Aartsbisschop Wim Eijk van Utrecht vindt dat schrijver Hugo Claus ten onrechte als een moedige, een heilige, wordt neergezet, omdat de schrijver zelf zijn levenseinde bepaalde. ´Uiteindelijk getuigt de zelfverkozen dood van een gebrek aan moed, het toegeven aan lijdensangst´ zegt Eijk in een interview met de Staatscourant. Hij merkt daarbij op dat hij het juist van moed vindt getuigen als mensen hun eigen kwetsbaarheid onder ogen durven zien en ook de aantasting van hun gezondheid durven ondergaan. Eijk wijst elke vorm van actieve levensbeëindiging af omdat, in zijn woorden, ´het lichaam zijn intrinsieke waarde blijft behouden. De mens heeft zijn bestemming in God, in het eeuwige leven´.
Laat ik voorop stellen dat ik persoonlijk niet zo heel veel op heb met geloof, van welke richting, stroming of invulling dan ook. Ik ben dan wel niet opgevoed in de tradities van een bepaalde overtuiging, maar heb door een brede schoolloopbaan op verschillende Christelijke scholen, of dat Christelijk nu met een ´G´ of een ´K´ werd uitgesproken, wel genoeg meegekregen om te kunnen bepalen dat mijn overtuigingen elders lagen.
Nu heeft Eijk, vanzelfsprekend, het recht om zijn mening te verkondigen, net zoals u en ik dat hebben. Het grote verschil is echter dat Eijk niet op persoonlijk titel spreekt, maar vanuit een functie binnen een van ´s werelds grootste religieuze organisaties. Een organisatie bovendien, die al sinds eeuwen beweert ´de waarheid´ in pacht te hebben, en die bovendien ook nog eens kwistig uitstrooit over miljoenen volgelingen over de hele wereld. Helaas is daarbij het recht op zelfbeschikking van het individu ondergeschikt aan de doctrine, en juist dat recht op zelfbeschikking, het zélf kunnen bepalen waar mijn –al dan niet ethische- grenzen liggen, ligt mij bijzonder na aan het hart.
Uit persoonlijke ervaring weet ik donders goed dat er een punt in het leven kan komen dat de koek op lijkt te zijn, of dit nu aan psychische of fysieke oorzaken te wijten is. Ik heb ze beiden in ruime mate voorbij zien komen. Toch heb ik er, hoe dicht ik er ook tegenaan heb gezeten, nooit echt over nagedacht om er een einde aan te (laten) maken. Niet zozeer omdat zulks niet mocht van die ´Meneer in Rome´, maar meer omdat ik dan verloren zou hebben van het leven zelf. Voor mij zijn er in de samenstelling van dit aardse bestaan een paar regels duidelijk: je wordt geboren, je leeft en je gaat ook weer dood. Dat zijn zo´n beetje de enige regels waar iedereen op de wereld niet onderuit kan. De kunst is echter om invloed te kunnen uitoefenen op de manier waarop. En dan heb je het alleen nog over de laatste twee. Niemand kan tenslotte fysiek heel veel bepalen omtrent de omstandigheden van en rond zijn geboorte. De enige invloed die je hebt, hoe beperkt die ook zal blijken te zijn, kun je uitoefenen op de manier van leven en de manier hoe dat leven straks eindigt. En die ´zekerheden´ wil ik graag, voor zover mogelijk, in eigen hand houden.
Toen ik een twee jaar terug in het ziekenhuis lag en er twijfel was gerezen of mijn lichaam sterk genoeg zou zijn om de volgende operatie te overleven, was er bij mij geen echte twijfel. Wat er scheelde was eindelijk ontdekt en kon gerepareerd worden. Ik ben de operatie dan ook ingegaan met de vaste overtuiging dat ik het zou overleven en dat het allemaal goed zou komen. Het simpele feit dat ik hier nu zit om deze gedachten op papier te zetten, getuigt van het feit dát het ook goed is gekomen. Inmiddels ben ik ook weer klaar om de volgende uitdagingen aan te gaan die het leven op mijn pad heeft geplaatst. Uitdagingen die, eenmaal overwonnen, steevast weer gevolgd zullen worden door nieuwe. Steeds opnieuw, en slechts variërend in grootte en zwaarte.
Toch heb ik een hoop om blij mee te zijn. Elke dag ben ik trots en blij dat ik er ben, vooral dankzij de kennis en kunde van al die mensen die me hebben behandeld, én de onuitputtelijke steun en liefde van mijn dierbaren. Ik kan nog elke dag stil worden als ik me realiseer hoe gelukkig ik me mag prijzen dat er zoveel mensen zijn geweest die de tijd en de moeite hebben genomen om hun zorgen, gevoelens en vriendschap in die moeilijke tijden met ons te delen. En, ook al is het nooit echt zover gekomen, voor mij is de keuze altijd relatief eenvoudig geweest. Indien er op enig moment sprake was geweest van het feit dat ik niet meer als zelfstandig individu zou kunnen functioneren, er geen controle meer zou zijn geweest over eigen lichaam en geest, dan was dàt het moment geweest om te gaan informeren naar andere opties. Opties die ik dan, in overleg met een klein groepje dierbaren, zou hebben besproken en afgewogen. Maar de uiteindelijke beslissing zou, na zorgvuldige afweging van alle argumenten, altijd bij mij hebben gelegen. Het is een grondrecht dat ik graag houd en, mocht het ooit nog een keer zover komen, wil kunnen uitoefenen. Als mens heb je in het leven al niet zo heel veel te vertellen, hoeveel controle je ook tracht naar je toe te trekken. Er zullen altijd externe factoren zijn die roet in het eten blijven gooien. Het is mijn baken in die woelige zee om te bepalen tot hoe ver ik met die invloed kan leven. Daar mag iedereen zijn eigen mening over hebben en die nog uitspreken ook. Maar zodra voor mij het leven geen recht meer doet aan wat mij tot mens en tot dat unieke individu maakt dat ik ben, wil ik het recht hebben over een eventueel einde te kunnen beslissen. Dat is namelijk zoveel meer dan zelfbeschikking, dat heeft òòk te maken met respect, en zelfrespect in het bijzonder. Met moed, of een gebrek daaraan, heeft het hoegenaamd niets te maken.
30-04-08