Zodra ik met het mooie weer door de buurt rijd zie ik ze zitten, de Sociale Dienstplichtigen. Ze zitten massaal in hun met beeldjes versierde stenen voortuintjes aan hun tafeltje bier te drinken. En het maakt niet uit of ik ´s morgens naar mijn werk ga of ´s avonds op weg ben naar huis, ze zitten er zodra de temperatuur het toelaat. Altijd.
Elke keer als ik ze zie overvalt me een gevoel van teleurstelling. Teleurstelling over het feit dat er zo vele mensen blijkbaar buiten de boot vallen en hun dagen op dergelijke wijze slijten.
En natuurlijk gun ik het mensen om te genieten van het mooie weer en dan het liefst met zoveel mogelijk familie en vrienden maar ik gun ze ook iets anders, een gevoel van eigenwaarde. Het gevoel van eigenwaarde dat je krijgt door een waardevol en bijdragend lid van de gemeenschap te zijn. Natuurlijk weet ik ook wel dat een ieder zijn eigen verhaal heeft en er legio redenen te bedenken zijn waarom iemand, al dan niet tijdelijk, aan de kantlijn staat. En ik zal de laatste zijn om een beschuldigende vinger te wijzen. Ik wil het namelijk niet hebben over schuld, over eventueel verkeerd genomen beslissingen en soms zelfs domme pech. Nee, het wijzen van een beschuldigende vinger heeft nog nooit iemand die in een dergelijke situatie verzeild is geraakt geholpen zijn of haar leven weer op de rails te krijgen. Daarom is het beter een positieve benadering te kiezen en daarom zou ik een groot voorstander zijn van een ánder soort ´Sociale Dienstplicht´. Het soort dat ervoor zorgt dat er niet zoveel energie en mogelijkheden verloren gaan en bovendien voorkomt dat mensen steeds dieper in het grote zwarte gat terecht komen. Met de steeds groeiende vergrijzing en alle uitdagingen die dát met zich meebrengt zijn er zoveel dingen te doen die nu, meestens door geldgebrek, nu niet gebeuren en juist het leven voor hen die hun leven lang hebben bijgedragen aan de na-oorlogse opbouw van onze maatschappij zo veel makkelijker en aangenamer kunnen maken. Of neem het enorme leger van langdurig zieken en gehandicapten die vaak in een isolement terecht komen en door allerlei oorzaken vaak niet goed meekunnen in de moderne maatschappij. Zou het niet geweldig zijn als we daar, werkenden en niet-werkenden, samen iets aan zouden kunnen doen? Wellicht komt het voort uit mijn oude padvindersziel, maar één goede daad per dag levert al een wereld van verschil op in het leven van hen die niet in elke situatie evengoed (meer) voor zichzelf kunnen zorgen. Soms zijn het juist die héle kleine dingen die voor haast onoverkomelijke barrières zorgen en die, zonder bovenmatige inspanning van een willekeurige naaste vaak even simpel als doeltreffend op te lossen zijn. Denk maar aan het uitlaten van de hond van je oude buurvrouw, het buitenzetten van het vuilnis voor je bovenbuurman die zijn been heeft gebroken, het even aan je invalide overbuurman vragen of er nog iets nodig als je tóch naar de supermarkt gaat. Is het zo erg om een deur voor een ander open te houden, één stuk zwerfvuil van straat op te pakken of eens iemand te helpen met oversteken? Het zijn juist vaak die dingen waarmee je een ander een grote dienst kunt bewijzen en een vaak nog groter plezier mee kunt doen.
Ik wil daarom voorstellen om op elke school, ongeacht de signatuur of overtuiging, extra studiepunten toe te kennen voor hen die daadwerkelijk elke dag hun ´goede daad´ doen. Als we nu eens beginnen met alle kinderen vanaf een jaar of acht een persoonlijk ´goede-daden-boekje´ te geven waar ze ´de daad van de dag´ in kunnen noteren. Aan het eind van elke maand leveren ze dat boekje dan in bij de leraar en die kent extra punten, of privileges, toe aan diegenen die dagelijks wat hebben ingevuld en ze leren tegelijk hoe het voelt om iets te doen dat de hele gemeenschap ten goede komt. Het kost niet veel en levert, mijns inziens, alleen maar voordelen op. En die voordelen worden, mettertijd, alleen maar groter als de kringen op het wateroppervlak.
10-08-07