Als we het begrip beelddenken wat nader willen onderzoeken zijn er veel definities te vinden die, geschreven vanuit soms zeer verschillende disciplines, elkaar redelijk aanvullen en een breder licht laten schijnen op het fenomeen. De meeste definities gaan wederom uit van het kind in de schoolgaande leeftijd maar geven ons toch een heel aantal bruikbare handvaten waarop we verder kunnen bouwen.
“Beelddenken kan omschreven worden als ruimtelijk denken, een simultaan (gelijktijdig), non-verbaal denken. Het wordt ook een abstract visueel, synergetisch (samenwerkend, elkaar versterkend) of soms haptisch (tast) denken genoemd. Het is een geheel andere, vaak creatievere manier van denken, waarbij verschillende zintuigen gebruikt worden. Visualisatie is er daar een van, maar ook ruiken, voelen en horen maken er deel van uit. De term beelddenken is dus enigszins misleidend en ook beperkend, omdat het alleen aan beelden doet denken.”
G. Bromberger, 2004 in ´De kracht van beelddenken. Een creatieve manier om koers te bepalen voor individu, team en organisatie´
“ Beelddenken is een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt. Het is denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, die men (gewoonlijk) rond het vijfde, zesde jaar loslaat ten gunste van het zogenaamde begripsdenken.”
Nel Ojemann 1987
“Beelddenkers zijn individuen die denken in beelden in plaats van in woorden.
Hun hersenen zijn anders georganiseerd dan bij de woorddenkers. Ze leren ook beter visueel dan auditief, en als het klikt blijft het geleerde permanent aanwezig.
Ze leren iets als geheel en moeten eerst het grote beeld zien voordat zij de details kunnen opnemen.
Linda Kreger Silverman Ph.D in ´Omgekeerd Briljant´ 2005
“Beelddenkers ordenen hun wereld bij voorkeur met niet-talige middelen. Ze zien beelden van situaties en gebeurtenissen, waarin meerdere zaken tegelijkertijd zichtbaar worden.”
www.thuisonderwijs.net/beelddenken/beelddenken-studiedag-1996-verslag.rtf
“Beelddenkers staan door hun andere manier van denken heel anders in het leven. Soms zo opmerkelijk anders, dat hun gedrag opvalt of stoort. Hun speciale manier van leren en denken wordt vaak niet onderkend of naar waarde geschat.
Noemenswaardig is dat iedere beelddenker anders (beeldend) denkt, maar wat alle beelddenkers gemeen hebben is dat het een denken met weinig of zelfs zonder taal is. “
www.thuisonderwijs.net/beelddenken/beelddenken-studiedag-1996-verslag.rtf
“Beelddenkers denken volgens een oorspronkelijk denkproces waarbij visuele, auditieve en zintuiglijke informatie gelijktijdig wordt verwerkt. Zij nemen fysionomisch waar, dit is waarnemen met zintuigen en niet door kennis……Bij Beelddenkers moet de verbaal binnenkomende informatie worden omgezet in beelden, en deze beelden moeten weer worden omgezet in woorden.”
Anneke Bezem en Marion van Coolwijk in ´Beelddenken in de praktijk´ 2003
19-05-08III
Ik ben dit Blog begonnen om een podium te hebben voor mijn gedachten. Alle teksten, meningen en afbeeldingen op deze blog zijn dan ook van mij en van mij alleen. Het is dan ook niet toegestaan om tekst/delen van tekst/afbeeldingen etc van deze blog te gebruiken zonder mijn uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming. Als je wilt reageren op een bericht of iets anders wilt zeggen of mededelen dan lees of hoor ik dat graag!
maandag 19 mei 2008
Deel 6: Het fenomeen beelddenken, begripsdenken versus beelddenken
Zoals we gezien hebben, bestaat de term ‘beelddenken’ al tientallen jaren. Ze is afkomstig van de Haagse logopediste Maria J. Krabbe (1889 -1965), die in de jaren dertig met de theorie kwam dat er mensen zijn die in beelden denken in plaats van in taal. Krabbe constateert dat een aantal kinderen uit haar praktijk anders communiceren. Bovendien stelt ze vast dat er een discrepantie is tussen hun taalvaardigheid en hun vaardigheden op andere terreinen. Ze noemt dit fenomeen beelddenken, en omschrijft het in eerste instantie als ‘een denken in beelden en gebeurtenissen’. Dit in tegenstelling tot begripsdenken dat een denken in woorden en begrippen is.
