Weinig keuzes zijn zo moeilijk als die, welke betrekking hebben op leven en dood. En het zijn juist die keuzes die de meest heftige reacties oproepen en de tegenstellingen tussen mensen onderling, en soms hele bevolkingsgroepen, pijnlijk zichtbaar maken. Of het nu gaat over de voortijdige beëindiging van het eigen leven, het niet voortzetten van medisch handelen of de beëindiging van het nog ongeboren leven, de discussie zal hard, rumoerig en verhit zijn. Maar soms blijft het niet bij discussies. Uit het verleden zijn talloze voorbeelden op te diepen van tegenstanders die hun gelijk niet aan de onderhandelingstafel trachtten te halen, maar hun standpunten door middel van terreur probeerden op te leggen. Denk bijvoorbeeld maar aan de aanslagen op abortusklinieken of de aanslagen van 9/11.
De wetenschap die zich bezig houdt met dergelijke moeilijke keuzes is de Ethiek, een tak van de filosofie die zich bezig houdt met de kritische bezinning op het juiste handelen. Volgens wetenschappers bestaat de Ethiek uit twee vragen: ´Welke keuzes moeten wij in ons leven maken, en welke doelen dienen wij na te streven?´, en ´Door welke morele uitgangspunten moeten we ons laten leiden in het maken van die keuzes en in het nastreven van die doelen?´
Het antwoord op beide vragen is niet eenvoudig te geven, en is ook nog eens onderhevig aan verandering in de tijd, want de onderliggende normen en waarden –waaraan keuzes en doelstellingen worden getoetst- veranderen mettertijd.
Zo worstelt het huidige kabinet met de vraag of men bij IVF een voorselectie mag maken op de ´mogelijke kans op de aanwezigheid van een erfelijk overdraagbare ziekte als borstkanker´. De PvdA is voorstander, het CDA twijfelt nog, en de CU is mordicus tegen. De door de krant geïnterviewde emeritus hoogleraar humane genetica Professor Hans Galjaard, waarschuwt voor het ´hellend vlak´ waarop dit kabinet zich begeeft. ´Ieder mens heeft genetische ziekterisico´s,´ zegt hij, ´en als dit plan erdoor komt, heeft u in de toekomst niemand meer op de redactie rondlopen.´ Kortom, de Professor voorziet dat het einde zoek is als een dergelijke pre-selectie wordt toegestaan.
Naar mate de wetenschap vooruitgang boekt zullen dergelijke thema´s en vraagstukken steeds vaker de kop opsteken. Met het verfijnen van technieken en het uitvinden van nieuwe, is het bijvoorbeeld steeds vaker mogelijk om levensreddende operaties uit te voeren die vroeger volstrekt ondenkbaar waren. Dat is niet alleen goed nieuws voor de patiënt, en ik ben een van hen, maar die ontwikkeling stelt ook steeds eerder de vraag tot wanneer je mag of moet ingrijpen. Moeten we alles wat gedaan kàn worden ook daadwerkelijk doen? Of, tot welk punt kun je spreken van een menswaardig leven? Volgens Esmé Wiegman, woordvoerder Volksgezondheid van de CU, moeten we het begrip gezondheid ook weer niet overschatten. Voor haar is ´kwaliteit van leven´ veel méér dan alleen gezondheid, en daar is ook wel wat voor te zeggen. Maar hoe ga je ermee om als anderen voor ons gaan bepalen wat wel en niet mag als het over ons leven, of dat van een dierbare gaat? Dergelijke ethische discussies zijn belangrijk om te voeren, maar de discussie zal doorgaans een emotionelere wending nemen als men er persoonlijk bij betrokken is. Dan willen de standpunten nog wel eens variëren en het oordeel een mildere vorm aannemen. Natuurlijk zullen er altijd mensen zijn die hun hele leven baseren op overtuigingen die, al dan niet religieus van aard, vast en onveranderlijk zijn. En dat recht hebben ze. Net zo goed als ze het recht hebben om medisch handelen af te wijzen en de natuur of hun God op mysterieuze wijze zijn werk te laten doen.
Ethiek, en de daaraan gekoppelde normen en waarden, hebben we nu eenmaal nodig om tezamen te kunnen leven, liefhebben, werken en functioneren in één maatschappij. De antwoorden op dergelijke vragen dienen dus op persoonlijk of groepsniveau te worden gevonden, elke dag weer opnieuw. Net zoals je elke dag opnieuw weer moet zien te (over-) leven met beperkingen door ziekte of gebrek. Voor mij is echter één ding volstrekt duidelijk: mijn beslissing zal altijd geworteld zijn in mijn opvattingen over wat het is om ´mens´ te zijn. Ik zal altijd proberen zoveel mogelijk verschillende meningen en overtuigingen in me op te nemen en daar een eigen mening uit te vormen, al weet ik dat er altijd mensen zullen zijn die mijn mening niet zullen delen of zelfs zullen verwerpen. Maar ik kan wel altijd zeggen dat het MIJN mening is. Het is tenslotte ook MIJN leven.
30-05-08
Ik ben dit Blog begonnen om een podium te hebben voor mijn gedachten. Alle teksten, meningen en afbeeldingen op deze blog zijn dan ook van mij en van mij alleen. Het is dan ook niet toegestaan om tekst/delen van tekst/afbeeldingen etc van deze blog te gebruiken zonder mijn uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming. Als je wilt reageren op een bericht of iets anders wilt zeggen of mededelen dan lees of hoor ik dat graag!
vrijdag 30 mei 2008
donderdag 29 mei 2008
Bush
Terwijl de regen op het dakraam klettert en in de verte de donder gromt, valt mijn oog op de aankondiging van het boek van Scott McClellan, en mijn bedrukte stemming slaat in één klap om. McClellan was tussen 2003 en 2006 een van de belangrijkste woordvoerders van George W., en heeft sindsdien zijn memoires aan het papier toevertrouwd.
Dergelijke memoires zorgen gegarandeerd voor ophef, zeker als ze gaan over een (nog) zittende president. Journalisten en andere nieuwsjagers zijn er dan als de kippen bij om breeduit verslag te doen van elk kruimeltje roddel en achterklap dat voor meer kijkers of lezers zou kunnen zorgen. De memoires van McClellan vormen daarop geen uitzondering.
McClellan hekelt in zijn boek niet alleen George W., maar heeft ook het nodige op te merken over het kringetje van vertrouwelingen rondom de president. Zo krijgen Condoleeza Rice en Dick Cheney er stevig van langs, net als voormalig adviseur Karl Rove.
Niet dat het boek echt spectaculaire onthullingen voor ons in petto heeft, de meeste beschuldigingen circuleren tenslotte al langer. Toch lijkt het McClellan te gaan lukken om deze oude feiten nieuw leven in te blazen door te stellen dat Bush niet zozeer ´gelogen´ heeft over de inval in Irak, maar dat er op z´n minst is ´gemanipuleerd met de waarheid´. Bovendien omschrijft hij zijn vorige baas als iemand die ervan overtuigd is dat ´alleen oorlogspresidenten een stempel op de geschiedenis kunnen drukken´, een zienswijze die maar weer eens onderstreept dat Bush zo snel mogelijk van het wereldtoneel dient te verdwijnen. Bovendien geeft McClellan, en hij kan het weten tenslotte, zijn voormalige baas een
persoonsomschrijving mee waar de getrouwen van George W. niet bepaald blij mee zullen zijn. Hij omschrijft de president namelijk als ´een intuïtief leider met beperkte intellectuele capaciteiten´. Een feit dat in de rest van de wereld al lang bekend is, maar wat voor de Amerikanen blijkbaar nog steeds groot nieuws blijkt te zijn!
Het meest opvallende vond ik echter dat zowel het Witte Huis als de pers hun uiterste best doet om McClellan nu neer te zetten als iemand die volslagen de weg kwijt is, en een linkse fantast. Met geen woord wordt echter tegengesproken wat er over hun hoogste baas wordt gezegd, en dát is toch wel héél apart!
29-05-08
Dergelijke memoires zorgen gegarandeerd voor ophef, zeker als ze gaan over een (nog) zittende president. Journalisten en andere nieuwsjagers zijn er dan als de kippen bij om breeduit verslag te doen van elk kruimeltje roddel en achterklap dat voor meer kijkers of lezers zou kunnen zorgen. De memoires van McClellan vormen daarop geen uitzondering.
McClellan hekelt in zijn boek niet alleen George W., maar heeft ook het nodige op te merken over het kringetje van vertrouwelingen rondom de president. Zo krijgen Condoleeza Rice en Dick Cheney er stevig van langs, net als voormalig adviseur Karl Rove.
Niet dat het boek echt spectaculaire onthullingen voor ons in petto heeft, de meeste beschuldigingen circuleren tenslotte al langer. Toch lijkt het McClellan te gaan lukken om deze oude feiten nieuw leven in te blazen door te stellen dat Bush niet zozeer ´gelogen´ heeft over de inval in Irak, maar dat er op z´n minst is ´gemanipuleerd met de waarheid´. Bovendien omschrijft hij zijn vorige baas als iemand die ervan overtuigd is dat ´alleen oorlogspresidenten een stempel op de geschiedenis kunnen drukken´, een zienswijze die maar weer eens onderstreept dat Bush zo snel mogelijk van het wereldtoneel dient te verdwijnen. Bovendien geeft McClellan, en hij kan het weten tenslotte, zijn voormalige baas een
persoonsomschrijving mee waar de getrouwen van George W. niet bepaald blij mee zullen zijn. Hij omschrijft de president namelijk als ´een intuïtief leider met beperkte intellectuele capaciteiten´. Een feit dat in de rest van de wereld al lang bekend is, maar wat voor de Amerikanen blijkbaar nog steeds groot nieuws blijkt te zijn!
Het meest opvallende vond ik echter dat zowel het Witte Huis als de pers hun uiterste best doet om McClellan nu neer te zetten als iemand die volslagen de weg kwijt is, en een linkse fantast. Met geen woord wordt echter tegengesproken wat er over hun hoogste baas wordt gezegd, en dát is toch wel héél apart!
29-05-08
woensdag 28 mei 2008
Honds
Ik heb medelijden met Eva Hafkamp. Het arme mens moet namelijk, met behulp van een aantal honden, managers bij de overheid gaan trainen op het gebied van communicatie. ´Honden, ´ zo zegt ze, ´zijn bij uitstek geschikt om de leiderschapskwaliteiten van cursisten te meten. De manier waarop ze in de workshop met de hond communiceren en samenwerken zegt alles over hoe ze dat op de werkvloer doen. Als de communicatie niet goed is, raakt de hond in verwarring. Het heeft vaak te maken met leiderschap: een hond heeft een leider nodig.´ Waarvan akte!
Managers, ofwel ´primadonna dictatorus´, is een van de meest succesvolle diersoorten in de werkende maatschappij. Een soort ook die een strategie heeft ontwikkeld die er primair op gericht is de eigen soort in stand te houden, zo nodig ten koste van alles. Momenteel zijn ze nog niet zó ver geëvolueerd dat er speciale ´kleine managertjes´ gekweekt worden, maar ik verwacht dat die evolutionaire misstap binnen afzienbare tijd óók rechtgezet zal worden. Als ik de vergelijking tussen een roedel honden en de gemiddelde werkplek eens wat nader bekijk, vallen een aantal zaken meteen op.
Honden hebben, na jarenlange associatie met de mens, een aangeboren en onbedwingbare neiging om te willen plezieren, een eigenschap die mij, helaas voor het managementgilde, ten ene male ontbeert. Bovendien ben ik er niet van gediend om, bij een meningsverschil of een verschil in inzicht, te worden afgeblaft. Een hond verwacht niet anders van de roedelleider. Toch zijn er ook zeker overeenkomsten te bespeuren. In een hondenroedel gaat het namelijk in eerste plaats om de leider, meestal een mannetje. Hij bepaalt wat er wannéér gebeurt. Uit de drang naar overleving is hij de eerste die eet en de enige die zich mag voortplanten, de rest van de (activiteiten van de) roedel is daaraan volstrekt ondergeschikt. Een tactiek die door vele onzekere managers wordt toegepast, maar in een land als het onze doorgaans niet werkt. Hier hebben we te maken met fenomenen als inspraak, spreken we onze leider(s) ook graag tegen. Bovendien leven we in een cultuur die de neiging heeft overal het compromis voor te zoeken. In de wereld van de hond werkt dat niet. Die gedijt, in tegenstelling tot het overgrote deel van de werknemers, het best bij een simpele hiërarchie en simpele, duidelijke, eensluidende opdrachten. Een hond denkt tenslotte ook niet echt na, die doet braaf wat hem wordt opgedragen. Op onverwachte situaties reageert hij voornamelijk instinctief.
In het moderne management is de werknemer, en de wisselwerking tussen manager en zijn ondergeschikten, verworden tot een getal op een spreadsheet. Het productiviteitspercentage is verreweg belangrijker dan de man of vrouw die de prestatie moet leveren. In het geval er bezuinigd moet worden, verdwijnen éérst de handjes op de werkvloer en pas in allerlaatste instantie de manager zelf. En dan nog het liefst met een bonus die volstrekt onafhankelijk van geleverde prestaties tot stand is gekomen.
