluitje en moeten dus, of we willen of niet, met elkaar samenwerken om een maatschappij te creëren waarin iedereen zich thuis voelt en waarin iedereen zich prettig en veilig kan voelen. Elkaar dus je eigen mening proberen op te dringen werkt dus niet, noch het star vasthouden aan je eigen standpunt en van de rest verwachten dat ze zich daarbij maar neerleggen. Of het daarbij nu om redelijk simpele onderwerpen als kleding, of meer gecompliceerde onderwerpen als religie gaat, respect en samenwerking staat aan de basis van een gezonde en levendige samenleving.
Kleed je zoals je wilt, leef zoals je wilt, eet wat je wilt en geloof wat je wilt. Daar is, op zich, geen probleem mee. Wanneer gaan er echter wel problemen ontstaan? Als, om het maar eens populair te zeggen, aan mij jouw vrijheid wordt opgedrongen. Of de mijne aan jou. Als we, als buren, in overleg met elkaar blijven en ervoor zorgen dat jij niet te veel last hebt van mij en ik niet teveel van jou, dan staat niets een vrij leven in de weg. Zo samen te kunnen leven vaagt echter meer inzet van alle betrokkenen dan je zou verwachten. Het vraagt namelijk vooral lef, inlevingsvermogen en vooruit kunnen denken. Lef? Ja, lef.! Lef om je open te durven stellen en kwetsbaar te zijn ten opzichte van je naaste. En dat is een lastige in deze mono-cultuur waarin vooral het ‘ik’ bovenaan staat. Het leven, en de samenleving al helemaal niet, is namelijk geen eenmansbedrijf. Het woord zegt het namelijk zelf al, het gaat om ‘samen’. In een prettige samenleving wordt het beste van jou en het beste van mij samengevoegd tot iets nog véél beters. Een situatie waarin jij kunt doen wat je wilt en ik net zoveel ruimte heb om mijn ding te doen. Als jij de hele dag in je blote kont door het huis wilt lopen is dat prima, doe dan alleen wel de gordijnen dicht. Als je muziek wilt luisteren op een hoog volume mag dat ook, doe het alleen wel met een koptelefoon op. Jouw muziek is prima, maar niet geheel mijn smaak. En dat jij niet van mijn klassiek of ‘ouwe-lullen-rock’ houd is tenslotte ook ok. Ik zet mijn koptelefoon wel op. Als ik mijn auto voor de deur parkeer hou ik er rekening mee dat jij er straks ook nog tussen moet kunnen. Als je vergeten hebt, of er even niet aan hebt gedacht, zet ik je vuilnisbak wel weer voor je deur. Doe ik niet moeilijk over. We moeten tenslotte samen een beetje happy kunnen leven. En weet je wat? Als we allemaal een klein beetje rekening met elkaar houden, een klein beetje op elkaar letten en voor elkaar zorgen wordt het leven van iedereen een stuk aangenamer. Het jouwe én het mijne. En zo héél moeilijk is het allemaal niet. Vraag je gewoon bij alles wat je wilt gaan doen af hoe het op een ander overkomt en of een ander er eventueel last van kan hebben. Als je kunt, beperk die overlast dan of, op z’n minst, waarschuw me even. Dan kan ik, als ik dat wil, zelf ook eventueel maatregelen treffen. Dan houden we het leefbaar en leuk, voor beide kanten. En dat wil jij, diep in je hart toch ook?

15-12-07