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen. De voornaamste daarvan zijn steeds gericht op kinderen in de schoolgaande leeftijd en, helaas, nog maar weinig op volwassen beelddenkers. Toch kunnen we uit de gedane studies een heel aantal conclusies door trekken naar de wereld van de volwassenen.
19-05-08II
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen. De voornaamste daarvan zijn steeds gericht op kinderen in de schoolgaande leeftijd en, helaas, nog maar weinig op volwassen beelddenkers. Toch kunnen we uit de gedane studies een heel aantal conclusies door trekken naar de wereld van de volwassenen.
19-05-08II
Deel 5: Het fenomeen beelddenken, leren
Welk probleem we krijgen ook in het leven krijgen voorgeschoteld, hoe we dan ook denken, welke taak we moeten zien te klaren of welke eigenschap ook aan welke hersenhelft wordt toebedeeld, de jonge hersenen moeten, voor ze er überhaupt aan toe zijn, nog heel veel leren. En dat doen we, per definitie, op school.
In deel 4 hebben we het over verschillende manieren van denken gehad, maar als we naar het leerproces kijken, valt meteen op dat er twee heel verschillende leerstijlen zijn, een verbale en een non-verbale.
Verbale begripsvorming, ofwel begripsdenken, betekent denken met woorden en de klanken van de woorden en zit dus meer in de linker hersenhelft.
Non-verbale begripsvorming daarentegen, het beelddenken dus, betekent denken in beelden van begrippen of ideeën, zit dus meer in de rechter hersenhelft.
Begripsdenken is lineair. Het volgt de structuur van de taal. Iemand die er gebruik van maakt, vormt in gedachten, woord voor woord de zinnen. Deze manier van denken gebeurt met ongeveer dezelfde snelheid als spreken. Iemand die normaal spreekt, produceert ongeveer 150 woorden per minuut, oftewel 2,5 woord per seconde.
Beelddenken is evolutionair. Dat wil zeggen dat het beeld, dat de beelddenker voor zich ziet, ‘groeit’ naarmate het denkproces begrippen toevoegt. Deze manier van denken gaat veel sneller, vermoedelijk zelfs duizenden malen sneller, dan het begripsdenken.
Het zetten van deze stap is een lastige. Niemand staat er vaak bij stil hoe hij, of zij, nu eigenlijk denkt, en al helemaal niet dat er ook nog mensen zijn die het radicaal ánders doen. Als referentie gebruik je tenslotte steeds hoe het bij jezelf werkt. Toch is ook deze materie geen wet van ‘Meden en Perzen’ noch een kwestie van zwart/wit. De meesten van ons gebruiken namelijk beide stijlen door elkaar. Ze hebben een sterke voorkeur voor de ene of voor de andere stijl, maar beide stijlen zijn in elk van u aanwezig. Voor dagdromen bijvoorbeeld, of het terugdenken aan die heerlijke vakantie in de Provence, zult u eerder geneigd zijn om in beelden te denken. Als u bijvoorbeeld een probleem moet oplossen met een debiteur die maar niet wil betalen, zult u echter eerder kiezen voor de verbale manier, al dan niet hardop. LOL
Voor een select groepje echter is de keus niet zozeer welke stijl ze willen gebruiken, voor hen bestaat de wereld voor het grootste deel uit ‘plaatjes’. En over hen wil ik het vooral met u hebben.