Helaas is in de meeste bedrijven en instellingen nog niet altijd doorgedrongen dat managen bovenal mensenwerk is, en bovendien een vak. Een vak dat je niet kunt leren, je hebt het ´in je´ of niet. Een manager die de kunst niet verstaat om zijn mensen te motiveren en het beste uit hen naar boven te halen, kan wel een poging doen om leiding te geven, maar zal geneigd zijn dit op een autoritaire en dictatoriale manier te doen, simpelweg omdat hem andere strategieën ontbreken. En de motivering ´Omdat ik het zeg!´, brengt je doorgaans niet bepaald waar je wezen wilt, het creëert eerder verzet. Een hondentraining is dus prima, maar ´afblaffen´ kunnen de meeste managers zó ook wel. Als er bovendien géén aandacht wordt besteed aan het feit dat een manager te maken heeft met mensen en niet met slaafse honden of statistieken, zal er bitter weinig veranderen.
28-05-08
Managers, ofwel ´primadonna dictatorus´, is een van de meest succesvolle diersoorten in de werkende maatschappij. Een soort ook die een strategie heeft ontwikkeld die er primair op gericht is de eigen soort in stand te houden, zo nodig ten koste van alles. Momenteel zijn ze nog niet zó ver geëvolueerd dat er speciale ´kleine managertjes´ gekweekt worden, maar ik verwacht dat die evolutionaire misstap binnen afzienbare tijd óók rechtgezet zal worden. Als ik de vergelijking tussen een roedel honden en de gemiddelde werkplek eens wat nader bekijk, vallen een aantal zaken meteen op.
Honden hebben, na jarenlange associatie met de mens, een aangeboren en onbedwingbare neiging om te willen plezieren, een eigenschap die mij, helaas voor het managementgilde, ten ene male ontbeert. Bovendien ben ik er niet van gediend om, bij een meningsverschil of een verschil in inzicht, te worden afgeblaft. Een hond verwacht niet anders van de roedelleider. Toch zijn er ook zeker overeenkomsten te bespeuren. In een hondenroedel gaat het namelijk in eerste plaats om de leider, meestal een mannetje. Hij bepaalt wat er wannéér gebeurt. Uit de drang naar overleving is hij de eerste die eet en de enige die zich mag voortplanten, de rest van de (activiteiten van de) roedel is daaraan volstrekt ondergeschikt. Een tactiek die door vele onzekere managers wordt toegepast, maar in een land als het onze doorgaans niet werkt. Hier hebben we te maken met fenomenen als inspraak, spreken we onze leider(s) ook graag tegen. Bovendien leven we in een cultuur die de neiging heeft overal het compromis voor te zoeken. In de wereld van de hond werkt dat niet. Die gedijt, in tegenstelling tot het overgrote deel van de werknemers, het best bij een simpele hiërarchie en simpele, duidelijke, eensluidende opdrachten. Een hond denkt tenslotte ook niet echt na, die doet braaf wat hem wordt opgedragen. Op onverwachte situaties reageert hij voornamelijk instinctief.
In het moderne management is de werknemer, en de wisselwerking tussen manager en zijn ondergeschikten, verworden tot een getal op een spreadsheet. Het productiviteitspercentage is verreweg belangrijker dan de man of vrouw die de prestatie moet leveren. In het geval er bezuinigd moet worden, verdwijnen éérst de handjes op de werkvloer en pas in allerlaatste instantie de manager zelf. En dan nog het liefst met een bonus die volstrekt onafhankelijk van geleverde prestaties tot stand is gekomen.
Helaas is in de meeste bedrijven en instellingen nog niet altijd doorgedrongen dat managen bovenal mensenwerk is, en bovendien een vak. Een vak dat je niet kunt leren, je hebt het ´in je´ of niet. Een manager die de kunst niet verstaat om zijn mensen te motiveren en het beste uit hen naar boven te halen, kan wel een poging doen om leiding te geven, maar zal geneigd zijn dit op een autoritaire en dictatoriale manier te doen, simpelweg omdat hem andere strategieën ontbreken. En de motivering ´Omdat ik het zeg!´, brengt je doorgaans niet bepaald waar je wezen wilt, het creëert eerder verzet. Een hondentraining is dus prima, maar ´afblaffen´ kunnen de meeste managers zó ook wel. Als er bovendien géén aandacht wordt besteed aan het feit dat een manager te maken heeft met mensen en niet met slaafse honden of statistieken, zal er bitter weinig veranderen.
28-05-08
dinsdag 27 mei 2008
Geknipte vleugels
Iedereen kent het gezegde: ´Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!´. Een gezegde dat ons moet leren onszelf aan te passen normen van de grote massa, en vooral om niet te willen opvallen door gedrag of prestatie. Want onze maatschappij draait op de grijze massa, op al die mensen die dag in dag uit hun werk doen en verder niet al te veel van zich laten horen. En vanuit dat gezichtspunt is het begrijpelijk dat het systeem erbij gebaat is als iedereen gewoon zijn werk doet en er geen verstoringen of interrupties zijn waardoor het systeem stokt of vastloopt. Zelfs onze kinderen voeden we van jongs af aan op om vooral maar deel uit te gaan maken van het systeem. Al hun prestaties worden tenslotte afgemeten aan de norm, afgemeten dus aan de prestaties van de middenmoot.
Maar wat nu als er iemand is die niet kan of wil voldoen aan die norm? Wat nu, als er iemand is voor wie een grote mate van vrijheid net zo essentieel is als ademhalen of eten? Voor wie de grijze massa een schrikbeeld is, omdat het model staat voor alles wat hij of zij nu juist niet is?
Doorgaans reageert de massa op zulke mensen met afschuw en verkettering. De persoon in kwestie wordt uitgesloten, belachelijk gemaakt en (weg)gepest. Alles om die persoon te bewegen zich vooral aan te passen en hem diens dwaze gedachten maar te doen vergeten. Toch zijn het de andersdenkenden die ervoor zorgen dat er zaken veranderen, dat er sprongen voorwaarts gezet worden op het gebied van kunst, wetenschap, en bijvoorbeeld geneeskunde.
Want wat zou Van Gogh zijn geweest als het hem verboden was om in zijn schilderijen de kleuren geel en blauw te gebruiken? Wat zou er van Einstein zijn geworden als het hem verboden was buiten zijn eigen vakgebied te kijken? Zou Fleming ooit de penicilline hebben ontdekt als hij zich louter en alleen was blijven concentreren op de eigenschappen van de bacterie die hij aan het bestuderen was?
De maatschappij ziet het als taak van ouders om hun kinderen te leren zelfstandig uit te vliegen in de maatschappij. Tegelijkertijd legt de maatschappij hen een enorm scala aan beperkingen op, waardoor het werkelijk individuele karakter van dat kind bijna weer verdwijnt. Soms is het zelfs zó erg, dat het vrijwel zinloos lijkt om überhaupt nog van de grond los te komen, maar de menselijke spirit is gelukkig zowel vindingrijk als flexibel. Regeltjes worden voortdurend aangepast en grenzen opgerekt. De menselijke nieuwsgierigheid zorgt er gelukkig voor dat er altijd mensen zullen blijven die verder kijken en op andere plaatsten naar antwoorden zoeken dan de maatschappij hen dicteert. En, ook al is voor velen een gruwel, we kunnen als maatschappij, als mensheid, niet zonder die eenlingen. Hun denkbeelden en hun prestaties, hun wijsheid en uitvindingen, hoe vaak ook verketterd en belachelijk gemaakt door hun omgeving, worden straks in de geschiedenisboekjes geroemd als de prestaties van het geheel. En daar mag best eens bij worden stilgestaan.
27-05-08
Maar wat nu als er iemand is die niet kan of wil voldoen aan die norm? Wat nu, als er iemand is voor wie een grote mate van vrijheid net zo essentieel is als ademhalen of eten? Voor wie de grijze massa een schrikbeeld is, omdat het model staat voor alles wat hij of zij nu juist niet is?
Doorgaans reageert de massa op zulke mensen met afschuw en verkettering. De persoon in kwestie wordt uitgesloten, belachelijk gemaakt en (weg)gepest. Alles om die persoon te bewegen zich vooral aan te passen en hem diens dwaze gedachten maar te doen vergeten. Toch zijn het de andersdenkenden die ervoor zorgen dat er zaken veranderen, dat er sprongen voorwaarts gezet worden op het gebied van kunst, wetenschap, en bijvoorbeeld geneeskunde.
Want wat zou Van Gogh zijn geweest als het hem verboden was om in zijn schilderijen de kleuren geel en blauw te gebruiken? Wat zou er van Einstein zijn geworden als het hem verboden was buiten zijn eigen vakgebied te kijken? Zou Fleming ooit de penicilline hebben ontdekt als hij zich louter en alleen was blijven concentreren op de eigenschappen van de bacterie die hij aan het bestuderen was?
De maatschappij ziet het als taak van ouders om hun kinderen te leren zelfstandig uit te vliegen in de maatschappij. Tegelijkertijd legt de maatschappij hen een enorm scala aan beperkingen op, waardoor het werkelijk individuele karakter van dat kind bijna weer verdwijnt. Soms is het zelfs zó erg, dat het vrijwel zinloos lijkt om überhaupt nog van de grond los te komen, maar de menselijke spirit is gelukkig zowel vindingrijk als flexibel. Regeltjes worden voortdurend aangepast en grenzen opgerekt. De menselijke nieuwsgierigheid zorgt er gelukkig voor dat er altijd mensen zullen blijven die verder kijken en op andere plaatsten naar antwoorden zoeken dan de maatschappij hen dicteert. En, ook al is voor velen een gruwel, we kunnen als maatschappij, als mensheid, niet zonder die eenlingen. Hun denkbeelden en hun prestaties, hun wijsheid en uitvindingen, hoe vaak ook verketterd en belachelijk gemaakt door hun omgeving, worden straks in de geschiedenisboekjes geroemd als de prestaties van het geheel. En daar mag best eens bij worden stilgestaan.
27-05-08
zaterdag 24 mei 2008
Kinderloze egotripper
Ik waarschuw maar even, ik ben asociaal en egocentrisch. Althans volgens P. Huysman uit Oosterhout (NB). Nu ken ik deze goede meneer of mevrouw niet persoonlijk, en hij of zij mij dus ook niet neem ik aan, maar Huysman heeft wel een duidelijke mening over mij.
In een ingezonden brief uit de krant van vanmorgen teken ik op dat Huysman zich op de borst slaat wegens ´de noodzakelijke bijdrage´ die het gezin Huysman aan de maatschappij heeft geleverd door drie kinderen en zes kleinkinderen te produceren. Ook komt Huysman regelmatig kinderloze echtparen tegen die, blijkbaar uit puur egocentrische motieven zoals luxe vakanties en het kunnen hebben van fulltime banen, besloten hebben de wereld niet nóg verder te overbevolken. Uit de gevoerde gesprekken met deze egotrippers concludeert Huysman dan, dat deze kinderlozen zo egoïstisch zijn dat ze wèl profiteren van de welvaartsstaat, maar daar, in de gedachtegang van Huysman althans, dus niet aan bijdragen. Bovendien wordt daar nog aan toegevoegd dat kinderlozen ´op een luxe en ongecompliceerde manier dus oud worden´. En, als de ouderdom dan eenmaal is ingetreden, met alle gebreken van dien, ´zorgen andermans kinderen wel voor hen..´. Dat laatste mag ik toch hopen ja!
Maar, meneer of mevrouw Huysman, ik snap uw redenering niet. Als werkende volwassenen dragen mijn liefste en ik volwaardig en ruim bij aan de diverse geldstromen in de huidige maatschappij. Met dien verstande dat het doorgaans geldstromen zijn die van ons weg stromen. Wij, als kinderloze tweeverdieners, vallen buiten ALLE subsidieregelingen, betalen het volle pond aan belastingen, accijnzen en heffingen, en hebben, ondanks of dankzij het huidige beleid, nog steeds grote moeite om aan het eind van de maand de eindjes aan elkaar te knopen. En het ziet er niet naar uit dat dit in de komende tijd gemakkelijker gaat worden, het wordt alleen maar slechter. Bij ons geen ´afdragen van kleding´ omdat de kleding van mijn liefste mij niet zou staan en bovendien een paar maatjes te klein zou zijn. Bij ons ook geen overheid die bijdraagt in de kosten van levensonderhoud voor de kinderen, een vrije keuze uwerzijds overigens, geen huursubsidie, geen toeslagen als tegemoetkoming in de kosten van studieboeken etc. Sterker nog, om ervoor te zorgen dat uw kinderen straks GRATIS schoolboeken kunnen krijgen, is recentelijk de accijns op mijn zuurverdiende glaasje wijn verhoogd! Als ik, ter ontwikkeling van mezelf, een cursus of opleiding zou willen gaan volgen, dien ik die volledig uit eigen zak te betalen. Nergens subsidie en nergens tegemoetkoming in de te maken kosten. Aankloppen bij mijn werkgever dan? Die is veel te bang dat ik, na het voltooien van die studie mijn heil elders ga zoeken, dus die geeft ook niet thuis. Dat zulk een houding even kortzichtig is als de uwe is een ander verhaal, waar ik het hier niet eens over wil hebben.
Maar ik zou zo dolgraag eens van u horen waarom mensen die, gewenst of ongewenst, kinderloos door het leven gaan, in uw ogen behoren tot de paria´s. Wellicht heb ik in uw ingezonden stuk bepaalde delen gemist omdat die er door de redactie zijn uit gehaald, maar het argument dat we op onze ouwe dag geheel door uw kinderen verzorgd moeten worden kán toch niet het enige argument zijn? Dat is een boekhoudkundig principe dat door de overheid nu eenmaal zo is geregeld. Dat kunt u mij niet aanrekenen, en een slechter argument om aan kinderen te beginnen: ´omdat de AOW toch betaald moet kunnen worden´, kan ik me niet voorstellen.
