vrijdag 17 april 2009

Rouwproces II

Net weer een beetje terug mens en dan gevecht moeten leveren met je werkgever over je baan. Ik wist al dat mijn oorspronkelijke functie, althans de benaming ervan, was opgeheven. Bovendien wist ik, al sinds de overname in 2004, dat men mij graag kwijt wilde. Maar dat mijn werkgever tot deze leugens in staat zou zijn kan ik nog steeds niet goed begrijpen. Vooral ook niet omdat er voor mij, én na mij, meer collega’s voor de rechter hebben gestaan die vrijwel allemaal óók van de rechter gelijk hebben gekregen. Omdat al die rechtszaken echter bij verschillende rechtbanken door het hele land hebben gediend, is er dus geen rechter geweest die eens in de archieven is gedoken en bekeken heeft dat deze werkgever wel heel veel personeel heeft dat opeens niet meer deugd.

Ik besef me heel goed dat ik die strijd niet aan zal gaan: ik win er niets mee en het levert me feitelijk ook niet veel op. Wat zou een rechter namelijk kunnen zeggen? ‘Foei, mijnheer de werkgever, dat mag u nooit meer doen!’ of zoiets? Ik twijfel trouwens of er überhaupt een zaak van te maken zou zijn, want je kunt aanvoeren dat het steeds om verschillende gevallen en verschillende mensen gaat. Toch steekt het dat het steeds dezelfde werkgever betreft en dat er verder nog tal van acties zijn uitgevoerd waarbij mensen meer werk moesten doen tegen minder slaris. Iets waar ze bepaald niet de schoonheidsprijs mee verdienen, zeker niet als je meeneemt hoe dergelijke ‘afspraken’ tot stand komen.

Maar goed, de situatie is nu eenmaal zoals ze is en ik moet verder. Toch merk ik dat het toch voelt als een rouwproces. Een rouwproces waarbij, vlak voor het eind, dingen zijn gezegd en beweerd die ronduit verzonnen en gelogen zijn. Zo had mijn werkgever een mail aan zijn dossier tegen mij toegevoegd waarin mijn liefste de vele vrienden bedankte voor hun belangstelling, bezoekjes en bezorgdheid in de meest spannende weken. Heel slim had ze een mailgroep aangemaakt zodat ze het hele verhaal niet steeds opnieuw hoefde te vertellen, iedereen kreeg regelmatig een schriftelijke update met de laatste nieuwtjes en vooruitzichten.

Nu had ik gesteld dat mijn werkgever ronduit nalatig was geweest tijdens zowel de hernia- als de daarop volgende ziekenhuisperiode. Om dit te kunnen weerleggen had men de hand weten te leggen op dat bedank-mailtje en dacht daarmee te kunnen aantonen dat ze wel degelijk betrokken waren geweest, men had namelijk dat bewuste mailtje. Alleen was nogal opvallend dat alle geadresseerden waren verdwenen. Wij konden gelukkig simpelweg aantonen dat niemand op het hoofdkantoor op de adressenlijst stond en dat de dankwoorden in het bericht dus helemaal niet voor hen waren bedoeld. Een ander opmerkelijk item was de brief waarin de beëindiging van mijn allereerste halfjaars-contract in 1989 werd aangekondigd. Die brief was aan het dossier toegevoegd onder het mom van ‘’…toen wilden ze hem ook al kwijt!’ Maar ook daar was het weerwoord simpel door te stellen dat dit een automatisch brief betrof, en er een heleboel mensen bijna twee decennia lang hadden zitten slapen als ik negentien jaar later nog steeds in diens bleek te zijn.

Wat me ook erg tegen stond was de pogingen die men deed om mijn functie-inhoud af te zwakken. Er werd van alles beweerd, maar ik kon elke bewering tegenspreken en onderbouwen met officiële memo’s en brieven, stuk voor stuk ondertekend door mijn werkgever en/of personeelszaken. Stukken waarin precies het tegenovergestelde werd medegedeeld van wat men nu probeerde te beweren. Gelukkig was de rechter niet bevattelijk voor het slappe verweer van ‘..dat hebben we zo meegedeeld voor het personeel! De werkelijkheid was anders…’

