maandag 3 januari 2011

“Heb je het kunnen vinden?”

Dat taal lééft is prachtig. Af en toe kom je mooie pareltjes van creatief taalgebruik tegen, maar even zo vele keren sta je met gekromde tenen te luisteren. Een treffend voorbeeld daarvan overkwam me op de laatste dag van het oude jaar.

Op dertig december werd ik door de krant gebeld of ik kans zag nog vòòr het nieuwe jaar een bruidspaar te interviewen, dat begin januari hun 65-jarige bruiloft hoopte te vieren. Alhoewel ik nog een flink aantal dingen voor oudejaarsavond moest regelen, zei ik volmondig ‘ja’ tegen de opdracht.

Ik doe dergelijke opdrachten altijd graag en met veel plezier. Niet alleen bieden dergelijke interviews de journalist een zeldzame gelegenheid om met volstrekt onbekenden in gesprek te gaan en iets over hun leven te horen, het biedt ook de kans het echtpaar over alles en nog wat te ondervragen, en daarmee een stukje (lokale) geschiedenis tot leven te wekken en in te kleuren. Daar komt nog bij dat ‘een interview met de krant’ vaak als heel bijzonder wordt ervaren. In het leven van veel mensen is zo’n interview een spannende en eenmalige gebeurtenis, en niet zelden merk ik dat voor deze ‘five minutes of fame’ niet alleen de hele familie is uitgenodigd, vaak staat ook het beste servies op tafel en is het zilveren roomstel nog eens extra gepoetst.

En dus glibberde ik rond het middaguur van Oudejaarsdag naar het woonzorgcentrum waar dit krasse echtpaar woont. Vaak weet ik vòòr zo’n gesprek niet veel meer dan de namen, leeftijden en trouwdatum van het te interviewen paar, dus het is iedere keer weer spannend wat ik zal aantreffen. Dit keer werd de deur van het appartement op de tweede verdieping open gedaan door de schoonzoon. Breed glimlachend en met uitgestoken hand vroeg hij me: “En…hebt u het kunnen vinden?”

Het zijn deze momenten waarbij ik ernstig ‘op mijn handen moet blijven zitten’, om niet al te adrem te reageren. Een volstrekt normale reactie zou namelijk zijn: “Duh! Ik ben er toch?”, of “Nee helaas… Ik rijd nog steeds, hopeloos zoekend, rondjes door de buurt!” Die laatste heb ik er in een onbewaakt ogenblik wel eens uitgeflapt, maar niet alleen is zo’n opmerking feitelijk nogal onbeleefd, het interview begint daarmee ook nog eens op een volstrekt verkeerde voet. De te interviewen lieden zijn vaak al zenuwachtig genoeg zonder dergelijke verwarring stichtende opmerkingen mijnerzijds.

De correcte vraag aan de deur zou natuurlijk kunnen zijn: “Heeft u het gemakkelijk kunnen vinden?” In het landelijk buitengebied en de meeste van die vreselijke vinexwijken is het vinden van het juiste adres namelijk bepaald geen sinecure, en daarmee is die vraag volstrekt gelegitimeerd. In alle andere gevallen is vragen of ik het heb kunnen vinden, vragen naar de bekende weg. Als ik op de drempel sta en met mijn (bijna) twee meter en brede postuur vrijwel het hele gat van voordeur vul, is het stellen van die vraag nogal onzinnig en volstrekt onlogisch.

Ik wil dan ook voorstellen om 2011 uit te roepen tot het jaar van ‘Weet wat je zegt!’ Correct taalgebruik siert de spreker, voorkomt misverstanden en kromme tenen. Alhoewel ik me best iets kan voorstellen bij het schieten op schoonmoeders voor de porseleinkast, je hebt voor het dempen van de put meer nodig dan een olifant, een blind paard en de huid van een beer. Zeker als achteraf nog iets van de inboedel aan het kalf wilt verkopen.

03-01-11