Ergens rond het begin van de zomer komt een vrouw de werkplaats van haar man binnen. Ietwat bedremmeld blijft ze op de drempel staan, want ze moet een groot geheim met haar man opbiechten. Een geheim dat ze een kleine drie maanden voor zichzelf heeft gehouden, maar nu valt het niet meer te ontkennen. Rond haar middenrif zijn de eerste uiterlijke kenmerken al enige tijd zichtbaar, maar door haar ruimvallende gewaad heeft ze die signalen enige tijd voor hem verborgen kunnen houden. Nu kan ze er echter niet meer omheen.
“Manlief,” fluistert ze zacht, “kan ik even met je praten?”
Manlief legt zijn hamer neer en wist het zweet van zijn voorhoofd.
“Waarom kom je me storen vrouw?” vraagt hij ietwat bars.
Strak naar haar voeten starend schuifelt ze dichter naar haar man, en begint met benepen stem aan haar verhaal. Ze fluistert hoeveel spijt ze heeft en hoezeer het allemaal niet gepland was.
Manlief hoort zijn vrouw rustig aan. Aan de toon te horen moet het geheim dat zijn vrouw met hem wil delen zwaar op haar gemoed rusten.
Dan gooit ze, met alle moed die ze in haar tengere lijf heeft weten op te roepen, het hoge woord eruit: “Ik ben zwanger!”
Uiterlijk onbewogen laat hij de mededeling over zich heenkomen. Ze is zwanger! Maar hij heeft niet alleen die laatste mededeling gehoord, ook hetgeen ze net daarvoor fluisterde… Het kind is niet van hem, maar van een vreemde.
-----
Een dikke tweeduizend jaar later...
Een willekeurige grootvader zit in zijn leunstoel en overziet zijn kleinkinderen die rond zijn voeten zitten. Hij kan een gevoel van trots maar nauwelijks onderdrukken als hij de schare pas gewassen smoeltjes in blijde verwachting naar hem ziet opkijken.
Grootvader slaat het boek dat op zijn schoot ligt open en begint te lezen. “In die dagen…”
----
Toch kan ik het niet nalaten even bij de persoon van die timmerman stil te staan. Die staat op die voorzomerdag rustig te werken als zijn vrouw binnenkomt. Hortend en stotend komt ze vertellen dat ze zwanger is geraakt, maar niet van hem, haar geliefde. De ‘vader’ is een ander, ene Geest. Om precies te zijn: ene H. Geest.
Hoe het ook zij… eeuwen later heeft het verhaal een nogal bizar staartje gekregen. Er is een hele cultus opgebouwd rond de vrouw en haar kind. Deze cultus is enorm vermogend, heeft enorme macht en bepaalt de gezondheid en het verloop van vele levens wereldwijd.
Met het kind is het trouwens niet al te best afgelopen. De jongen is op latere leeftijd om zijn denkbeelden veroordeeld en ter dood gebracht.
-----
De laatste dagen moet ik vaak denken hoe anders de geschiedenis van onze wereld zou zijn als deze timmerman mijn oom Harry als vader zou hebben gehad. Oom Harry zou, het verhaal aangehoord hebbende, zijn zoon bij de schouders hebben gepakt, hem diep in de ogen hebben gekeken, en hoofdschuddend hebben gevraagd: “En gij geleuf da allemoal jungske?”
17-12-10