Er is grote commotie ontstaan naar aanleiding van de brief die de directie van het St. Pieters en Bloklands Gasthuis uit Amersfoort aan haar bewoners heeft gestuurd. In deze brief geeft de directie aan dat ze bewoners van zeventig jaar en ouder niet meer zou willen reanimeren. Het PVV-kamerlid Agema heeft deze brief aangegrepen om lekker populistisch moord en brand te schreeuwen. Zelfs CDA en SP hebben zich bij het geroep aangesloten en spreken van ´ernstige leeftijdsdiscriminatie´.
Toch denk ik dat de directie van het Gasthuis de brief niet met verkeerde bedoelingen heeft verstuurd. Ik denk dat men heeft willen inventariseren welke bewoners in geval van nood gereanimeerd willen worden, maar men heeft hierbij voor een totaal verkeerde toonzetting en verwoording gekozen. Het is vooral die toonzetting en woordkeuze geweest die dit, toch al zo gevoelige onderwerp, nu zo op de voorgrond heeft geplaatst.
In diverse commentaren wordt er nu hoog van de toren geblazen, waarbij termen als ´Nazi-praktijken´ en andere verwijzingen naar WOII niet worden geschuwd. Ook worden er grote vraagtekens gezet bij het feit of de betrokken bewoners, en mensen van boven de zeventig in het algemeen, nog wel in staat zijn om te overzien wat voor kwaliteit van leven er overblijft na een reanimatie.
Buiten het feit dat ik me sterk distantieer van elke verwijzing naar de periode van ´40-´45 van de vorige eeuw, kan ik zeggen dat de meeste ouderen vandaag de dag prima in staat zijn om een dergelijke keuze voor zichzelf te maken. Ik zou zelfs de vraag anders willen stellen: ´Waarom zou iemand het in zijn hoofd willen halen dit voor een ander te beslissen?´ Als ik naar mijn eigen ouders en schoonouders kijk, dan vallen die allemaal in deze doelgroep. Nu zijn zij bepaald niet gevrijwaard gebleven van ernstige ziekte, maar dat doet niets af aan hun vermogen om voor zichzelf de juiste keuzes te maken. Degene die daarmee de grootste moeite heeft is mijn vader, en dan voornamelijk vanwege zijn Alzheimer. Maar ook hij is (nog) best in staat om zinnige zaken te berde te brengen over zijn eigen toekomst, mits op een rustige en verantwoorde manier ter sprake gebracht.
Waar ik in deze discussie me eigenlijk het meest kwaad over maak, is het feit dat hij over de rug van de betrokkene(n) heen dreigt te worden gevoerd. In het redactioneel commentaar roept de Telegraaf zelfs de politiek op om een duidelijke richtlijn op te stellen, maar een dergelijke algemene richtlijn is vrijwel onmogelijk. Ieder geval is namelijk uniek, iedere patiënt is namelijk uniek, en een D.N.R.-verklaring (Do Not Resuscitate, ofwel niet in het leven (doen) terugroepen) kan en mag niet over de ruggen van betrokkenen heen worden vastgesteld. Daarbij moet altijd de stem van de patiënt, enals die niet voor zichzelf kan spreken, eventueel diens familie, als zwaarwegend argument gelden. Ook dient daarbij de mening van de behandelend arts gehoord en vastgelegd te worden, maar de wens van de betrokkene dient het zwaarst te wegen. Slechts in samenspraak tussen de patiënt en zijn arts kan een redelijk gefundeerde inschatting vooraf gemaakt worden van de wensen en de kansen van een patiënt in geval van een reanimatie. Mocht, om welke reden dan ook, een dergelijke keuze vooraf niet zijn vastgelegd, dan geldt voor mij het recht op leven vervolgens als hoogste recht: er zal dan dus altijd een reanimatiepoging ondernomen moeten worden, altijd. ´Te oud!´ kan en mag dan ook nooit en te nimmer een criterium worden om medisch ingrijpen van welke aard dan ook te weigeren. Mensen worden nu eenmaal steeds ouder, en ook biedt de voortschrijdende medische wetenschap mensen een steeds hogere kwaliteit van leven voor, tijdens, en na een medische ingreep. Maar ondanks steeds betere medische kennis, realiseer ik me ook dat de uitkomst van medisch handelen in grote mate onzeker blijft. Meer onzeker vaak dan wat er zal gebeuren als men helemaal niets doet.