Mocht het toch echter toch onverhoopt zo uitpakken dat ik juist uw kinderen aan mijn sterfbed tref, dan zou ik voor die eer dan graag bij voorbaat willen bedanken. Indien u uw kinderen namelijk eenzelfde palet aan normen en waarden heeft meegegeven als welke u in uw brief etaleert, dan pas ik ervoor om door hen verzorgd te worden. Ik meen namelijk dat wij, als volwaardige en hardwerkende deelnemers aan de maatschappij, even zoveel recht hebben om ervoor te kiezen om niet aan kinderen te beginnen als u heeft omdat wél te doen. Wellicht heeft u die beslissing ooit uit religieuze overwegingen genomen, of wellicht ooit door de situatie gedwongen. Ik kan niet in uw situatie kijken en daardoor geen juiste mening vormen. Ook was ik er niet bij toen u destijds, ik hoop samen met uw partner, de beslissing nam om (te trachten!) kinderen te krijgen. Want helaas is dat, ook met de huidige stand van de wetenschap, niet aan iedereen gegeven, hoe graag sommigen dat ook zouden willen.
En nee, ik ga hier ook geen betoog houden over de enorme berg vuil die u en uw uitgebreide gezin in de loop van het leven veroorzaakt. Ook niet als ik die zou kunnen vergelijken met de veel kleinere berg die mijn liefste en ik produceren. Nee, ik ben heel erg benieuwd naar het waarom van uw uitspraak, en het waarop van uw bestempeling als ´asociaal en egocentrisch´. Is het uit spijt? Uit wrok over toekomstdromen die niet uitkwamen omdat er kinderen kwamen? Waren het die toekomstdromen die nooit uitkwamen omdat uw kinderen een ander levenspad kozen? Gaat het feitelijk over al dat geld dat uw kindertjes u hebben gekost en wat u, achteraf, liever uitgegeven had aan andere, meer materialistische, zaken?
Ik hou de mogelijkheid open dat er aan uw uitspraken een verlicht en evenwichtig betoog ten grondslag ligt, maar dat heb ik, tot op heden, helaas nog niet kunnen vaststellen. Bij deze dan dus de uitnodiging tot het aangaan van de dialoog. Uit het feit alleen al dat u de moeite heeft genomen een brief aan de krant te schrijven, zit het u blijkbaar hoog! Dus, kom maar op. Ik ben er héél benieuwd naar!
24-05-08
In een ingezonden brief uit de krant van vanmorgen teken ik op dat Huysman zich op de borst slaat wegens ´de noodzakelijke bijdrage´ die het gezin Huysman aan de maatschappij heeft geleverd door drie kinderen en zes kleinkinderen te produceren. Ook komt Huysman regelmatig kinderloze echtparen tegen die, blijkbaar uit puur egocentrische motieven zoals luxe vakanties en het kunnen hebben van fulltime banen, besloten hebben de wereld niet nóg verder te overbevolken. Uit de gevoerde gesprekken met deze egotrippers concludeert Huysman dan, dat deze kinderlozen zo egoïstisch zijn dat ze wèl profiteren van de welvaartsstaat, maar daar, in de gedachtegang van Huysman althans, dus niet aan bijdragen. Bovendien wordt daar nog aan toegevoegd dat kinderlozen ´op een luxe en ongecompliceerde manier dus oud worden´. En, als de ouderdom dan eenmaal is ingetreden, met alle gebreken van dien, ´zorgen andermans kinderen wel voor hen..´. Dat laatste mag ik toch hopen ja!
Maar, meneer of mevrouw Huysman, ik snap uw redenering niet. Als werkende volwassenen dragen mijn liefste en ik volwaardig en ruim bij aan de diverse geldstromen in de huidige maatschappij. Met dien verstande dat het doorgaans geldstromen zijn die van ons weg stromen. Wij, als kinderloze tweeverdieners, vallen buiten ALLE subsidieregelingen, betalen het volle pond aan belastingen, accijnzen en heffingen, en hebben, ondanks of dankzij het huidige beleid, nog steeds grote moeite om aan het eind van de maand de eindjes aan elkaar te knopen. En het ziet er niet naar uit dat dit in de komende tijd gemakkelijker gaat worden, het wordt alleen maar slechter. Bij ons geen ´afdragen van kleding´ omdat de kleding van mijn liefste mij niet zou staan en bovendien een paar maatjes te klein zou zijn. Bij ons ook geen overheid die bijdraagt in de kosten van levensonderhoud voor de kinderen, een vrije keuze uwerzijds overigens, geen huursubsidie, geen toeslagen als tegemoetkoming in de kosten van studieboeken etc. Sterker nog, om ervoor te zorgen dat uw kinderen straks GRATIS schoolboeken kunnen krijgen, is recentelijk de accijns op mijn zuurverdiende glaasje wijn verhoogd! Als ik, ter ontwikkeling van mezelf, een cursus of opleiding zou willen gaan volgen, dien ik die volledig uit eigen zak te betalen. Nergens subsidie en nergens tegemoetkoming in de te maken kosten. Aankloppen bij mijn werkgever dan? Die is veel te bang dat ik, na het voltooien van die studie mijn heil elders ga zoeken, dus die geeft ook niet thuis. Dat zulk een houding even kortzichtig is als de uwe is een ander verhaal, waar ik het hier niet eens over wil hebben.
Maar ik zou zo dolgraag eens van u horen waarom mensen die, gewenst of ongewenst, kinderloos door het leven gaan, in uw ogen behoren tot de paria´s. Wellicht heb ik in uw ingezonden stuk bepaalde delen gemist omdat die er door de redactie zijn uit gehaald, maar het argument dat we op onze ouwe dag geheel door uw kinderen verzorgd moeten worden kán toch niet het enige argument zijn? Dat is een boekhoudkundig principe dat door de overheid nu eenmaal zo is geregeld. Dat kunt u mij niet aanrekenen, en een slechter argument om aan kinderen te beginnen: ´omdat de AOW toch betaald moet kunnen worden´, kan ik me niet voorstellen.
Mocht het toch echter toch onverhoopt zo uitpakken dat ik juist uw kinderen aan mijn sterfbed tref, dan zou ik voor die eer dan graag bij voorbaat willen bedanken. Indien u uw kinderen namelijk eenzelfde palet aan normen en waarden heeft meegegeven als welke u in uw brief etaleert, dan pas ik ervoor om door hen verzorgd te worden. Ik meen namelijk dat wij, als volwaardige en hardwerkende deelnemers aan de maatschappij, even zoveel recht hebben om ervoor te kiezen om niet aan kinderen te beginnen als u heeft omdat wél te doen. Wellicht heeft u die beslissing ooit uit religieuze overwegingen genomen, of wellicht ooit door de situatie gedwongen. Ik kan niet in uw situatie kijken en daardoor geen juiste mening vormen. Ook was ik er niet bij toen u destijds, ik hoop samen met uw partner, de beslissing nam om (te trachten!) kinderen te krijgen. Want helaas is dat, ook met de huidige stand van de wetenschap, niet aan iedereen gegeven, hoe graag sommigen dat ook zouden willen.
En nee, ik ga hier ook geen betoog houden over de enorme berg vuil die u en uw uitgebreide gezin in de loop van het leven veroorzaakt. Ook niet als ik die zou kunnen vergelijken met de veel kleinere berg die mijn liefste en ik produceren. Nee, ik ben heel erg benieuwd naar het waarom van uw uitspraak, en het waarop van uw bestempeling als ´asociaal en egocentrisch´. Is het uit spijt? Uit wrok over toekomstdromen die niet uitkwamen omdat er kinderen kwamen? Waren het die toekomstdromen die nooit uitkwamen omdat uw kinderen een ander levenspad kozen? Gaat het feitelijk over al dat geld dat uw kindertjes u hebben gekost en wat u, achteraf, liever uitgegeven had aan andere, meer materialistische, zaken?
Ik hou de mogelijkheid open dat er aan uw uitspraken een verlicht en evenwichtig betoog ten grondslag ligt, maar dat heb ik, tot op heden, helaas nog niet kunnen vaststellen. Bij deze dan dus de uitnodiging tot het aangaan van de dialoog. Uit het feit alleen al dat u de moeite heeft genomen een brief aan de krant te schrijven, zit het u blijkbaar hoog! Dus, kom maar op. Ik ben er héél benieuwd naar!
24-05-08
vrijdag 23 mei 2008
Een sla-emmer uit ´s Gravenhage
Eén van de vele nieuwe begrippen die mijn liefste heeft geïntroduceerd in mijn vocabulaire, is dat van de ´sla-emmer´. Tot op dat moment had ik nog nooit van het begrip gehoord, ik kende slechts de ´sla centrifuge´ en het ´sla-net´ dat eenzelfde functie heeft, maar omdat een mens nooit te oud is om te leren wilde ik er graag meer van weten.
Volgens de mij nu bekende definitie is een ´sla-emmer´ dus een emmer of een bak die louter en alleen is bedoeld voor het wassen van sla en overige bladgroente. Groente van de volle grond dus, die dus ongesneden en onverpakt wordt gekocht, zoals bijvoorbeeld prei. Het principe is verder simpel: je snijdt de groente op de gewenste manier, vult de emmer met water en laat de groente daar enige tijd in drijven, zodat al het zand en overige bestanddelen die niet tot de groente zélf behoren, de tijd krijgen naar de bodem van de emmer te zinken. Niets aan de hand dus, ware het niet dat mij simpele mannenverstand als eerste reactie ´daar heb je toch de gootsteen voor?´ ten beste gaf. Maar nee, dát was, en is, in huize de L´Ecluse volstrekt uit den boze om louter hygiënische redenen. Dezelfde redenen waarom de sla-emmer alleen en uitsluitend voor bovenstaande functies gebruikt mag worden trouwens. Na gebruik voor andere zaken is de emmer niet meer geschikt als sla-emmer en dient er dus een nieuwe aangeschaft te worden! Daarnaast is het overigens ook nog zo dat een emmer of een bak aan een aantal heel specifieke eisen en eigenschappen dient te voldoen om überhaupt te kunnen voldoen aan de functionaliteit als ´sla-emmer´. Het is dus niet iets waar je al te licht over kun denken!
Nu loop ik al enige tijd met het begrip ´sla-emmer´ te stoeien. Het woord en begrip was voor mij volslagen onbekend, dat ik eigenlijk heel benieuwd was waar het woord vandaan komt en of het hier wellicht een regionale of wellicht een familiaire betekenis betreft. Toen ik dus afgelopen woensdag op een terras aan het diner zat, besloot ik mijn gezelschap, een dame en twee heren, er eens naar te vragen. Geen van de ondervraagden had echter ooit van het woord gehoord, maar na enige uitleg bleek dat het begrip bij de dame en de heren nogal ver uit elkaar lag. De heren volgden vrijwel meteen mijn eigen redenering dat groenten gewoon in de gootsteen of spoelbak gewassen kunnen worden, maar de dame begreep het principe en kon zich daarin prima vinden. Net als het exclusieve gebruik ervan overigens. Toch apart, dat duidelijke verschil in benadering tussen mannen en vrouwen!
Afgelopen weekend was ik weer in Den Haag om mijn vader op te zoeken. En daar ik al zo´n twintig jaar niet meer in de binnenstad was geweest, besloten mijn liefste en ik om reeds op zaterdag die kant op te gaan en de middag, avond en de nacht rondom Den Haag door te brengen. Na te zijn ingecheckt in het hotel zijn we de binnenstad van Den Haag gaan verkennen, en wat is er veel veranderd in die twintig jaar! Maar in één van de winkeltjes waar we binnen gingen vonden we toch de perfecte ´sla-emmer´. Niet te groot en niet te klein, kortom perfect passend in het idee. Inmiddels staat de nieuwe ´sla-emmer´, afgewassen en wel, in de keuken te wachten op het eerste gebruik. Ik heb bovendien beloofd dat ik hem een ereplaatsje aan de muur zal geven, maar dat ophangen is er nog niet van gekomen….ook al heeft mijn liefste al een paar subtiele herinneringen daaraan gedropt. Ik beloof haar bij deze dat ik dat dit weekend zal doen!
23-05-08
Volgens de mij nu bekende definitie is een ´sla-emmer´ dus een emmer of een bak die louter en alleen is bedoeld voor het wassen van sla en overige bladgroente. Groente van de volle grond dus, die dus ongesneden en onverpakt wordt gekocht, zoals bijvoorbeeld prei. Het principe is verder simpel: je snijdt de groente op de gewenste manier, vult de emmer met water en laat de groente daar enige tijd in drijven, zodat al het zand en overige bestanddelen die niet tot de groente zélf behoren, de tijd krijgen naar de bodem van de emmer te zinken. Niets aan de hand dus, ware het niet dat mij simpele mannenverstand als eerste reactie ´daar heb je toch de gootsteen voor?´ ten beste gaf. Maar nee, dát was, en is, in huize de L´Ecluse volstrekt uit den boze om louter hygiënische redenen. Dezelfde redenen waarom de sla-emmer alleen en uitsluitend voor bovenstaande functies gebruikt mag worden trouwens. Na gebruik voor andere zaken is de emmer niet meer geschikt als sla-emmer en dient er dus een nieuwe aangeschaft te worden! Daarnaast is het overigens ook nog zo dat een emmer of een bak aan een aantal heel specifieke eisen en eigenschappen dient te voldoen om überhaupt te kunnen voldoen aan de functionaliteit als ´sla-emmer´. Het is dus niet iets waar je al te licht over kun denken!
