Pa zat aan de gezamenlijke tafel toen we binnen kwamen. Op de tafel voor hem een bord met daarop iets dat voor nasi moest doorgaan. Er was geen hap van gegeten en hij was in druk gesprek verwikkeld met de dame naast hem.
Naast hem hurkend legde ik mijn hand op zijn schouder en zei hem gedag. Hij hoorde het niet, want zodra hij mijn hand op zijn schouder voelde draaide hij zich om en begon zijn verhaal over het eten opnieuw. Ik glimlachte naar hem, omdat ik weet dat je Pa bepaald geen plezier doet met rijst. De dame naast hem stond half op en vroeg of ik haar zoon was. Ik schudde mijn hoofd en vertelde, wijzend op Pa, dat ik zijn zoon ben. Geheel verbouwereerd bleef het even stil, Pa dacht na, om vervolgens met volledige overtuiging te zeggen: “Ik heb helemaal geen kinderen!”
Ondanks het feit dat ik in zijn ogen blijkbaar een volslagen vreemde ben, was het niet eens erg moeilijk om hem over te halen met ons een kopje koffie in de tuin te gaan drinken. Eenmaal beneden zaten we eerst in de schaduw, om even later toch maar naar de zon te verhuizen. “Ik ben namelijk een verschrikkelijke koukleum ziet u….”, en dus verhuisden we.
Patiënten met Alzheimer zijn meesters in het verhullen als ze iets niet meer weten wat ze, gezien de situatie, blijkbaar toch zouden moeten weten. Op mijn bevestiging dat ik toch echt zijn zoon ben, kwam er een glimlach om zijn lippen en begroette mij vervolgens met zijn eigen naam.
Nog geen half uurtje later gaf hij aan moe te zijn en ‘naar huis’ te willen. Alleen was ‘thuis’ opeens weer gedefinieerd aan zijn ouders. Gelukkig was het hem terugbrengen naar de afdeling ook goed, dat is tenslotte tegenwoordig òòk thuis. Op de gang troffen we dezelfde dame die een half uur gelden naast Pa aan tafel had gezeten. Er ontspon zich een geanimeerd gesprek over hoe leuk en toevallig het wel niet was om elkaar zomaar hier tegen te komen als je elkaar toch al zo héél lang niet meer hebt gezien. Dat was voor ons het moment om stilletjes te verdwijnen.
Op de weg terug naar het zuiden een telefoontje van zijn vrouw. Of ik die ochtend geweest was? Het bleek dat mijn gestalte nogal indruk had gemaakt op de afdeling, zeker als je die naast die van mijn vader ziet. Pa is minstens anderhalve kop kleiner is dan ik; mijn lengte komt van mijn beide grootvaders. Ze vertelde dat Pa inmiddels alweer in de tuin aan de volgende kop koffie en het volgende gebakje zat. Van vermoeidheid had hij geen moment gerept, elke vorm van vermoeidheid was zelfs compleet verdwenen. Op haar opmerking dat het toch lief was dat zijn zoon was langs geweest kwam de opmerking: “Henry? Nee hoor, die heb ik al maanden niet meer gezien…”
25-09-09