En nu weet ik natuurlijk niet hoe het met u is, maar ik mag dan wel graag sprookjes lezen, dat wil gelukkig nog niet zeggen dat ik er ook in geloof. Maar als ik zo de krant lees lijkt het soms wel of een bepaald deel van ons land nog wél in sprookjes gelooft en er, gemakshalve, maar even van uit gaat dat de rest van het land dat ook doet. Helaas voor hen weet de rest van Nederland echter dondersgoed dat sprookjes nu juist zijn bedacht omdat het in het echte leven meestal niet zo fraai afloopt. Daar gaan dingen namelijk soms echt goed mis en dienen we, als gevolg daarvan, soms jarenlang op de blaren te zitten.
Het sprookje dat zich momenteel aan ons ontvouwd begint, net als alle andere sprookjes, met de historische woorden ´Er was eens…´. Vlei uzelve dus achterover in een gemakkelijke stoel en laat u door mij meevoeren in de wondere wereld van dat wonderbaarlijke kleine mannetje dat luistert naar de naam kawoutertje.
Er was eens, in een stad hier niet zo heel ver vandaan, een koning. Deze koning stond aan het hoofd van een regering die door het volk was gekozen, maar er ondertussen weinig van bakte. Alles werd steeds maar duurder en duurder, en de koning vroeg zich af of hij nog wel populair zou blijken te zijn bij zijn onderdanen. Dagenlang liep hij daarover te piekeren, sliep daardoor slecht en klaagde erover bij zijn vrouw. Maar niemand kon hem het echte antwoord vertellen. En zo liep de koning maar te malen, tot er op een gegeven dag een boodschapper zich bij hem meldde, met het bericht dat de reus Fortus ernstig ziek was geworden en zelfs op sterven lag. Uit zichzelf niet wetende wat te doen, ging de koning te rade bij zijn schatkistbewaarder kawoutertje. Nu moet je weten dat kawoutertje niet alleen een klein opdondertje was, hij was ook een nogal dom klein opdondertje, maar er was één ding dat kawoutertje goed kon, en dat was sprookjes verzinnen en verhaaltjes vertellen. Als kawoutertje namelijk een zelfverzonnen sprookje begon te vertellen, meestal met hemzelf in de hoofdrol trouwens, geloofde (bijna) iedereen hem, en vond iedereen hem aardig. Maar naar mate kawoutertje meer verhaaltjes vertelde en meer sprookjes verkondigde, kwam de klad er een beetje in. De mensen begonnen genoeg van hem te krijgen en geloofden steeds minder in de sprookjes en verhaaltjes van kawoutertje. Ze begonnen hier en daar zelf steeds lastiger vragen te stellen, maar kawoutertje bleef iedereen verzekeren dat alles goed was.
Toen de koning bij kawouterje kwam en hem van de zieke reus vertelde, sprong kawoutertje blij op. Dit was dé kans om al die vervelende mensen te laten zien dat hij veel méér was dan een dom klein opdondertje! Kawoutertje verzekerde de koning dat hij het probleem voor de koning op zou lossen en de reus beter zou maken, en riep daartoe wat vrienden bijeen. En de vrienden kwamen van overal aangesneld en overlegde een heel weekend over hoe ze moesten omgaan met de zieke reus. En aan het eind van het weekend waren ze eruit. Ze zouden allemaal een stukje van de reus mee nemen en voor dat stukje zorgen en het beter proberen te maken. En zo kon het gebeuren dat een stukje van de reus over de grens verdween en het grootste stuk onder de hoede van kawoutertje achterbleef.
Toen de koning een paar dagen later eens kwam informeren hoe het met de reus ging, verzekerde kawoutertje hem dat alles onder controle was en dat het slechts een kwestie van tijd was voordat de reus weer sterk en gezond zou zijn. Wat kawoutertje echter niet aan de koning vertelde, was dat de genezing véél meer geld zou gaan kosten dan kawouterjte of de koning hadden. Maar kawouterjte zou kawoutertje zijn, als hij ook daar niet een mooi sprookje over had verzonnen. Hij zou namelijk de oude alchemist Repelsteeltje, een alter ego van hemzelf trouwens, vragen uit lucht om nog wat goud te maken waardoor de schatkist opeens weer helemaal vol zou lijken, en de medicijnen voor de reus konden worden aangeschaft. En zo geschiedde. Repelsteeltje deed zijn werk en de schatkist vloeide over van het meest blinkende goud dat je ooit gezien had. Hij betaalde er iedereen mee en de reus was weer even gered. Kawoutertje mocht op audiëntie bij de koning komen en werd alom bejubeld als de grote held die toch maar even de reus had gered. Zelfs de kranten schreven dat ze kawoutertje misschien een beetje verkeerd hadden ingeschat, en dat hij met deze meesterzet toch wel had laten zien een heel capabel kawoutertje te zijn, en iedereen was blij.
Maar over de grens werd met afgrijzen naar de festiviteiten gekeken. Tovenaar Lettermes, die ook een klein deel van de zieke reus had mogen meenemen en al het geld zag waarmee kawoutertje rondstrooide, wist dat hij zich door kawoutertje zand in de ogen had laten strooien. Het stukje dat hij van de reus had mogen meenemen was veel duurder om beter te maken dan kawoutertje had laten doorschemeren. Zo duur zelfs, dat Lettermes zich bijna was doodgeschrokken. Maar Lettermes was een doorzetter en had intussen al lang een andere reus gevonden die zijn stukje reus wel wilde overnemen en die kans had hij, uit lijfsbehoud, met beide handen aangegerepen. Toch was hij bepaald niet blij toen hij kawoutertje hoorde zeggen dat kawoutertje zo verschrikkelijk slim was geweest om de meest zieke onderdelen met tovenaar Lettermes mee te geven. Lettermes voelde zich zelfs ronduit bedonderd en men zegt dat hij in zijn baard iets mompelde dat klonk als: ´Kawoutertje zegt wel vaker ongelukkige dingen…dat hoort blijkbaar bij hem.´
Kawoutertje genoot ondertussen gewoon met volle teugen door van zijn kortstondige succes. Het feit dat hij de held had gespeeld met geld dat helemaal niet bestond drukte niet al te zwaar op zijn geweten, want als dát eenmaal uit zou komen, was kawoutertje al lang en breed weggepromoveerd en dus buiten schot. Ja, kawoutertje was best blij met zichzelf. Hij was het vertellen van sprookjes blijkbaar nog bepaald niet verleerd! En de koning? Tja, die voelde wel ergens nattigheid, maar kon, dankzij de geruststellende woordenvloed van kawoutertje er niet precies zijn vinger op leggen. Dus besloot hij maar datgene te doen wat kawoutertje hem had aangeraden: hij ging lekker slapen en heerlijk dromen van een land waar alles ´goed´ was…Droom maar zacht koning, je wordt snel genoeg weer wakker in de realiteit.
06-10-08