2009 is internationaal uitgeroepen tot Darwinjaar, om zo te vieren dat het (op 12 februari) 200 jaar geleden is dat Darwin werd geboren. Bovendien is het dit jaar 150 jaar geleden dat zijn beroemdste werk ‘On the Origin of Species’ op 22 november 1859 verscheen.
Gedurende dit jaar zullen overal in de wereld wetenschappers stilstaan bij Darwin’s werk en diens, vooral destijds, revolutionaire evolutietheorie.
In mijn leven is Darwin een van de aanstichters geweest van mijn zoektocht naar antwoorden op de fundamentele levensvragen. Veelal opgegroeid op scholen van uiteenlopende christelijke signatuur, ben ik doodgegooid met de Bijbelse verklaring van ons ontstaan. Een verklaring waarin ik me, hoe ouder ik werd, steeds minder kon vinden. De evolutietheorie van Darwin daarentegen, bood me een stuk meer houvast, en antwoorden die ook gevoelsmatig beter leken te kloppen.
Ik zal niet ontkennen dat ik in mijn jongere jaren ook menig boekwerk heb verslonden dat ons leven op deze aarde trachtte te verklaren vanuit een buitenaardse oorsprong. Ook heb ik me enige tijd verdiept in theorieën uit spirituele hoek, om toch steeds weer terug te keren bij ‘Good Old Darwin’. En ik heb echt bewondering voor de man. Hij had niet een heel gemakkelijk en comfortabel leven. Toch zette hij, mijns inziens volledig terecht, de mens neer als diersoort, en daarmee onderdeel van de gehele natuur. En juist dat laatste schijnt voor velen juist het deel te zijn dat men het moeilijkst kan accepteren.
Voor ik grotere verbanden kon leggen, verwonderde ik me over de vele verhalen over, bijvoorbeeld, reuzen. Nu, zo vele jaren later, zijn dergelijke verhalen een stuk makkelijker te plaatsen. Door de tijd heen zijn er overal ter wereld fossielen opgedoken die groter waren dat elk dier of mens dat men kende. Met de bevestiging dat het bij dergelijke vondsten inderdaad om botten of andere skeletdelen gaat, is een verhaal of legende over reuzen of enorm grote en afschrikwekkende beesten natuurlijk snel geboren. Dergelijke verhalen vinden vervolgens zijn weg in religie, geschiedenis of folklore, en een nieuw mysterie is geboren.
Ik heb me vaak afgevraagd hoe het zou zijn om in de tijd van Darwin te leven. Het leven was weliswaar beduidend harder en de maatschappij een stuk onrechtvaardiger, maar het moet toch heerlijk zijn geweest om nog zoveel wereld te hebben die nog ontdekt moet worden. Tegenwoordig is elk denkbaar gebied of continent slechts een paar muisklikken ver, en zijn de reisafstanden zo veel korter dat we elke uithoek van de wereld binnen 36 uur zouden kunnen bereiken. En daarmee is een groot deel van de charme van Darwin’s wereld voorgoed en onherstelbaar verloren gegaan.
De ultieme vraag blijft natuurlijk of we ooit precies zullen weten hoe de natuur in elkaar steekt en hoe die nu precies werkt. Ik denk het eigenlijk niet, en dat is maar goed ook. Er zou weinig meer overblijven van het wonderschone en onvoorspelbare van onze wereld, al zou een toename van kennis en inzicht wellicht mee kunnen helpen om de wereld een prettiger en beter bewoonbare plek te maken. Wie kan er tenslotte, met zijn volle verstand, nog vanuit gaan dat de mens superieur is en daarmee het recht heeft om over al het andere leven te beschikken? Zelfs met de huidige stand van onze kennis zou dat al feitelijk onmogelijk moeten zijn, de praktijk wijst helaas anders uit. Veel mensen worden helaas nog geplaagd door onterechte superioriteitsgevoelens ten opzichte van zijn medemens en al helemaal ten opzichte van het dierenrijk. Als we alleen dat onderdeel van onze realiteit al zouden kunnen veranderen, heeft Darwin zijn gelijk al volledig gekregen. Maar dat zal, wederom helaas, nog wel even duren.
16-01-09