Lekker hoor, zo’n populistisch onderzoek. ‘Het mannelijk brein moet grote moeite doen om de vrouwenstem te begrijpen..’. Het schijnt vooral te liggen aan de toonhoogte van de vrouwenstem en niet aan wát er gezegd wordt, terwijl dat juist de reden is dat menig man zijn oren sluit en denkt: ‘Het zal wel!’.
Onderzoeken naar, en weetjes over, de verschillen tussen mannen en vrouwen zijn sowieso populair en een garantie voor enige millimeters krantenkolom. Zo ook het weetje dat mannen niks zelf kunnen vinden en daarvoor immer hun echtgenote nodig hebben. ‘Liefste, heb jij mijn lievelingstrui gezien?’ Ik weet natuurlijk niet hoe het bij u thuis gaat, maar in huize de L’
Écluse gaat het nooit zo. Schrijver dezes is doorgaans prima in staat zijn eigen rotzooi te vinden of, in een enkel geval, zich te herinneren waar hij iets voor het laatst heeft gezien. Maar ik voldoe op veel terreinen niet aan het stereotype van een ‘moderne man’. Ik hou niet bovenmatig van voetbal, een auto is voor mij allereerst een vervoermiddel en nergens een statussymbool of een compensatie voor een ‘gemis’, ik bezit ook al geen thuistap, geen koffiepad machine, geen Ipod, geen MP3 speler (ik doe het nog met een cd-man) en ik probeer echt te luisteren naar wat mijn echtgenote te zeggen heeft. Of ik er iets mee doe is natuurlijk weer een heel andere discussie. Maar je vrouw met een dergelijk onderzoek om de oren te meppen is weer iets heel anders. Daar kun je tenslotte beter een vers knapperig stokbrood voor gebruiken, maar dat terzijde. Mannen en vrouwen leven al eeuwen samen en in al die tijd is er, aan de ene kant, héél veel veranderd en aan de andere kant ook weer opvallend weinig. En in de communicatie al helemaal. Vrouwen willen nu eenmaal graag praten en mannen liever niet. Dat was vroeger zo, dat is heden ten dage zo, en dat zal morgen en overmorgen ook ongetwijfeld zo zijn. Het waarom daarvan geloof ik eigenlijk wel, het is namelijk gewoon zo. Om dus te zeggen dat je er als man niets aan kunt doen en dat je dus niet eens kunt luisteren als je dat zou willen, is een belediging voor de vrouw. En natuurlijk zijn er vrouwen die het kletsen tot absolute kunst hebben verheven. Van die vrouwen die, in een telefoongesprek met een vriendin, vijf kwartier in een uur kunnen lullen en vervolgens bij dezelfde vriendin op de koffie moeten om bij te praten. Ik zal dat werkelijk nooit begrijpen. Ik ben het echter gaan beschouwen als een van de aangename vergissingen van de (vrouwelijke) natuur en accepteer het gewoon. Ik doe er niet moeilijk over en laat haar vrij om met vriendinnen te kletsen zoveel ze wil. Of met mij als ze daar onbedwingbare behoefte aan heeft. Het venijn zit hem echter in het woordje ‘met’. Als iemand mét mij wil praten is dat altijd ok, maar meestal betekent het dat iemand mij iets gaat vertellen en dat ik het dan vervolgens voor waar dien aan te nemen én ook blindelings uit te voeren. En daar gaat het, bij mij dan, meestal mis. Ik doe het namelijk erg slecht als ik iets persé moet. Ik heb de neiging om ,al dan niet expres, vaak juist het tegenovergestelde te zeggen of te doen van wat men mij net heeft verteld. Ik kan het bovendien met een zeer blonde uitdrukking op het gezicht. Je zou het bijna gaan geloven. Bijna ja, want ik kan het dan ook weer niet laten om toch precies te laten weten hoe ik erover denk en hoe ik over de ander denk. En dat wordt me, geheel begrijpelijk overigens, meestal niet in dank afgenomen. Vooral niet door diegenen die, hiërarchisch gezien, zich boven mij bevinden. Niet dat ik een echt probleem heb met hiërarchische structuren, integendeel zelfs, maar regel het dan ook, wil je? En probeer zeker niet ondergetekende te gebruiken als zondebok als je zelf hebt lopen klootviolen. Dáár kan ik slecht tegen en daarvan gaat mijn brein, helemaal spontaan, zelfs van op slot. Zomaar!
28-01-08