Belangrijk hierbij is om ook nog op te merken dat, om het verhaal luchtig te houden, we uitgaan van gemiddelden. Als je begripsdenkers en beelddenkers als tegenovergestelden van hetzelfde spectrum beschouwt zijn, in het grote gebied tussen daartussen, vele varianten en mengvormen mogelijk. Niemand is tenslotte 100% het een of het ander. Daarvoor zijn mensen te uniek en onderling te verschillend. Om het verhaal niet al te ingewikkeld te maken, gaan we daarom niet al te veel in op de diverse gradaties en beperken we ons meer tot wat algemeen te zeggen valt. In dit verhaal gaat het tenslotte om het fenomeen dat ik wil overbrengen en niet over specifieke gevallen.
19-05-08
In deel 4 hebben we het over verschillende manieren van denken gehad, maar als we naar het leerproces kijken, valt meteen op dat er twee heel verschillende leerstijlen zijn, een verbale en een non-verbale.
Verbale begripsvorming, ofwel begripsdenken, betekent denken met woorden en de klanken van de woorden en zit dus meer in de linker hersenhelft.
Non-verbale begripsvorming daarentegen, het beelddenken dus, betekent denken in beelden van begrippen of ideeën, zit dus meer in de rechter hersenhelft.
Begripsdenken is lineair. Het volgt de structuur van de taal. Iemand die er gebruik van maakt, vormt in gedachten, woord voor woord de zinnen. Deze manier van denken gebeurt met ongeveer dezelfde snelheid als spreken. Iemand die normaal spreekt, produceert ongeveer 150 woorden per minuut, oftewel 2,5 woord per seconde.
Beelddenken is evolutionair. Dat wil zeggen dat het beeld, dat de beelddenker voor zich ziet, ‘groeit’ naarmate het denkproces begrippen toevoegt. Deze manier van denken gaat veel sneller, vermoedelijk zelfs duizenden malen sneller, dan het begripsdenken.
Het zetten van deze stap is een lastige. Niemand staat er vaak bij stil hoe hij, of zij, nu eigenlijk denkt, en al helemaal niet dat er ook nog mensen zijn die het radicaal ánders doen. Als referentie gebruik je tenslotte steeds hoe het bij jezelf werkt. Toch is ook deze materie geen wet van ‘Meden en Perzen’ noch een kwestie van zwart/wit. De meesten van ons gebruiken namelijk beide stijlen door elkaar. Ze hebben een sterke voorkeur voor de ene of voor de andere stijl, maar beide stijlen zijn in elk van u aanwezig. Voor dagdromen bijvoorbeeld, of het terugdenken aan die heerlijke vakantie in de Provence, zult u eerder geneigd zijn om in beelden te denken. Als u bijvoorbeeld een probleem moet oplossen met een debiteur die maar niet wil betalen, zult u echter eerder kiezen voor de verbale manier, al dan niet hardop. LOL
Voor een select groepje echter is de keus niet zozeer welke stijl ze willen gebruiken, voor hen bestaat de wereld voor het grootste deel uit ‘plaatjes’. En over hen wil ik het vooral met u hebben.
Belangrijk hierbij is om ook nog op te merken dat, om het verhaal luchtig te houden, we uitgaan van gemiddelden. Als je begripsdenkers en beelddenkers als tegenovergestelden van hetzelfde spectrum beschouwt zijn, in het grote gebied tussen daartussen, vele varianten en mengvormen mogelijk. Niemand is tenslotte 100% het een of het ander. Daarvoor zijn mensen te uniek en onderling te verschillend. Om het verhaal niet al te ingewikkeld te maken, gaan we daarom niet al te veel in op de diverse gradaties en beperken we ons meer tot wat algemeen te zeggen valt. In dit verhaal gaat het tenslotte om het fenomeen dat ik wil overbrengen en niet over specifieke gevallen.
19-05-08
Abonneren op:
Posts (Atom)