vrijdag 9 mei 2008

Deel 1: Het fenomeen beelddenken, een stukje geschiedenis

Ik kwam voor het eerst in aanraking met het fenomeen beelddenken tijdens een loopbaanheroriëntatie die ik deed in Delft in 2000, en sindsdien heeft het fenomeen me nooit meer losgelaten.
Er zijn verschillende definities van het begrip beelddenken in omloop. Zo omschrijft Bromberger in zijn uitgave ´De kracht van beelddenken. Een creatieve manier om koers te bepalen voor individu, team en organisatie´ uit 2004 het als volgt:


´Beelddenken kan omschreven worden als ruimtelijk denken, een simultaan (gelijktijdig), non-verbaal denken. Het wordt ook een abstract visueel, synergetisch (samenwerkend, elkaar versterkend) of soms haptisch (tast) denken genoemd. Het is een geheel andere, vaak creatievere manier van denken, waarbij verschillende zintuigen gebruikt worden. Visualisatie is er daar een van, maar ook ruiken, voelen en horen maken er deel van uit. De term beelddenken is dus enigszins misleidend en ook beperkend, omdat het alleen aan beelden doet denken.´

Beelddenken werd als eerst benoemd door de Haagse logopediste Maria J. Krabbe (1889 -1965), die in de jaren dertig met de theorie kwam dat er mensen zijn die in beelden denken in plaats van in taal. Krabbe constateert dat een aantal kinderen uit haar praktijk anders communiceren. Bovendien stelt ze vast dat er een discrepantie is tussen hun taalvaardigheid en hun vaardigheden op andere terreinen. Ze noemt dit fenomeen beelddenken, en omschrijft het in eerste instantie als ‘een denken in beelden en gebeurtenissen’. Dit in tegenstelling tot begripsdenken dat een denken in woorden en begrippen is.
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann (1914-2003) in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld. Haar definitie, uit 1987, luidt als volgt:
´Beelddenken is een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt. Het is denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, die men (gewoonlijk) rond het vijfde, zesde jaar loslaat ten gunste van het zogenaamde begripsdenken.

Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen, maar tot op heden is er nog geen duidelijke verklaring gevonden waarom beelddenkers de overstap van beeld- naar begripsdenken niet, of niet volledig maken. Bovendien is het fenomeen nog veel te weinig bekend onder het grote publiek, en dat is jammer. Bedrijven en organisaties zouden namelijk enorm kunnen profiteren van de unieke gaven en kwaliteiten van beelddenkers. Hun unieke manier van denken, van het benaderen van problemen en uitdagingen, kan bedrijven helpen problemen op te lossen en te (blijven) innoveren.

09-05-08