Nu loop ik al enige tijd met het begrip ´sla-emmer´ te stoeien. Het woord en begrip was voor mij volslagen onbekend, dat ik eigenlijk heel benieuwd was waar het woord vandaan komt en of het hier wellicht een regionale of wellicht een familiaire betekenis betreft. Toen ik dus afgelopen woensdag op een terras aan het diner zat, besloot ik mijn gezelschap, een dame en twee heren, er eens naar te vragen. Geen van de ondervraagden had echter ooit van het woord gehoord, maar na enige uitleg bleek dat het begrip bij de dame en de heren nogal ver uit elkaar lag. De heren volgden vrijwel meteen mijn eigen redenering dat groenten gewoon in de gootsteen of spoelbak gewassen kunnen worden, maar de dame begreep het principe en kon zich daarin prima vinden. Net als het exclusieve gebruik ervan overigens. Toch apart, dat duidelijke verschil in benadering tussen mannen en vrouwen!
Afgelopen weekend was ik weer in Den Haag om mijn vader op te zoeken. En daar ik al zo´n twintig jaar niet meer in de binnenstad was geweest, besloten mijn liefste en ik om reeds op zaterdag die kant op te gaan en de middag, avond en de nacht rondom Den Haag door te brengen. Na te zijn ingecheckt in het hotel zijn we de binnenstad van Den Haag gaan verkennen, en wat is er veel veranderd in die twintig jaar! Maar in één van de winkeltjes waar we binnen gingen vonden we toch de perfecte ´sla-emmer´. Niet te groot en niet te klein, kortom perfect passend in het idee. Inmiddels staat de nieuwe ´sla-emmer´, afgewassen en wel, in de keuken te wachten op het eerste gebruik. Ik heb bovendien beloofd dat ik hem een ereplaatsje aan de muur zal geven, maar dat ophangen is er nog niet van gekomen….ook al heeft mijn liefste al een paar subtiele herinneringen daaraan gedropt. Ik beloof haar bij deze dat ik dat dit weekend zal doen!
23-05-08
maandag 19 mei 2008
Deel 7: Het fenomeen beelddenken, een aantal definities
Als we het begrip beelddenken wat nader willen onderzoeken zijn er veel definities te vinden die, geschreven vanuit soms zeer verschillende disciplines, elkaar redelijk aanvullen en een breder licht laten schijnen op het fenomeen. De meeste definities gaan wederom uit van het kind in de schoolgaande leeftijd maar geven ons toch een heel aantal bruikbare handvaten waarop we verder kunnen bouwen.
“Beelddenken kan omschreven worden als ruimtelijk denken, een simultaan (gelijktijdig), non-verbaal denken. Het wordt ook een abstract visueel, synergetisch (samenwerkend, elkaar versterkend) of soms haptisch (tast) denken genoemd. Het is een geheel andere, vaak creatievere manier van denken, waarbij verschillende zintuigen gebruikt worden. Visualisatie is er daar een van, maar ook ruiken, voelen en horen maken er deel van uit. De term beelddenken is dus enigszins misleidend en ook beperkend, omdat het alleen aan beelden doet denken.”
G. Bromberger, 2004 in ´De kracht van beelddenken. Een creatieve manier om koers te bepalen voor individu, team en organisatie´
“ Beelddenken is een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt. Het is denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, die men (gewoonlijk) rond het vijfde, zesde jaar loslaat ten gunste van het zogenaamde begripsdenken.”
Nel Ojemann 1987
“Beelddenkers zijn individuen die denken in beelden in plaats van in woorden.
Hun hersenen zijn anders georganiseerd dan bij de woorddenkers. Ze leren ook beter visueel dan auditief, en als het klikt blijft het geleerde permanent aanwezig.
Ze leren iets als geheel en moeten eerst het grote beeld zien voordat zij de details kunnen opnemen.
Linda Kreger Silverman Ph.D in ´Omgekeerd Briljant´ 2005
“Beelddenkers ordenen hun wereld bij voorkeur met niet-talige middelen. Ze zien beelden van situaties en gebeurtenissen, waarin meerdere zaken tegelijkertijd zichtbaar worden.”
www.thuisonderwijs.net/beelddenken/beelddenken-studiedag-1996-verslag.rtf
“Beelddenkers staan door hun andere manier van denken heel anders in het leven. Soms zo opmerkelijk anders, dat hun gedrag opvalt of stoort. Hun speciale manier van leren en denken wordt vaak niet onderkend of naar waarde geschat.
Noemenswaardig is dat iedere beelddenker anders (beeldend) denkt, maar wat alle beelddenkers gemeen hebben is dat het een denken met weinig of zelfs zonder taal is. “
www.thuisonderwijs.net/beelddenken/beelddenken-studiedag-1996-verslag.rtf
“Beelddenkers denken volgens een oorspronkelijk denkproces waarbij visuele, auditieve en zintuiglijke informatie gelijktijdig wordt verwerkt. Zij nemen fysionomisch waar, dit is waarnemen met zintuigen en niet door kennis……Bij Beelddenkers moet de verbaal binnenkomende informatie worden omgezet in beelden, en deze beelden moeten weer worden omgezet in woorden.”
Anneke Bezem en Marion van Coolwijk in ´Beelddenken in de praktijk´ 2003
19-05-08III
“Beelddenken kan omschreven worden als ruimtelijk denken, een simultaan (gelijktijdig), non-verbaal denken. Het wordt ook een abstract visueel, synergetisch (samenwerkend, elkaar versterkend) of soms haptisch (tast) denken genoemd. Het is een geheel andere, vaak creatievere manier van denken, waarbij verschillende zintuigen gebruikt worden. Visualisatie is er daar een van, maar ook ruiken, voelen en horen maken er deel van uit. De term beelddenken is dus enigszins misleidend en ook beperkend, omdat het alleen aan beelden doet denken.”
G. Bromberger, 2004 in ´De kracht van beelddenken. Een creatieve manier om koers te bepalen voor individu, team en organisatie´
“ Beelddenken is een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt. Het is denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, die men (gewoonlijk) rond het vijfde, zesde jaar loslaat ten gunste van het zogenaamde begripsdenken.”
Nel Ojemann 1987
“Beelddenkers zijn individuen die denken in beelden in plaats van in woorden.
Hun hersenen zijn anders georganiseerd dan bij de woorddenkers. Ze leren ook beter visueel dan auditief, en als het klikt blijft het geleerde permanent aanwezig.
Ze leren iets als geheel en moeten eerst het grote beeld zien voordat zij de details kunnen opnemen.
Linda Kreger Silverman Ph.D in ´Omgekeerd Briljant´ 2005
“Beelddenkers ordenen hun wereld bij voorkeur met niet-talige middelen. Ze zien beelden van situaties en gebeurtenissen, waarin meerdere zaken tegelijkertijd zichtbaar worden.”
www.thuisonderwijs.net/beelddenken/beelddenken-studiedag-1996-verslag.rtf
“Beelddenkers staan door hun andere manier van denken heel anders in het leven. Soms zo opmerkelijk anders, dat hun gedrag opvalt of stoort. Hun speciale manier van leren en denken wordt vaak niet onderkend of naar waarde geschat.
Noemenswaardig is dat iedere beelddenker anders (beeldend) denkt, maar wat alle beelddenkers gemeen hebben is dat het een denken met weinig of zelfs zonder taal is. “
www.thuisonderwijs.net/beelddenken/beelddenken-studiedag-1996-verslag.rtf
“Beelddenkers denken volgens een oorspronkelijk denkproces waarbij visuele, auditieve en zintuiglijke informatie gelijktijdig wordt verwerkt. Zij nemen fysionomisch waar, dit is waarnemen met zintuigen en niet door kennis……Bij Beelddenkers moet de verbaal binnenkomende informatie worden omgezet in beelden, en deze beelden moeten weer worden omgezet in woorden.”
Anneke Bezem en Marion van Coolwijk in ´Beelddenken in de praktijk´ 2003
19-05-08III
Deel 6: Het fenomeen beelddenken, begripsdenken versus beelddenken
Zoals we gezien hebben, bestaat de term ‘beelddenken’ al tientallen jaren. Ze is afkomstig van de Haagse logopediste Maria J. Krabbe (1889 -1965), die in de jaren dertig met de theorie kwam dat er mensen zijn die in beelden denken in plaats van in taal. Krabbe constateert dat een aantal kinderen uit haar praktijk anders communiceren. Bovendien stelt ze vast dat er een discrepantie is tussen hun taalvaardigheid en hun vaardigheden op andere terreinen. Ze noemt dit fenomeen beelddenken, en omschrijft het in eerste instantie als ‘een denken in beelden en gebeurtenissen’. Dit in tegenstelling tot begripsdenken dat een denken in woorden en begrippen is.
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen. De voornaamste daarvan zijn steeds gericht op kinderen in de schoolgaande leeftijd en, helaas, nog maar weinig op volwassen beelddenkers. Toch kunnen we uit de gedane studies een heel aantal conclusies door trekken naar de wereld van de volwassenen.
19-05-08II
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen. De voornaamste daarvan zijn steeds gericht op kinderen in de schoolgaande leeftijd en, helaas, nog maar weinig op volwassen beelddenkers. Toch kunnen we uit de gedane studies een heel aantal conclusies door trekken naar de wereld van de volwassenen.
19-05-08II
Deel 5: Het fenomeen beelddenken, leren
Welk probleem we krijgen ook in het leven krijgen voorgeschoteld, hoe we dan ook denken, welke taak we moeten zien te klaren of welke eigenschap ook aan welke hersenhelft wordt toebedeeld, de jonge hersenen moeten, voor ze er überhaupt aan toe zijn, nog heel veel leren. En dat doen we, per definitie, op school.
In deel 4 hebben we het over verschillende manieren van denken gehad, maar als we naar het leerproces kijken, valt meteen op dat er twee heel verschillende leerstijlen zijn, een verbale en een non-verbale.
Verbale begripsvorming, ofwel begripsdenken, betekent denken met woorden en de klanken van de woorden en zit dus meer in de linker hersenhelft.
Non-verbale begripsvorming daarentegen, het beelddenken dus, betekent denken in beelden van begrippen of ideeën, zit dus meer in de rechter hersenhelft.
Begripsdenken is lineair. Het volgt de structuur van de taal. Iemand die er gebruik van maakt, vormt in gedachten, woord voor woord de zinnen. Deze manier van denken gebeurt met ongeveer dezelfde snelheid als spreken. Iemand die normaal spreekt, produceert ongeveer 150 woorden per minuut, oftewel 2,5 woord per seconde.
Beelddenken is evolutionair. Dat wil zeggen dat het beeld, dat de beelddenker voor zich ziet, ‘groeit’ naarmate het denkproces begrippen toevoegt. Deze manier van denken gaat veel sneller, vermoedelijk zelfs duizenden malen sneller, dan het begripsdenken.
Het zetten van deze stap is een lastige. Niemand staat er vaak bij stil hoe hij, of zij, nu eigenlijk denkt, en al helemaal niet dat er ook nog mensen zijn die het radicaal ánders doen. Als referentie gebruik je tenslotte steeds hoe het bij jezelf werkt. Toch is ook deze materie geen wet van ‘Meden en Perzen’ noch een kwestie van zwart/wit. De meesten van ons gebruiken namelijk beide stijlen door elkaar. Ze hebben een sterke voorkeur voor de ene of voor de andere stijl, maar beide stijlen zijn in elk van u aanwezig. Voor dagdromen bijvoorbeeld, of het terugdenken aan die heerlijke vakantie in de Provence, zult u eerder geneigd zijn om in beelden te denken. Als u bijvoorbeeld een probleem moet oplossen met een debiteur die maar niet wil betalen, zult u echter eerder kiezen voor de verbale manier, al dan niet hardop. LOL
Voor een select groepje echter is de keus niet zozeer welke stijl ze willen gebruiken, voor hen bestaat de wereld voor het grootste deel uit ‘plaatjes’. En over hen wil ik het vooral met u hebben.
Belangrijk hierbij is om ook nog op te merken dat, om het verhaal luchtig te houden, we uitgaan van gemiddelden. Als je begripsdenkers en beelddenkers als tegenovergestelden van hetzelfde spectrum beschouwt zijn, in het grote gebied tussen daartussen, vele varianten en mengvormen mogelijk. Niemand is tenslotte 100% het een of het ander. Daarvoor zijn mensen te uniek en onderling te verschillend. Om het verhaal niet al te ingewikkeld te maken, gaan we daarom niet al te veel in op de diverse gradaties en beperken we ons meer tot wat algemeen te zeggen valt. In dit verhaal gaat het tenslotte om het fenomeen dat ik wil overbrengen en niet over specifieke gevallen.
19-05-08
In deel 4 hebben we het over verschillende manieren van denken gehad, maar als we naar het leerproces kijken, valt meteen op dat er twee heel verschillende leerstijlen zijn, een verbale en een non-verbale.