En nu zijn we ruim een half jaar verder. Ik ben druk bezig een nieuw leven op te bouwen te midden van alle verdriet die sindsdien over ons is uitgestort. De ernstige en levensbedreigende ziekte van mijn schoonvader, de voortschrijdende ziekte van mijn eigen vader en diens uiteindelijke opname en, last but not least, het overlijden van mijn lieve schoonmoeder na een lange en moedig gedragen ziekte. En ik begrijp ook wel dat het behoorlijk veel is wat we de afgelopen jaren te verstouwen hebben gekregen. We zitten nog middenin het afscheid nemen van ‘Mammie P.’ (zoals ik haar noemde) en intussen is er her en der weer het een en ander gebeurd, zoals mijn beste vriend die door een hele moeilijke periode heen gaat. Als mens kan me dat nu eenmaal bepaald niet onberoerd laten, vooral niet als je er zo dicht bij betrokken bent. Vreemd is het dus bepaald niet als de pijp op een bepaald moment even leeg blijkt te zijn. En dat komt eigenlijk nooit uit. Ik zit middenin een leertraject en moet over een paar weken een volgende ‘proeve van bekwaamheid’ afleggen. Voor dat het echter zover is moet ik nog een hele berg werk verzetten, maar er komt niet veel goeds uit mijn handen momenteel.

Daarom heb ik besloten deze dagen tot ‘mij-tijd’ te bestempelen. Tijd waarin ik even niets hoef en waarin in ook even niets anders ga doen dan voor mezelf en voor mijn allerliefste zorgen. Morgen staat een etentje op het programma met mijn beste vriend en zijn vriendin, een ‘first’ na alle perikelen van de afgelopen weken. Ik hoop dat we dat etentje kunnen afsluiten, een goed glas wijn in de hand, met een positieve kijk op de toekomst. Ik ben namelijk allesbehalve negatief gestemd over die toekomst, het positieve is alleen een beetje ondergesneeuwd.

De komende dagen ga ik dus vooral gebruiken om voor mezelf een aantal zaken af te sluiten, of ik ga in ieder geval een poging daartoe doen. En ook al zitten de omgevingsfactoren niet echt mee, er is meer dan genoeg om blij mee te zijn en dat moet weer naar de voorgrond. Bovendien moet ik me weer gaan realiseren dat ik wel een vriend of echtgenoot kan zijn, maar dat ik niet van mezelf hoef of kan verwachten dat ik een ieders problemen kan oplossen. Er zijn en luisteren is vaak al genoeg, al zou ik dolgraag vaak zoveel méér voor mijn dierbaren willen betekenen. Daarna gaat mijn focus terug naar het KEB-traject. Ik kan en wil dat succesvol afsluiten. De komende twee presentaties moeten dus gelikt en goed worden, al weet ik momenteel nog bepaald niet hoe. Maar lukken gaat het!

En dat rouwproces? Tijd heelt vele wonden, maar bepaald niet alle. Er is mij onrecht aangedaan, er is ronduit gelogen, maar ik ben in het gelijk gesteld. Toch blijft er ergens het gevoel hangen dat ik tegelijkertijd heb verloren. Een gevoel dat ik dus los moet zien te laten omdat het me hindert in wat ik aan het opbouwen ben: een nieuw leven en een nieuw bedrijf.

Een paar nachten goed en lang slapen zal ook helpen, net als een zonnetje en het vooruitzicht dat ‘D’Olle Grieze’ (= mijn grijze 2CV) binnenkort weer van stal kan. Eind mei gaan mijn liefste en ik op vakantie, een welverdiende vakantie. Ik hoop dan ook op het vliegtuig te kunnen stappen met één gedachte in mijn hoofd: ‘het was best zwaar allemaal, maar we hebben het gered!’ Om dan na de vakantie uitgerust en bruinverbrand terug te keren, trappelend van ongeduld om mijn nieuwe bedrijf officieel van start te laten gaan!

