zaterdag 14 juni 2008

Zestig!

In 1935 gaf de Franse autobouwer André Citroën de opdracht om een TPV te ontwerpen voor gebruik op het ruige platteland. Daarbij was vooral belangrijk dat de auto zuinig, goedkoop, duurzaam en eenvoudig te bedienen moest zijn. Uiterlijk was daarbij volstrekt onbelangrijk.

Na marktonderzoek bleek dat de doelgroep vond dat deze TPV (= Toute Petite Voiture) een tweetal boeren, een kilo of wat piepers of, ook niet geheel onbelangrijk, een vat wijn van 50 liter probleemloos moest kunnen vervoeren. En dan niet alleen over de weg, maar zeker ook dwars over het veld. Bovendien moest er genoeg hoofdruimte overblijven voor de boeren om een hoed te dragen als ze zondags ter kerke gingen.

Stond het originele prototype oorspronkelijk gepland stond voor lancering op de ´Salon d´Automobile´ van oktober 1939, de naderende oorlog zorgde ervoor dat het uiteindelijke ontwerp, op vele punten aangepast en behoorlijk veranderd t.o.v. het prototype, pas in 1948 haar wereldpremière beleefde. Onder de oorspronkelijke doelgroep, de boeren, was de TPV meteen een enorm succes, ze omarmden het autootje meteen. Het feit dat Citroën het autootje in het begin als gratis reclame leverde aan boeren, huisartsen en kunstenaars, is daar zeker debet aan. De enorme populariteit deed de wachttijd zelfs oplopen tot drie jaar! Toch begon toen een zegetocht die nog tot op de dag van vandaag voortduurt. En, alhoewel projectleider Boulanger het project ooit als ´paraplu op wielen´ omschreef, heeft de 2CV inmiddels haar plek als stijlicoon gevonden in ons collectieve geheugen.

Er is mij, als 2CV- eigenaar èn –rijder vaak, en ietwat smalend, gevraagd om de liefde voor de ´lelijke eend´ onder woorden te brengen. De 2CV mag dan wel prettig en nostalgisch ogen, maar verder is ze vooral Spartaans en voorzien van weinig luxe of uitrusting. Het enige wat ik tegen dergelijke criticasters wil zeggen is het volgende:
´Mes Amis, ik kan jullie alleen maar betreuren! Wie het enorme plezier en genot niet kent van een 2CV met open dak op een zonnige dag, heeft nog nooit waarlijk geleefd. Het is namelijk de enige auto die ik ken die niet alleen een glimlach tovert op het gezicht van zijn berijder en diens passagiers, maar ook op het gezicht van een ieder die hij onderweg tegenkomt. In geen enkele andere automobiel die ik ooit heb gereden, heb ik zoveel vriendelijkheid en liefde ontvangen als in de vele kilometers in de 2CV. Ik ben door wildvreemden deelgenoot gemaakt van eerste liefdes, strandfeesten uit lang vervlogen tijden, nostalgische kampeervakanties en een heel scala aan andere plezierige, én minder plezierige, (jeugd)herinneringen. Stuk voor stuk gedeeld door vrienden die, tot een paar seconden daarvoor, nog volstrekte vreemden waren. Want de 2CV verbroedert. Of ik nu de binnenwegen van ons eigen land, van België, of waar dan ook in Europa verken, ik ontmoet overal alleen maar vrienden. En nee, ik ga niet hard, maar waarom zou ik ook? Ik heb tenslotte geen haast. Mijn leven wordt, achter het stuur van mijn ´Olle Grieze´ niet krampachtig voortgedreven door mobieltjes, Ipods of afspraken. Mijn enige afspraak is met de einder, en het maakt niets uit hoe lang ik erover doe om er te komen. De reis erheen is het avontuur tenslotte, nooit het einddoel. En mocht ik onverhoopt onderweg behoefte hebben aan een korte pauze, met een simpele beweging staat mijn achterbank naast de auto en kan ik in alle comfort en op ´t gemakje kijken hoe jullie voorbij razen, terwijl het leven onderwijl en ongemerkt aan je voorbij trekt.
Of ik iets mis? Neen, absoluut niet! Mocht ik een keertje zwaar beladen zijn, dan kan ik met een simpele beweging de koplampen van binnenuit bijstellen. Oh, dacht je dat zoiets alleen in een ´moderne auto´ kon? Een boordcomputer? Ook die heb ik niet, dus die kan ook niet kapot gaan. En waarom zou ik die trouwens nodig hebben? Om bij te houden waar ik ben en hoe snel ik er ben gekomen? Voor mij is wat ik onderweg heb gezien en wie ik onderweg heb ontmoet van een véél groter belang. Startproblemen? Nee hoor. Als ze een keertje wat moeite heeft om op gang te komen dan heb ik altijd nog de slinger. Wat dat is, een ´slinger´? Tja, dát is inderdaad een probleem. Een slinger, beste vriend, is zelfredzaamheid zónder de wegenwacht te hoeven bellen. Ok, het vraagt enige handigheid, maar als je de slag eenmaal te pakken hebt, is het een fluitje van een cent.
Die snelheid, daar blijf je op hameren he? Laat ik het je dan zo zeggen. Als we tegelijkertijd vertrekken richting de Côte d´Azure, ben jij wellicht een paar uur eerder op de plaats van bestemming dan ik, maar je bent dan nog net zo wit en gestrest als toen je vertrok. Ik, daarentegen, ben volledig uitgerust, vrij in mijn hoofd, en bovendien reeds bruin gebrand als ik een uurtje of twee later bij je aanschuif op het terras. Dus, ben ik zoveel slechter af? Ik denk het niet. Maar, wat je er ook van mag vinden, ik daag je uit om het gewoon eens te proberen. Daarna praten we wel weer verder! Maar bedenk wel, een rijder in een eendje is er niet zomaar eentje´

14-06-08