De enige oproep waar ik me dan ook volledig in kan vinden, is die om een maatschappelijk debat over deze zéér gevoelige materie. Maar ik zou dat debat graag voeren over de gehele manier van zorg voor ouderen en niet alleen over dit onderdeel ervan. Er is de afgelopen jaren weliswaar een hoop verbeterd, maar ik zie nog dagelijks pijnlijk veel voorbeelden van gebrekkige zorg , of zelfs geheel ontbrekend omdat het geld op is, voor hen die het niet meer zonder kunnen stellen. Ik hoor hulpverleners hun niet, of te late verschijnen, achteraf goedpraten met argumenten als ´Mevrouw is toch thuis en heeft dus alle tijd!´. Dat, en vele gelijkluidende voorbeelden, getuigen van een stuitende afwezigheid van welke vorm van respect dan ook voor de betrokken oudere. Het feit dat zij hun bijdrage aan de maatschappij reeds hebben geleverd, sommigen blijven dat overigens nog steeds doen, en nu dus van hun gouden jaren proberen te genieten, doet niets af aan het feit dat zij een waardevol onderdeel zijn en blijven van diezelfde maatschappij. Het feit dat menig jonger individu dat niet meer ziet, of van huis uit ook niet meer heeft meegekregen, stemt tot grote droefenis en zorg. Ouderen zouden juist extra gewaardeerd en gerespecteerd moeten worden om hun gedane bijdrage en hun ruime kennis en ervaring. Het siert de mens tenslotte om te erkennen dat we nog steeds veel kunnen leren van hen die voor ons kwamen, zowel van hun triomfen als van hun fouten. Ouderen zijn en blijven een kostbaar onderdeel van onze maatschappij en dienen daarom ook als zodanig gezien en met het nodige respect behandeld te worden. En dát zou dan ook de insteek van een dergelijk maatschappelijk debat moeten zijn. De manier waarop een maatschappij omgaat met haar zwakste deelnemers, of dat nu kinderen, ouderen of dieren zijn, vormt de beste en meest veelzeggende graadmeter voor die maatschappij.
18-08-08
Toch denk ik dat de directie van het Gasthuis de brief niet met verkeerde bedoelingen heeft verstuurd. Ik denk dat men heeft willen inventariseren welke bewoners in geval van nood gereanimeerd willen worden, maar men heeft hierbij voor een totaal verkeerde toonzetting en verwoording gekozen. Het is vooral die toonzetting en woordkeuze geweest die dit, toch al zo gevoelige onderwerp, nu zo op de voorgrond heeft geplaatst.
In diverse commentaren wordt er nu hoog van de toren geblazen, waarbij termen als ´Nazi-praktijken´ en andere verwijzingen naar WOII niet worden geschuwd. Ook worden er grote vraagtekens gezet bij het feit of de betrokken bewoners, en mensen van boven de zeventig in het algemeen, nog wel in staat zijn om te overzien wat voor kwaliteit van leven er overblijft na een reanimatie.
Buiten het feit dat ik me sterk distantieer van elke verwijzing naar de periode van ´40-´45 van de vorige eeuw, kan ik zeggen dat de meeste ouderen vandaag de dag prima in staat zijn om een dergelijke keuze voor zichzelf te maken. Ik zou zelfs de vraag anders willen stellen: ´Waarom zou iemand het in zijn hoofd willen halen dit voor een ander te beslissen?´ Als ik naar mijn eigen ouders en schoonouders kijk, dan vallen die allemaal in deze doelgroep. Nu zijn zij bepaald niet gevrijwaard gebleven van ernstige ziekte, maar dat doet niets af aan hun vermogen om voor zichzelf de juiste keuzes te maken. Degene die daarmee de grootste moeite heeft is mijn vader, en dan voornamelijk vanwege zijn Alzheimer. Maar ook hij is (nog) best in staat om zinnige zaken te berde te brengen over zijn eigen toekomst, mits op een rustige en verantwoorde manier ter sprake gebracht.