Verbale begripsvorming, ofwel begripsdenken, betekent denken met woorden en de klanken van de woorden en zit dus meer in de linker hersenhelft.
Non-verbale begripsvorming daarentegen, het beelddenken dus, betekent denken in beelden van begrippen of ideeën, zit dus meer in de rechter hersenhelft.
Begripsdenken is lineair. Het volgt de structuur van de taal. Iemand die er gebruik van maakt, vormt in gedachten, woord voor woord de zinnen. Deze manier van denken gebeurt met ongeveer dezelfde snelheid als spreken. Iemand die normaal spreekt, produceert ongeveer 150 woorden per minuut, oftewel 2,5 woord per seconde.
Beelddenken is evolutionair. Dat wil zeggen dat het beeld, dat de beelddenker voor zich ziet, ‘groeit’ naarmate het denkproces begrippen toevoegt. Deze manier van denken gaat veel sneller, vermoedelijk zelfs duizenden malen sneller, dan het begripsdenken.
Het zetten van deze stap is een lastige. Niemand staat er vaak bij stil hoe hij, of zij, nu eigenlijk denkt, en al helemaal niet dat er ook nog mensen zijn die het radicaal ánders doen. Als referentie gebruik je tenslotte steeds hoe het bij jezelf werkt. Toch is ook deze materie geen wet van ‘Meden en Perzen’ noch een kwestie van zwart/wit. De meesten van ons gebruiken namelijk beide stijlen door elkaar. Ze hebben een sterke voorkeur voor de ene of voor de andere stijl, maar beide stijlen zijn in elk van u aanwezig. Voor dagdromen bijvoorbeeld, of het terugdenken aan die heerlijke vakantie in de Provence, zult u eerder geneigd zijn om in beelden te denken. Als u bijvoorbeeld een probleem moet oplossen met een debiteur die maar niet wil betalen, zult u echter eerder kiezen voor de verbale manier, al dan niet hardop. LOL
Voor een select groepje echter is de keus niet zozeer welke stijl ze willen gebruiken, voor hen bestaat de wereld voor het grootste deel uit ‘plaatjes’. En over hen wil ik het vooral met u hebben.
Belangrijk hierbij is om ook nog op te merken dat, om het verhaal luchtig te houden, we uitgaan van gemiddelden. Als je begripsdenkers en beelddenkers als tegenovergestelden van hetzelfde spectrum beschouwt zijn, in het grote gebied tussen daartussen, vele varianten en mengvormen mogelijk. Niemand is tenslotte 100% het een of het ander. Daarvoor zijn mensen te uniek en onderling te verschillend. Om het verhaal niet al te ingewikkeld te maken, gaan we daarom niet al te veel in op de diverse gradaties en beperken we ons meer tot wat algemeen te zeggen valt. In dit verhaal gaat het tenslotte om het fenomeen dat ik wil overbrengen en niet over specifieke gevallen.
19-05-08
vrijdag 16 mei 2008
Compostela-syndroom
Jaarlijks leggen tienduizenden pelgrims (een deel van) de weg naar Santiago de Compostela af. Sommigen doen dit uit religieuze overwegingen, anderen uit sportieve of persoonlijke motieven. Vast staat echter wel dat de wandelaar die aan de route begint nooit meer dezelfde zal zijn. Hem, of haar, wachten op de route namelijk schitterende uitzichten, verrijkende contacten met andere pelgrims en, vaak ook, een stevige confrontatie met zichzelf.
Compostela is één van die fenomenen die al jaren sluimeren in mijn wonderlijk brein. Ik ben daarin aangestoken door mijn vader, die ooit, zij het stiekem, er van droomde om als pelgrim een klein stuk van de route te lopen en zodoende als pelgrim de stad binnen te kunnen wandelen. Maar, net zo als mijn vader, bezit ook ik niet de juiste sportieve genen om een dergelijke droom ook tot uitvoer te brengen. Ik ben er simpelweg te lui voor. Toch snap ik de droom, omdat die voortkomt uit een zucht naar onvervalste romantiek en er bovendien in slaagt de wèl aanwezige zwerfgenen ernstig te kietelen.
Dat het afleggen van de pelgrimsroute louterend, maar niet zonder gevaar is, blijkt uit het zeven jaar durende onderzoek van de psychiaters Jesus de la Gandara en Maite Alvarez, beiden verbonden aan het Complejo Asistencial ziekenhuis in Burgos. Zij ondervroegen duizenden pelgrims over hun ziekteverschijnselen, en toonden hiermee aan dat pelgrims vaak aan psychische stoornissen lijden, die zij de verzamelnaam ´syndroom van de weg naar Compostela´ meegaven. Kenmerkend voor het syndroom is dat de pelgrims die zij te verzorgen kregen vaak ´abnormale, bizarre of zeer vreemde´gedragingen vertoonden, variërend van hallucinaties, delirium, paranoia tot zware depressies. Volgens beide psychiaters waren de problemen duidelijk veroorzaakt door de fysieke en psychische ervaringen die de pelgrims hadden opgedaan op de weg naar Compostela. Opmerkelijk was wel dat geen van de patiënten langdurig behoefde te worden opgenomen, de meesten konden na een verblijf van tien dagen alweer het ziekenhuis verlaten. Géén van de opgenomen pelgrims wilde echter daarna de tocht voortzetten, en allen vertrokken direct naar huis.
De la Gandara en Alvarez concludeerden tenslotte dat het Compostela-syndroom drie oorzaken kent: het mystieke van de weg, de vermoeidheid en de erfelijke voorgeschiedenis.
Patiënten zelf noemden als voornaamste oorzaken van hun problemen echter de schoonheid van de natuur, de soms bizarre klimaatomstandigheden, stress, vermoeidheid, het stoppen met medicatie, de ontmoeting van zoveel onbekende medepelgrims uit talloze landen en aanpassingsmoeilijkheden onderweg.
In de onofficiële ´wedstrijd´ met mijn vader, wie het eerste voet in Compostela zou zetten, ben ik winnaar geworden. Ik moest er wel een behoorlijk eind voor omrijden, ik was op weg naar de Algarve, maar ik kon het niet laten om mijn vader een kaartje te sturen vanuit de stad en tevens een aantal tastbare herinneringen voor hem mee te brengen. Eéntje daarvan, een sleutelhanger in de vorm van de St Jacobsschelp, heb ik inmiddels weer in mijn eigen bezit. Deze hangt aan de autosleutel van mijn ´Française´, als een soort herinnering aan die tijd. Wie weet of ik er ooit nog een keer kom, met of zonder mijn ´Française´, maar het pelgrimsteken heb ik in ieder geval reeds in bezit.
16-05-08
Compostela is één van die fenomenen die al jaren sluimeren in mijn wonderlijk brein. Ik ben daarin aangestoken door mijn vader, die ooit, zij het stiekem, er van droomde om als pelgrim een klein stuk van de route te lopen en zodoende als pelgrim de stad binnen te kunnen wandelen. Maar, net zo als mijn vader, bezit ook ik niet de juiste sportieve genen om een dergelijke droom ook tot uitvoer te brengen. Ik ben er simpelweg te lui voor. Toch snap ik de droom, omdat die voortkomt uit een zucht naar onvervalste romantiek en er bovendien in slaagt de wèl aanwezige zwerfgenen ernstig te kietelen.
Dat het afleggen van de pelgrimsroute louterend, maar niet zonder gevaar is, blijkt uit het zeven jaar durende onderzoek van de psychiaters Jesus de la Gandara en Maite Alvarez, beiden verbonden aan het Complejo Asistencial ziekenhuis in Burgos. Zij ondervroegen duizenden pelgrims over hun ziekteverschijnselen, en toonden hiermee aan dat pelgrims vaak aan psychische stoornissen lijden, die zij de verzamelnaam ´syndroom van de weg naar Compostela´ meegaven. Kenmerkend voor het syndroom is dat de pelgrims die zij te verzorgen kregen vaak ´abnormale, bizarre of zeer vreemde´gedragingen vertoonden, variërend van hallucinaties, delirium, paranoia tot zware depressies. Volgens beide psychiaters waren de problemen duidelijk veroorzaakt door de fysieke en psychische ervaringen die de pelgrims hadden opgedaan op de weg naar Compostela. Opmerkelijk was wel dat geen van de patiënten langdurig behoefde te worden opgenomen, de meesten konden na een verblijf van tien dagen alweer het ziekenhuis verlaten. Géén van de opgenomen pelgrims wilde echter daarna de tocht voortzetten, en allen vertrokken direct naar huis.
De la Gandara en Alvarez concludeerden tenslotte dat het Compostela-syndroom drie oorzaken kent: het mystieke van de weg, de vermoeidheid en de erfelijke voorgeschiedenis.
Patiënten zelf noemden als voornaamste oorzaken van hun problemen echter de schoonheid van de natuur, de soms bizarre klimaatomstandigheden, stress, vermoeidheid, het stoppen met medicatie, de ontmoeting van zoveel onbekende medepelgrims uit talloze landen en aanpassingsmoeilijkheden onderweg.
In de onofficiële ´wedstrijd´ met mijn vader, wie het eerste voet in Compostela zou zetten, ben ik winnaar geworden. Ik moest er wel een behoorlijk eind voor omrijden, ik was op weg naar de Algarve, maar ik kon het niet laten om mijn vader een kaartje te sturen vanuit de stad en tevens een aantal tastbare herinneringen voor hem mee te brengen. Eéntje daarvan, een sleutelhanger in de vorm van de St Jacobsschelp, heb ik inmiddels weer in mijn eigen bezit. Deze hangt aan de autosleutel van mijn ´Française´, als een soort herinnering aan die tijd. Wie weet of ik er ooit nog een keer kom, met of zonder mijn ´Française´, maar het pelgrimsteken heb ik in ieder geval reeds in bezit.
16-05-08
donderdag 15 mei 2008
Israël is een ´Duitse herder´
Inwoners van Israël vinden dat de Duitse herdershond het beste symbool staat voor de staat Israël. Ruim 13% van de ondervraagden stemde op de herder, die daarmee op de eerste plaats eindigde. Op de tweede plaats komt de labrador en op de derde plek de dwergpincher.
Rijst natuurlijk meteen de vraag: waarom een Duitse herder?
Gezien het verleden van veel inwoners in WOII, ligt de keus voor een dergelijke, van oorsprong Duitse, hond namelijk niet erg voor de hand. Maar als je naar het karakter en de aard van de hond kijkt, dan begint de keuze al wat begrijpelijker te worden. Duitse herders zijn namelijk erg intelligente honden. Ze leren graag, zijn vriendelijk en sociaal, en willen graag hun baas plezieren. Ze zijn erg waaks, doorgaans bepaald niet bang aangelegd, en vreselijk trouw aan zijn baas en zijn gezin. Aan de andere kant erkent de hond maar één baas en zal zich ook daarnaar gedragen.
Als je daarnaast echter de karakteristieken van de labrador zet, dan komt de verschillen pas echt goed naar boven. Labradors zijn doorgaans behendige allemansvrienden, erg lief, sociaal en aanhankelijk, maar doorgaans niet bijster intelligent. Ze zijn dol op water en bezitten een diep verlangen om hun baas te behagen. Ze hebben een vriendelijk karakter zonder een spoor van agressie of schuwheid.
De dwergpincher tenslotte, is een kleinere hond dan de eerste twee, die gemakkelijk en graag leert. Ze hebben een groot uithoudingsvermogen en zijn onverschrokken, uitstekende waakhonden. Dwergpinchers beschermen hun baas en gezin altijd, hoe groot de tegenstander ook mag zijn.
Met deze drie keuzes is het niet zo heel verwonderlijk dat de herder als winnaar uit de bus is gekomen. De karaktereigenschappen van de herder en die van de inwoners van Israël liggen duidelijk dichter bij elkaar dan die van, bijvoorbeeld, de dwergpincher. Maar een klein beetje méér van de vriendelijkheid van de labrador zou toch ook geen kwaad kunnen.
15-05-08
Rijst natuurlijk meteen de vraag: waarom een Duitse herder?
Gezien het verleden van veel inwoners in WOII, ligt de keus voor een dergelijke, van oorsprong Duitse, hond namelijk niet erg voor de hand. Maar als je naar het karakter en de aard van de hond kijkt, dan begint de keuze al wat begrijpelijker te worden. Duitse herders zijn namelijk erg intelligente honden. Ze leren graag, zijn vriendelijk en sociaal, en willen graag hun baas plezieren. Ze zijn erg waaks, doorgaans bepaald niet bang aangelegd, en vreselijk trouw aan zijn baas en zijn gezin. Aan de andere kant erkent de hond maar één baas en zal zich ook daarnaar gedragen.
Als je daarnaast echter de karakteristieken van de labrador zet, dan komt de verschillen pas echt goed naar boven. Labradors zijn doorgaans behendige allemansvrienden, erg lief, sociaal en aanhankelijk, maar doorgaans niet bijster intelligent. Ze zijn dol op water en bezitten een diep verlangen om hun baas te behagen. Ze hebben een vriendelijk karakter zonder een spoor van agressie of schuwheid.
De dwergpincher tenslotte, is een kleinere hond dan de eerste twee, die gemakkelijk en graag leert. Ze hebben een groot uithoudingsvermogen en zijn onverschrokken, uitstekende waakhonden. Dwergpinchers beschermen hun baas en gezin altijd, hoe groot de tegenstander ook mag zijn.