17-04-09 II

Rouwproces I

Soms is het best lastig toe te geven dat ik ook maar een mens ben, dat ook ik last kan hebben van een heel scala aan emoties. Ik bemerkte de laatste weken dat mijn enthousiasme afnam en er weinig nieuws of briljants uit mijn brein of pen ontsproot, en dat baarde me enigszins zorgen.
Nu heeft iedereen wel eens periodes waarin het allemaal wat minder gaat, maar ik voelde me bovendien moe, geïrriteerd en rusteloos. Iets wat bepaald niet mijn normale ‘staat’ is zeg maar. Dus, terwijl ik buiten op een paaltje voor het gebouw van de KEB in de zon een peukje zat te roken, liet ik de gebeurtenissen van de laatste jaren aan me voorbij trekken, en kwam ik tot de conclusie dat het helemaal niet zo vreemd was dat ik me zo moe voelde.

Eerst de hernia en bijbehorende operatie in 2004. Op zich niets bijzonders, er vinden dagelijks honderden van dergelijke operaties plaats, maar in dit geval wel omdat het zo lang duurde voor ik eindelijk geopereerd werd. ‘Ga eerst maar eens acht weken plat,’ had de huisarts geroepen ‘dan gaat het waarschijnlijk vanzelf wel over…’ Helaas dus niet, en pas na het maken van een scan in Rotterdam bleek de werkelijke ernst van de situatie. Ik herinner me nog goed hoe ik het centrum binnenstrompelde en hoe, na afloop, een van de aanwezige personeelsleden op me af kwam en zei dat ze nu begreep waarom ik zo moeilijk vooruit kwam.

Na de uiteindelijke operatie volgde een lang hersteltraject, mede veroorzaakt door het feit dat ik zo lang plat had gelegen: van mijn uithoudingsvermogen en spierkracht was derhalve weinig meer over. Kort daarna zat ik alweer bij de dokter met een heel scala aan vage klachten. En weer duurde het erg lang. Dit keer echter omdat men maar niet kon vinden wat er mis was. En het maar uitblijven van duidelijkheid was een van die zaken die mijn werkgever later aangreep om aan te kunnen tonen dat ik me liep aan te stellen.

Een meedenkende en oplettende arts bracht, eind 2006, licht in de duisternis. Geen plezierig nieuws, maar nu was eindelijk duidelijk wat mijn pijn, mijn moeheid en radicale gewichtsverlies veroorzaakte. De situatie bleek zelfs zo ernstig dat er snel ingegrepen moest worden omdat het anders helemaal niet meer hoefde.

In begin september 2006 ging ik onder het mes, en een paar dagen later nog een keer omdat het even dreigde alsnog fout te gaan. En ik heb, tot op dat moment, nooit geweten hoe zwak en hulpbehoevend een mens zich soms kan voelen. Steeds maar liggend in een bed lijkt het allemaal wel mee te vallen..tot je tien minuten in een stoel hebt gezeten. Maar gelukkig waren beide operaties geslaagd en kon ik gaan werken aan een zéér langdurig herstel.

Nu had mijn werkgever tijdens die maanden in het ziekenhuis weinig tot niets van zich laten horen. Af en toe het verplichte kaartje of een bos bloemen. Maar van de vele gezichten die ik aan mijn bed mocht ontvangen, waarvan vele van collega’s, mijn baas liet zich niet zien.

Achteraf weet ik dat hij hoopte dat ik niet uit de operatie zou komen, omdat hij dan op een gemakkelijke en goedkope manier van mij af zou komen. Helaas voor hem liep het anders, maar toen ik na bijna een volledig jaar weer zover was dat ik een paar eenvoudige werkzaamheden kon oppakken, begon het gepest pas echt. Ik begon ergens in maart 2008 weer met werkzaamheden, maar voor eind mei had ik al een hele stapel schriftelijke waarschuwingen en werd ik op non-actief gesteld. Praten had geen zin, want er was maar één ding wat men wilde: men wilde dolgraag van mij af.
En een paar weken later stonden we dan voor de rechter die, wel gehoopt maar nooit verwacht, volledig partij voor mij koos. De eis tot ontbinding van het arbeidscontract zonder vergoeding wegens schuld aan mijn kant werd binnen tien minuten van tafel geveegd. De rechter oordeelde echter wel dat de arbeidsverhoudingen dermate verstoord waren dat herstel onmogelijk werd geacht, en vroeg mij wat ik verder wilde.

Begin juli 2008 werd het vonnis uitgesproken: ik was mijn baan kwijt na 19 jaar dienstverband, maar ik kreeg nog wel een zakcentje mee. En daarmee lag mijn hele leven wederom overhoop.


17-04-09 I