Waar ik in deze discussie me eigenlijk het meest kwaad over maak, is het feit dat hij over de rug van de betrokkene(n) heen dreigt te worden gevoerd. In het redactioneel commentaar roept de Telegraaf zelfs de politiek op om een duidelijke richtlijn op te stellen, maar een dergelijke algemene richtlijn is vrijwel onmogelijk. Ieder geval is namelijk uniek, iedere patiënt is namelijk uniek, en een D.N.R.-verklaring (Do Not Resuscitate, ofwel niet in het leven (doen) terugroepen) kan en mag niet over de ruggen van betrokkenen heen worden vastgesteld. Daarbij moet altijd de stem van de patiënt, enals die niet voor zichzelf kan spreken, eventueel diens familie, als zwaarwegend argument gelden. Ook dient daarbij de mening van de behandelend arts gehoord en vastgelegd te worden, maar de wens van de betrokkene dient het zwaarst te wegen. Slechts in samenspraak tussen de patiënt en zijn arts kan een redelijk gefundeerde inschatting vooraf gemaakt worden van de wensen en de kansen van een patiënt in geval van een reanimatie. Mocht, om welke reden dan ook, een dergelijke keuze vooraf niet zijn vastgelegd, dan geldt voor mij het recht op leven vervolgens als hoogste recht: er zal dan dus altijd een reanimatiepoging ondernomen moeten worden, altijd. ´Te oud!´ kan en mag dan ook nooit en te nimmer een criterium worden om medisch ingrijpen van welke aard dan ook te weigeren. Mensen worden nu eenmaal steeds ouder, en ook biedt de voortschrijdende medische wetenschap mensen een steeds hogere kwaliteit van leven voor, tijdens, en na een medische ingreep. Maar ondanks steeds betere medische kennis, realiseer ik me ook dat de uitkomst van medisch handelen in grote mate onzeker blijft. Meer onzeker vaak dan wat er zal gebeuren als men helemaal niets doet.
De enige oproep waar ik me dan ook volledig in kan vinden, is die om een maatschappelijk debat over deze zéér gevoelige materie. Maar ik zou dat debat graag voeren over de gehele manier van zorg voor ouderen en niet alleen over dit onderdeel ervan. Er is de afgelopen jaren weliswaar een hoop verbeterd, maar ik zie nog dagelijks pijnlijk veel voorbeelden van gebrekkige zorg , of zelfs geheel ontbrekend omdat het geld op is, voor hen die het niet meer zonder kunnen stellen. Ik hoor hulpverleners hun niet, of te late verschijnen, achteraf goedpraten met argumenten als ´Mevrouw is toch thuis en heeft dus alle tijd!´. Dat, en vele gelijkluidende voorbeelden, getuigen van een stuitende afwezigheid van welke vorm van respect dan ook voor de betrokken oudere. Het feit dat zij hun bijdrage aan de maatschappij reeds hebben geleverd, sommigen blijven dat overigens nog steeds doen, en nu dus van hun gouden jaren proberen te genieten, doet niets af aan het feit dat zij een waardevol onderdeel zijn en blijven van diezelfde maatschappij. Het feit dat menig jonger individu dat niet meer ziet, of van huis uit ook niet meer heeft meegekregen, stemt tot grote droefenis en zorg. Ouderen zouden juist extra gewaardeerd en gerespecteerd moeten worden om hun gedane bijdrage en hun ruime kennis en ervaring. Het siert de mens tenslotte om te erkennen dat we nog steeds veel kunnen leren van hen die voor ons kwamen, zowel van hun triomfen als van hun fouten. Ouderen zijn en blijven een kostbaar onderdeel van onze maatschappij en dienen daarom ook als zodanig gezien en met het nodige respect behandeld te worden. En dát zou dan ook de insteek van een dergelijk maatschappelijk debat moeten zijn. De manier waarop een maatschappij omgaat met haar zwakste deelnemers, of dat nu kinderen, ouderen of dieren zijn, vormt de beste en meest veelzeggende graadmeter voor die maatschappij.
18-08-08