Met deze drie keuzes is het niet zo heel verwonderlijk dat de herder als winnaar uit de bus is gekomen. De karaktereigenschappen van de herder en die van de inwoners van Israël liggen duidelijk dichter bij elkaar dan die van, bijvoorbeeld, de dwergpincher. Maar een klein beetje méér van de vriendelijkheid van de labrador zou toch ook geen kwaad kunnen.
15-05-08
zondag 11 mei 2008
Deel 4: Het fenomeen beelddenken, denkstijlen
Denken, of wellicht beter: het oplossen van problemen, doen we op verschillende manieren, welke tot steeds een andere uitkomst kunnen leiden. Zo kunnen we de volgende denkstijlen onderscheiden: natuurlijk denken, logisch denken, wiskundig denken, lateraal denken.
-Natuurlijk denken is de meest basale vorm. Het lijkt het meest op denken in extremen, clichés en vooroordelen. Het is denken in zeer korte lijnen van oorzaak naar gevolg. Het is ook gevoelig voor herhaling, want iets lijkt meer juist als het vaker gebeurt. Het mist ook gevoel van proportie. Als je één dronken Duitser tegenkomt die ook nog eens vervelend is, zal het natuurlijke denken tot de conclusie komen dat alle Duitsers vervelende dronkelappen zijn. Als je eigen tiener rebels is zijn alle tieners rebels.
Als deze dominante patronen zich eenmaal gevestigd hebben zijn ze erg moeilijk nog te veranderen omdat de gedachten enkel datgene volgen wat benadrukt wordt. Het natuurlijke denken is onmiddellijk en direct maar, gezien de voorbeelden, ook geneigd tot onwaarheden of vergissingen.
-Logisch denken is de volgende stap, en een verbetering van het natuurlijke denken omdat het selectief een aantal banen van het natuurlijke denken blokkeert. Het maakt gebruik van een ‘wisselwachter’ waardoor de gedachte naar een ander gedachten patroon overgaat. Deze ‘wisselwachter’ corrigeert dus als het ware het natuurlijke denken en stuurt het langs, om in de spoor-analogie te blijven, een ander spoor verder. Hij voorkomt zo eerder gemaakte fouten door andere alternatieven onder de aandacht te brengen.
Het logische denken is dus een hele verbetering ten opzichte van het natuurlijke denken maar heeft nog steeds een hoop beperkingen. Als de wissel namelijk té vroeg wordt omgegooid, worden allemaal sporen geblokkeerd die, achteraf, nuttig hadden kunnen zijn. Voordeel is echter dat weinig gebruikte sporen ook de kans krijgen aan bod te komen.
-Wiskundig denken is het denken volgens een bepaald patroon of een bepaalde formule. Denk maar aan het koken volgens een recept. Door het volgen van het recept kan het van te voren bepaalde doel, het gerecht, bereikt worden, waarbij het recept de volgorde van de ingrediënten en de volgorde van handelen aangeeft.
In deze manier van denken is de vorm, het recept dus, belangrijker dan de ingrediënten. Dat kan makkelijk zijn om orde aan te brengen en biedt een efficiënte manier om informatie te bewerken. Toch heeft ook deze manier zijn beperkingen, want deze manier volgt de vastgestelde, soms beduidend langere, weg terwijl er soms een veel kortere weg mogelijk is om op het zelfde juiste antwoord uit te komen.
Een voorbeeld:
Twee fietsers vertrekken op dertig kilometer afstand van elkaar en rijden naar elkaar toe. Elk met een snelheid van 15 km per uur. Een vlieg vertrekt van het voorhoofd van de ene fietser naar het voorhoofd van de andere fietser, en dan weer terug, met een constante snelheid van vijftig km per uur.
Als de vlieg op deze manier heen en weer vliegt tussen beide fietsers tot ze elkaar in het midden ontmoeten, hoeveel km heeft de vlieg dan afgelegd? Voor het gemak nemen we even aan dat de pauze op elk fietsers-voorhoofd géén tijd in beslag neemt.
Een wiskundige zal dit probleem oplossen met een wiskundige techniek met een afnemende reeks. Het kost even tijd, maar dan komt hij er uit en geeft het goede antwoord.
Een niet-wiskundige zou kunnen antwoorden dat de fietsers er een uur over doen om elkaar te ontmoeten. (30 km uit elkaar, 15 km per uur), en aangezien de vlieg 50 km per uur vliegt, heeft hij in dat uur dus 50 km afgelegd.
-Lateraal denken is gebaseerd op het opnieuw ordenen van bestaande informatie om zo nieuwe informatie te laten ontstaan. Het past bestaande patronen aan zonder nieuwe
informatie van buitenaf.
Een probleem kent een begin en een eindsituatie. Hier zijn we en dáár willen we naar toe. Normaal is de mens geneigd in een rechte lijn te denken om van A naar B te komen, en dan nog het liefst via gebaande paden. Als er echter ergens op het spoor een versperring ligt en we dus niet verder kunnen, zijn we sterk geneigd om terug te keren naar het beginstation en vervolgens een ander spoor te kiezen en het nog eens te proberen.
Iemand die echter lateraal denkt gaat verder de reeds ingeslagen weg en gaat uit van de gedachte dat hij wél voorbij de versperring kan. En dat kan dan weer leiden tot heel nieuwe inzichten.
Om een voorbeeld te geven: Denk eens hoe het zou zijn als dieren konden praten of wat er zou gebeuren als we inderdaad met de teletijdmachine van Professor Barabas door tijd en ruimte zouden kunnen reizen. Voor veel mensen is het duidelijk dat dieren nu eenmaal niet kunnen praten en dat tijdreizen nooit mogelijk zal worden, wat Einstein er ook van heeft gezegd. Maar het laterale denken gaat juist verder op met het idee dat iets wél kan en komt zo tot ideeën die misschien de dieren niet laten praten maar wellicht wel heel nuttig en zelfs baanbrekend kunnen zijn op een ander terrein.
Soms kan een probleem niet 123 opgelost worden en zijn omwegen nodig. Om deze omwegen te vinden is het dus nodig om af te wijken van de gebaande paden en eens iets nieuws te proberen. Door het probleem eens van een geheel andere kant te benaderen bijvoorbeeld of de hele probleemstelling eens om te draaien. Door eens vanaf het eind terug te gaan redeneren bijvoorbeeld.
Lateraal denken is dus soms denken via een omweg. Soms lijkt die omweg echter niet mogelijk en is het handig om de aandacht te richten op het mogelijk maken van die omweg. En dat vergt creativiteit en lef. Lef om je los te maken van bestaande ideeën en denkpatronen.
11-05-08 II
-Natuurlijk denken is de meest basale vorm. Het lijkt het meest op denken in extremen, clichés en vooroordelen. Het is denken in zeer korte lijnen van oorzaak naar gevolg. Het is ook gevoelig voor herhaling, want iets lijkt meer juist als het vaker gebeurt. Het mist ook gevoel van proportie. Als je één dronken Duitser tegenkomt die ook nog eens vervelend is, zal het natuurlijke denken tot de conclusie komen dat alle Duitsers vervelende dronkelappen zijn. Als je eigen tiener rebels is zijn alle tieners rebels.
Als deze dominante patronen zich eenmaal gevestigd hebben zijn ze erg moeilijk nog te veranderen omdat de gedachten enkel datgene volgen wat benadrukt wordt. Het natuurlijke denken is onmiddellijk en direct maar, gezien de voorbeelden, ook geneigd tot onwaarheden of vergissingen.
-Logisch denken is de volgende stap, en een verbetering van het natuurlijke denken omdat het selectief een aantal banen van het natuurlijke denken blokkeert. Het maakt gebruik van een ‘wisselwachter’ waardoor de gedachte naar een ander gedachten patroon overgaat. Deze ‘wisselwachter’ corrigeert dus als het ware het natuurlijke denken en stuurt het langs, om in de spoor-analogie te blijven, een ander spoor verder. Hij voorkomt zo eerder gemaakte fouten door andere alternatieven onder de aandacht te brengen.
Het logische denken is dus een hele verbetering ten opzichte van het natuurlijke denken maar heeft nog steeds een hoop beperkingen. Als de wissel namelijk té vroeg wordt omgegooid, worden allemaal sporen geblokkeerd die, achteraf, nuttig hadden kunnen zijn. Voordeel is echter dat weinig gebruikte sporen ook de kans krijgen aan bod te komen.
-Wiskundig denken is het denken volgens een bepaald patroon of een bepaalde formule. Denk maar aan het koken volgens een recept. Door het volgen van het recept kan het van te voren bepaalde doel, het gerecht, bereikt worden, waarbij het recept de volgorde van de ingrediënten en de volgorde van handelen aangeeft.
In deze manier van denken is de vorm, het recept dus, belangrijker dan de ingrediënten. Dat kan makkelijk zijn om orde aan te brengen en biedt een efficiënte manier om informatie te bewerken. Toch heeft ook deze manier zijn beperkingen, want deze manier volgt de vastgestelde, soms beduidend langere, weg terwijl er soms een veel kortere weg mogelijk is om op het zelfde juiste antwoord uit te komen.
Een voorbeeld:
Twee fietsers vertrekken op dertig kilometer afstand van elkaar en rijden naar elkaar toe. Elk met een snelheid van 15 km per uur. Een vlieg vertrekt van het voorhoofd van de ene fietser naar het voorhoofd van de andere fietser, en dan weer terug, met een constante snelheid van vijftig km per uur.
Als de vlieg op deze manier heen en weer vliegt tussen beide fietsers tot ze elkaar in het midden ontmoeten, hoeveel km heeft de vlieg dan afgelegd? Voor het gemak nemen we even aan dat de pauze op elk fietsers-voorhoofd géén tijd in beslag neemt.
Een wiskundige zal dit probleem oplossen met een wiskundige techniek met een afnemende reeks. Het kost even tijd, maar dan komt hij er uit en geeft het goede antwoord.
Een niet-wiskundige zou kunnen antwoorden dat de fietsers er een uur over doen om elkaar te ontmoeten. (30 km uit elkaar, 15 km per uur), en aangezien de vlieg 50 km per uur vliegt, heeft hij in dat uur dus 50 km afgelegd.
-Lateraal denken is gebaseerd op het opnieuw ordenen van bestaande informatie om zo nieuwe informatie te laten ontstaan. Het past bestaande patronen aan zonder nieuwe
informatie van buitenaf.
Een probleem kent een begin en een eindsituatie. Hier zijn we en dáár willen we naar toe. Normaal is de mens geneigd in een rechte lijn te denken om van A naar B te komen, en dan nog het liefst via gebaande paden. Als er echter ergens op het spoor een versperring ligt en we dus niet verder kunnen, zijn we sterk geneigd om terug te keren naar het beginstation en vervolgens een ander spoor te kiezen en het nog eens te proberen.
Iemand die echter lateraal denkt gaat verder de reeds ingeslagen weg en gaat uit van de gedachte dat hij wél voorbij de versperring kan. En dat kan dan weer leiden tot heel nieuwe inzichten.
Om een voorbeeld te geven: Denk eens hoe het zou zijn als dieren konden praten of wat er zou gebeuren als we inderdaad met de teletijdmachine van Professor Barabas door tijd en ruimte zouden kunnen reizen. Voor veel mensen is het duidelijk dat dieren nu eenmaal niet kunnen praten en dat tijdreizen nooit mogelijk zal worden, wat Einstein er ook van heeft gezegd. Maar het laterale denken gaat juist verder op met het idee dat iets wél kan en komt zo tot ideeën die misschien de dieren niet laten praten maar wellicht wel heel nuttig en zelfs baanbrekend kunnen zijn op een ander terrein.
Soms kan een probleem niet 123 opgelost worden en zijn omwegen nodig. Om deze omwegen te vinden is het dus nodig om af te wijken van de gebaande paden en eens iets nieuws te proberen. Door het probleem eens van een geheel andere kant te benaderen bijvoorbeeld of de hele probleemstelling eens om te draaien. Door eens vanaf het eind terug te gaan redeneren bijvoorbeeld.
Lateraal denken is dus soms denken via een omweg. Soms lijkt die omweg echter niet mogelijk en is het handig om de aandacht te richten op het mogelijk maken van die omweg. En dat vergt creativiteit en lef. Lef om je los te maken van bestaande ideeën en denkpatronen.
11-05-08 II
Deel 3: Het fenomeen beelddenken, de linker- en rechter hersenhelft
Maar laten we even terugkeren naar de tweedeling tussen de linker- en rechter hersenhelft.
Links staat voor:
Analyse, logica, volgorde, lijnen, tijd, woorden en regeltjes
Rechts staat voor:
Ruimtelijk inzicht, ritme, afbeeldingen, kleur, 3D, verbeelding, dagdromen, zintuiglijke waarneming
Op zich is dit natuurlijk allemaal heel leuk om te weten, maar het zegt nog weinig. Als de mens alleen maar een linker of een rechter hersenhelft zou bezitten zou onze wereld er op een heel andere manier uitzien. Al hoeft het hebben van maar één hersenhelft niet automatisch het verlies van een aantal vaardigheden te betekenen. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat de hersenen heel goed in staat zijn om verlies op de ene plaats, op een andere plaats te compenseren. Ook blijkt dat een gebiedje dat de één bijvoorbeeld voor de ene taak gebruikt, in een andere hersenstructuur, opeens een dubbele functie blijkt te kunnen hebben. Maar voor dit verhaal is het makkelijker om er vanuit te gaan dat beide hersenhelften functioneren en met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Want als ze dat kunnen, kan het brein doen waar het zo goed in is: denken.
11-05-08
Analyse, logica, volgorde, lijnen, tijd, woorden en regeltjes
Rechts staat voor:
Ruimtelijk inzicht, ritme, afbeeldingen, kleur, 3D, verbeelding, dagdromen, zintuiglijke waarneming
Op zich is dit natuurlijk allemaal heel leuk om te weten, maar het zegt nog weinig. Als de mens alleen maar een linker of een rechter hersenhelft zou bezitten zou onze wereld er op een heel andere manier uitzien. Al hoeft het hebben van maar één hersenhelft niet automatisch het verlies van een aantal vaardigheden te betekenen. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat de hersenen heel goed in staat zijn om verlies op de ene plaats, op een andere plaats te compenseren. Ook blijkt dat een gebiedje dat de één bijvoorbeeld voor de ene taak gebruikt, in een andere hersenstructuur, opeens een dubbele functie blijkt te kunnen hebben. Maar voor dit verhaal is het makkelijker om er vanuit te gaan dat beide hersenhelften functioneren en met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Want als ze dat kunnen, kan het brein doen waar het zo goed in is: denken.
11-05-08
zaterdag 10 mei 2008
Deel 2: Het fenomeen beelddenken, het menselijk brein
Het menselijke brein, het meest mysterieuze en meest fantastische orgaan van het menselijk lichaam. Bijna twee kilo materie waarin miljoenen verbindingen bepalen wie we zijn, wat we horen en zien, wat we doen, en wat we denken en wat we zeggen. Onze hersenen worden, in tegenstelling tot vele lagere diersoorten, bij de geboorte niet kant en klaar afgeleverd. Dat komt omdat de hoeveelheid informatie die nodig zou zijn om alle complexe hersenstructuren volledig te beschrijven veel te groot is om in onze genen vast te leggen. Daarnaast speelt ook een grote rol dat de mens, als geen ander, in staat is om zijn hele leven te blijven leren en zich verder te ontwikkelen. Bij de geboorte krijgen we een set basisvaardigheden mee, onze persoonlijke aanleg, maar moeten daarna nog heel veel vaardigheden aanleren. Deels door ervaring en deels door scholing. En om al die nog aan te leren vaardigheden te kunnen registreren en op te slaan is in onze hersenen een enorme opslagcapaciteit beschikbaar.
De wetenschap is al eeuwen bezig te doorgronden hoe onze menselijke computer werkt. En in die eeuwen zijn er theorieën ontstaan en weer ontkracht, nieuwe theorieën ontstaan en verder uitgewerkt. Maar ondanks al die jaren van onderzoek weten we nog steeds niet precies hoe het daarboven allemaal precies werkt. We weten bijvoorbeeld wel ongeveer wel hoe het centrale zenuwstelsel werkt, maar nog steeds niet precies wat ervoor zorgt dat de ene herinnering tachtig jaar later nog steeds is op te halen en de andere al na een week schijnt te zijn verdwenen. Vast staat in ieder geval dat onze hersenen tot verbluffende zaken in staat zijn. Zo kunnen we niet alleen relatief ingewikkelde problemen oplossen maar ook steeds nieuwe dingen leren en die ruim tachtig jaar onthouden.
Toch is het opvallend te noemen dat, naar schatting, 90 procent van onze acties en reacties wordt gestuurd door ons onbewuste geheugen. Om ons bijvoorbeeld dagelijks door het drukke verkeer van en naar de zaak te kunnen bewegen, hebben we geleerd om automatisch te schakelen, te sturen en, ook bepaald niet onbelangrijk, tijdig te remmen. Op het moment dat we achter het stuur kruipen treedt die reflex in werking. En ook veel andere processen worden onbewust aangestuurd, zoals uw ademhaling, uw hartslag, het knipperen van uw ogen en het reguleren van uw lichaamstemperatuur.
De meest voorkomende beschrijving van het menselijke denk- en handelingsvermogen geschiedt aan de hand van de tweedeling in een linker en rechter hersenhelft, waarbij elk deel verantwoordelijk is voor een aantal taken. De samenwerking tussen de beide hersenhelften, aangestuurd door de hersenbalk (het Corpus Colossum) bepaalt hoe, en hoe goed die taken kunnen worden uitgevoerd.
Met de opkomst van nieuwe technieken en digitale mogelijkheden, zoals de MRI, zijn wetenschappers in staat om een kijkje te nemen in de hersenen terwijl ze druk aan het werk zijn. Dat levert verrassende inzichten en veel nieuwe kennis op. Vooral over welke gebieden van de hersenen gebruikt worden voor welke taken en ook over de grote verschillen die er onderling zijn. Niet alleen tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen mensen onderling. Studie op mensen met een hersenafwijking of een defect in de hersenen levert weer heel andere inzichten op, zeker zodra die vergeleken worden met uitslagen van ‘gezonde mensen’.
Gebleken is inmiddels wel dat geen twee mensen helemaal gelijk zijn. Elk mens heeft tenslotte, buiten een bepaalde hoeveelheid basismateriaal, een uniek uitgangspunt van waaruit de verdere hersenstructuren zullen worden opgebouwd. Hoe dat opbouwen gebeurt wordt in grote mate bepaald door aanleg, opleiding, ervaringen en soms, puur toeval of domme pech.
10-05-08
De wetenschap is al eeuwen bezig te doorgronden hoe onze menselijke computer werkt. En in die eeuwen zijn er theorieën ontstaan en weer ontkracht, nieuwe theorieën ontstaan en verder uitgewerkt. Maar ondanks al die jaren van onderzoek weten we nog steeds niet precies hoe het daarboven allemaal precies werkt. We weten bijvoorbeeld wel ongeveer wel hoe het centrale zenuwstelsel werkt, maar nog steeds niet precies wat ervoor zorgt dat de ene herinnering tachtig jaar later nog steeds is op te halen en de andere al na een week schijnt te zijn verdwenen. Vast staat in ieder geval dat onze hersenen tot verbluffende zaken in staat zijn. Zo kunnen we niet alleen relatief ingewikkelde problemen oplossen maar ook steeds nieuwe dingen leren en die ruim tachtig jaar onthouden.
Toch is het opvallend te noemen dat, naar schatting, 90 procent van onze acties en reacties wordt gestuurd door ons onbewuste geheugen. Om ons bijvoorbeeld dagelijks door het drukke verkeer van en naar de zaak te kunnen bewegen, hebben we geleerd om automatisch te schakelen, te sturen en, ook bepaald niet onbelangrijk, tijdig te remmen. Op het moment dat we achter het stuur kruipen treedt die reflex in werking. En ook veel andere processen worden onbewust aangestuurd, zoals uw ademhaling, uw hartslag, het knipperen van uw ogen en het reguleren van uw lichaamstemperatuur.
De meest voorkomende beschrijving van het menselijke denk- en handelingsvermogen geschiedt aan de hand van de tweedeling in een linker en rechter hersenhelft, waarbij elk deel verantwoordelijk is voor een aantal taken. De samenwerking tussen de beide hersenhelften, aangestuurd door de hersenbalk (het Corpus Colossum) bepaalt hoe, en hoe goed die taken kunnen worden uitgevoerd.
Met de opkomst van nieuwe technieken en digitale mogelijkheden, zoals de MRI, zijn wetenschappers in staat om een kijkje te nemen in de hersenen terwijl ze druk aan het werk zijn. Dat levert verrassende inzichten en veel nieuwe kennis op. Vooral over welke gebieden van de hersenen gebruikt worden voor welke taken en ook over de grote verschillen die er onderling zijn. Niet alleen tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen mensen onderling. Studie op mensen met een hersenafwijking of een defect in de hersenen levert weer heel andere inzichten op, zeker zodra die vergeleken worden met uitslagen van ‘gezonde mensen’.
Gebleken is inmiddels wel dat geen twee mensen helemaal gelijk zijn. Elk mens heeft tenslotte, buiten een bepaalde hoeveelheid basismateriaal, een uniek uitgangspunt van waaruit de verdere hersenstructuren zullen worden opgebouwd. Hoe dat opbouwen gebeurt wordt in grote mate bepaald door aanleg, opleiding, ervaringen en soms, puur toeval of domme pech.
10-05-08
vrijdag 9 mei 2008
Deel 1: Het fenomeen beelddenken, een stukje geschiedenis
Ik kwam voor het eerst in aanraking met het fenomeen beelddenken tijdens een loopbaanheroriëntatie die ik deed in Delft in 2000, en sindsdien heeft het fenomeen me nooit meer losgelaten.
Er zijn verschillende definities van het begrip beelddenken in omloop. Zo omschrijft Bromberger in zijn uitgave ´De kracht van beelddenken. Een creatieve manier om koers te bepalen voor individu, team en organisatie´ uit 2004 het als volgt:
´Beelddenken kan omschreven worden als ruimtelijk denken, een simultaan (gelijktijdig), non-verbaal denken. Het wordt ook een abstract visueel, synergetisch (samenwerkend, elkaar versterkend) of soms haptisch (tast) denken genoemd. Het is een geheel andere, vaak creatievere manier van denken, waarbij verschillende zintuigen gebruikt worden. Visualisatie is er daar een van, maar ook ruiken, voelen en horen maken er deel van uit. De term beelddenken is dus enigszins misleidend en ook beperkend, omdat het alleen aan beelden doet denken.´
Beelddenken werd als eerst benoemd door de Haagse logopediste Maria J. Krabbe (1889 -1965), die in de jaren dertig met de theorie kwam dat er mensen zijn die in beelden denken in plaats van in taal. Krabbe constateert dat een aantal kinderen uit haar praktijk anders communiceren. Bovendien stelt ze vast dat er een discrepantie is tussen hun taalvaardigheid en hun vaardigheden op andere terreinen. Ze noemt dit fenomeen beelddenken, en omschrijft het in eerste instantie als ‘een denken in beelden en gebeurtenissen’. Dit in tegenstelling tot begripsdenken dat een denken in woorden en begrippen is.
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann (1914-2003) in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld. Haar definitie, uit 1987, luidt als volgt:
´Beelddenken is een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt. Het is denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, die men (gewoonlijk) rond het vijfde, zesde jaar loslaat ten gunste van het zogenaamde begripsdenken.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen, maar tot op heden is er nog geen duidelijke verklaring gevonden waarom beelddenkers de overstap van beeld- naar begripsdenken niet, of niet volledig maken. Bovendien is het fenomeen nog veel te weinig bekend onder het grote publiek, en dat is jammer. Bedrijven en organisaties zouden namelijk enorm kunnen profiteren van de unieke gaven en kwaliteiten van beelddenkers. Hun unieke manier van denken, van het benaderen van problemen en uitdagingen, kan bedrijven helpen problemen op te lossen en te (blijven) innoveren.
09-05-08
Er zijn verschillende definities van het begrip beelddenken in omloop. Zo omschrijft Bromberger in zijn uitgave ´De kracht van beelddenken. Een creatieve manier om koers te bepalen voor individu, team en organisatie´ uit 2004 het als volgt:
´Beelddenken kan omschreven worden als ruimtelijk denken, een simultaan (gelijktijdig), non-verbaal denken. Het wordt ook een abstract visueel, synergetisch (samenwerkend, elkaar versterkend) of soms haptisch (tast) denken genoemd. Het is een geheel andere, vaak creatievere manier van denken, waarbij verschillende zintuigen gebruikt worden. Visualisatie is er daar een van, maar ook ruiken, voelen en horen maken er deel van uit. De term beelddenken is dus enigszins misleidend en ook beperkend, omdat het alleen aan beelden doet denken.´
Beelddenken werd als eerst benoemd door de Haagse logopediste Maria J. Krabbe (1889 -1965), die in de jaren dertig met de theorie kwam dat er mensen zijn die in beelden denken in plaats van in taal. Krabbe constateert dat een aantal kinderen uit haar praktijk anders communiceren. Bovendien stelt ze vast dat er een discrepantie is tussen hun taalvaardigheid en hun vaardigheden op andere terreinen. Ze noemt dit fenomeen beelddenken, en omschrijft het in eerste instantie als ‘een denken in beelden en gebeurtenissen’. Dit in tegenstelling tot begripsdenken dat een denken in woorden en begrippen is.
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann (1914-2003) in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld. Haar definitie, uit 1987, luidt als volgt:
´Beelddenken is een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt. Het is denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, die men (gewoonlijk) rond het vijfde, zesde jaar loslaat ten gunste van het zogenaamde begripsdenken.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen, maar tot op heden is er nog geen duidelijke verklaring gevonden waarom beelddenkers de overstap van beeld- naar begripsdenken niet, of niet volledig maken. Bovendien is het fenomeen nog veel te weinig bekend onder het grote publiek, en dat is jammer. Bedrijven en organisaties zouden namelijk enorm kunnen profiteren van de unieke gaven en kwaliteiten van beelddenkers. Hun unieke manier van denken, van het benaderen van problemen en uitdagingen, kan bedrijven helpen problemen op te lossen en te (blijven) innoveren.
09-05-08
woensdag 7 mei 2008
Laffe Bedreigingen
De Oostenrijkse advocaat Rudolf Mayer, de advocaat van incestopa Josef Fritzl, wordt vanuit heel Europa bedolven onder de boze brieven, haatmail en dreigtelefoontjes. ´Vooral Nederlanders en Engelsen maken het bont.´ zo liet hij weten.
Als ik dergelijke woorden lees schaam ik me bijna voor mijn medemens. Want wat bezielt iemand om een dergelijke brief te schrijven of een haatmail te sturen? De feiten waarvan Fritzl verdacht wordt, en die hij ook voor zover ik weet grotendeels bekend heeft, zijn ronduit afschuwelijk en verwerpelijk. Tot zo ver kan ik meedenken. Ook mijn hart bloedt voor dochter Elisabeth en haar kinderen, maar wat heeft het voor nut om die terecht gevoelde afschuw te ventileren richting de advocaat? Kan hij er wat aan doen dat Fritzl jarenlang zijn gang kon gaan? Is hij er debet aan dat Elisabeth haar vader zeven kinderen moest baren en in die vierentwintig horrorjaren geen enkele vrijheid kende? Nee toch?
Ik hecht een grote waarde aan de vrijheid van meningsuiting, en zal de laatste zijn die zegt dat iemand zijn mening niet zou mogen verkondigen, maar daarvoor zijn voldoende andere mogelijkheden beschikbaar dan deze. Haatmail, dreigbrieven en bedreigende telefoontjes zijn namelijk doorgaans anoniem en daarmee, per definitie, ontzettend laf! Laf is het, en niets anders dan dat, om vanuit de schaduwen en vanaf een veilige afstand iemand te bedreigen, te zeggen hem kwaad te willen doen, zonder daarbij het risico te willen lopen voor dergelijke uitspraken ter verantwoording te worden geroepen. Dat duidt voor mij op een gestoorde geest die niet eens de ballen heeft om, face-to-face, voor het voetlicht te treden en de verbale confrontatie aan te gaan. Daarvoor ontbreekt kennelijk de moed, want in zo´n confrontatie heeft het beoogde slachtoffer tenminste de kans zich met een weerwoord te verdedigen. En daarop heeft de bedreiger waarschijnlijk geen repliek. Voor een openlijke discussie is namelijk moed nodig, moed en een gefundeerde en goed onderbouwde mening. En dààr zit hem meestal de kneep. De meeste bedreigingen zijn namelijk niet veel meer van ergerlijk gewauwel, het na-papegaaien van andermans mening met de toevoeging, hoe origineel, van een keur aan scheldwoorden en doodsbedreigingen. Vaak gebrekkig gespeld en zonder te weten wat er nu precies voor martelingen en ziektes worden toegewenst. Hoe afschuwelijk de misdaden van cliënt Fritzl ook mogen zijn, in de westerse rechtsgang heeft iedere verdachte recht op een eerlijk proces. De advocaat van de verdachte dient daar (mede) voor te zorgen. Helaas stellen de lafhartige verzenders van dergelijke troep zichzelf graag boven de wet en willen, vanuit de donkere krochten van hun verwarde geest, invloed uitoefenen op de rechtsgang, zònder zichzelf daarbij bloot te hoeven geven. En dat kan ik echt niet anders kwalificeren dan laf, laag en moreel verwerpelijk.
Als je dan persé vindt dat je een moreel oordeel moet vellen over iemand, doe dat dan in ieder geval gefundeerd en goed onderbouwd. Richt je op de werkelijke dader en doe dat gewoon open en bloot, dus met naam en toenaam. Pas dan ben je een echte vent en heb je het recht gehoord te worden! En laat die advocaat alsjeblieft intussen gewoon in alle rust zijn werk doen.
07-05-08
Als ik dergelijke woorden lees schaam ik me bijna voor mijn medemens. Want wat bezielt iemand om een dergelijke brief te schrijven of een haatmail te sturen? De feiten waarvan Fritzl verdacht wordt, en die hij ook voor zover ik weet grotendeels bekend heeft, zijn ronduit afschuwelijk en verwerpelijk. Tot zo ver kan ik meedenken. Ook mijn hart bloedt voor dochter Elisabeth en haar kinderen, maar wat heeft het voor nut om die terecht gevoelde afschuw te ventileren richting de advocaat? Kan hij er wat aan doen dat Fritzl jarenlang zijn gang kon gaan? Is hij er debet aan dat Elisabeth haar vader zeven kinderen moest baren en in die vierentwintig horrorjaren geen enkele vrijheid kende? Nee toch?
Ik hecht een grote waarde aan de vrijheid van meningsuiting, en zal de laatste zijn die zegt dat iemand zijn mening niet zou mogen verkondigen, maar daarvoor zijn voldoende andere mogelijkheden beschikbaar dan deze. Haatmail, dreigbrieven en bedreigende telefoontjes zijn namelijk doorgaans anoniem en daarmee, per definitie, ontzettend laf! Laf is het, en niets anders dan dat, om vanuit de schaduwen en vanaf een veilige afstand iemand te bedreigen, te zeggen hem kwaad te willen doen, zonder daarbij het risico te willen lopen voor dergelijke uitspraken ter verantwoording te worden geroepen. Dat duidt voor mij op een gestoorde geest die niet eens de ballen heeft om, face-to-face, voor het voetlicht te treden en de verbale confrontatie aan te gaan. Daarvoor ontbreekt kennelijk de moed, want in zo´n confrontatie heeft het beoogde slachtoffer tenminste de kans zich met een weerwoord te verdedigen. En daarop heeft de bedreiger waarschijnlijk geen repliek. Voor een openlijke discussie is namelijk moed nodig, moed en een gefundeerde en goed onderbouwde mening. En dààr zit hem meestal de kneep. De meeste bedreigingen zijn namelijk niet veel meer van ergerlijk gewauwel, het na-papegaaien van andermans mening met de toevoeging, hoe origineel, van een keur aan scheldwoorden en doodsbedreigingen. Vaak gebrekkig gespeld en zonder te weten wat er nu precies voor martelingen en ziektes worden toegewenst. Hoe afschuwelijk de misdaden van cliënt Fritzl ook mogen zijn, in de westerse rechtsgang heeft iedere verdachte recht op een eerlijk proces. De advocaat van de verdachte dient daar (mede) voor te zorgen. Helaas stellen de lafhartige verzenders van dergelijke troep zichzelf graag boven de wet en willen, vanuit de donkere krochten van hun verwarde geest, invloed uitoefenen op de rechtsgang, zònder zichzelf daarbij bloot te hoeven geven. En dat kan ik echt niet anders kwalificeren dan laf, laag en moreel verwerpelijk.
Als je dan persé vindt dat je een moreel oordeel moet vellen over iemand, doe dat dan in ieder geval gefundeerd en goed onderbouwd. Richt je op de werkelijke dader en doe dat gewoon open en bloot, dus met naam en toenaam. Pas dan ben je een echte vent en heb je het recht gehoord te worden! En laat die advocaat alsjeblieft intussen gewoon in alle rust zijn werk doen.
07-05-08
maandag 5 mei 2008
Leven tussen hoop en vrees (vervolg)
Het leek zo goed te gaan, maar zaterdag kwam in de loop van de middag het gevreesde telefoontje: er zijn complicaties opgetreden, ernstige complicaties. Een bacterie veroorzaakt ontstekingen en er dient een tweede operatie te worden uitgevoerd, een zware open hart operatie dit keer. Het ziekenhuis waar hij op dat moment op de IC verblijft, kan die operatie niet uitvoeren, en het dichtstbijzijnde ziekenhuis waar dat wèl kan is het, vlak over de grens gelegen, UZA in Antwerpen. Er is inmiddels contact gelegd met het UZA en een ambulance is onderweg.
Geschrokken door deze dramatische ontwikkelingen hoefden we niet lang na te denken. Binnen een uur waren we gedoucht, waren de koffers ingepakt en waren we op weg. Er zijn van die momenten waarop je het liefst het gaspedaal door de bodem zou trappen, en dit wàs zo´n moment, maar daar schiet je meestal weinig mee op. Met een snelheid die iets boven de toegestane snelheid lag spoedden we ons westwaarts over de A58, in voortdurende onzekerheid over de situatie en wat we zouden aantreffen. Moeders had wel gezegd dat we vooral niet hoefden komen, maar van haar in deze situatie alleen te laten kon natuurlijk geen sprake zijn. Op een kwartiertje van onze eindbestemming kwam ons, in tegenovergestelde richting, de ambulance van het AZA tegemoet. Met de zwaailichten aan om zich een weg te banen door het drukke weekendverkeer. Het is een moment dat ik niet snel zal vergeten. Dat ene moment zo dichtbij elkaar en tegelijk zo vreselijk ver weg, wetende dat zijn lot volledig in andermans handen ligt. Hoe gek het misschien ook klinkt, aan de ene kant ben je dan toch blij dat hij in slaap wordt gehouden en er niet veel van zal meekrijgen. En tegelijk weet je dat de vooruitzichten, zo kort na die eerste operatie verre van gunstig zijn.
Eenmaal bij Moeders thuis begint het lange wachten. Gesprekken stokken en tranen vloeien. Een kort telefoongesprek met de arts die straks gaat opereren brengt de overtuiging dat hij in de beste handen is, maar kan de angst, de onzekerheid en de groeiende twijfel natuurlijk niet wegnemen. De vrouwelijke arts klinkt vriendelijk en uitermate kundig. Ze laat ons weten dat de operatie een uur of vier zal gaan duren en dat ze ons direct erna zal bellen om verslag te doen, maar gezien de klok zal dat pas ver nà middernacht zijn. En dan begint, voor de zoveelste keer, het lange wachten. Ieder verzonken in zijn eigen gedachten en op zijn eigen manier. Het gesprek stokt regelmatig en ook vloeien er tranen, maar dat mag in een dergelijke situatie. De televisie zorgt voor wat afleiding maar niemand is er echt met zijn gedachten bij. Telkens dwalen de gedachten weer af naar de man die onze gedachten zo bezig houdt de laatste dagen en nu, op die verre operatietafel in Antwerpen, voor zijn leven ligt te vechten.
Tegen middernacht besluit Moeders even te gaan liggen. Van slapen komt niets, dat beseft iedereen: de oren blijven gespitst op het geluid van de rinkelende telefoon.
Dan, om 02:13 komt het verlossende telefoontje. De operatie is geslaagd! De schade is hersteld en de dokter is verre van ontevreden met het resultaat. Zeker gezien zijn leeftijd en zijn gezondheid is er plaats voor een héél voorzichtig optimisme, maar het blijft zorgelijk. Toch maakt zich een enorme oplichting zich van ons meester. We zijn nog steeds niet ´out of the woods´, maar ook deze slag is gewonnen! Met een enorm gevoel van opluchting vertrekken we even later weer richting huis, bekaf maar hoopvol. Morgen is er weer een dag en elke dag is er weer een!
05-05-08
Geschrokken door deze dramatische ontwikkelingen hoefden we niet lang na te denken. Binnen een uur waren we gedoucht, waren de koffers ingepakt en waren we op weg. Er zijn van die momenten waarop je het liefst het gaspedaal door de bodem zou trappen, en dit wàs zo´n moment, maar daar schiet je meestal weinig mee op. Met een snelheid die iets boven de toegestane snelheid lag spoedden we ons westwaarts over de A58, in voortdurende onzekerheid over de situatie en wat we zouden aantreffen. Moeders had wel gezegd dat we vooral niet hoefden komen, maar van haar in deze situatie alleen te laten kon natuurlijk geen sprake zijn. Op een kwartiertje van onze eindbestemming kwam ons, in tegenovergestelde richting, de ambulance van het AZA tegemoet. Met de zwaailichten aan om zich een weg te banen door het drukke weekendverkeer. Het is een moment dat ik niet snel zal vergeten. Dat ene moment zo dichtbij elkaar en tegelijk zo vreselijk ver weg, wetende dat zijn lot volledig in andermans handen ligt. Hoe gek het misschien ook klinkt, aan de ene kant ben je dan toch blij dat hij in slaap wordt gehouden en er niet veel van zal meekrijgen. En tegelijk weet je dat de vooruitzichten, zo kort na die eerste operatie verre van gunstig zijn.
Eenmaal bij Moeders thuis begint het lange wachten. Gesprekken stokken en tranen vloeien. Een kort telefoongesprek met de arts die straks gaat opereren brengt de overtuiging dat hij in de beste handen is, maar kan de angst, de onzekerheid en de groeiende twijfel natuurlijk niet wegnemen. De vrouwelijke arts klinkt vriendelijk en uitermate kundig. Ze laat ons weten dat de operatie een uur of vier zal gaan duren en dat ze ons direct erna zal bellen om verslag te doen, maar gezien de klok zal dat pas ver nà middernacht zijn. En dan begint, voor de zoveelste keer, het lange wachten. Ieder verzonken in zijn eigen gedachten en op zijn eigen manier. Het gesprek stokt regelmatig en ook vloeien er tranen, maar dat mag in een dergelijke situatie. De televisie zorgt voor wat afleiding maar niemand is er echt met zijn gedachten bij. Telkens dwalen de gedachten weer af naar de man die onze gedachten zo bezig houdt de laatste dagen en nu, op die verre operatietafel in Antwerpen, voor zijn leven ligt te vechten.
Tegen middernacht besluit Moeders even te gaan liggen. Van slapen komt niets, dat beseft iedereen: de oren blijven gespitst op het geluid van de rinkelende telefoon.
Dan, om 02:13 komt het verlossende telefoontje. De operatie is geslaagd! De schade is hersteld en de dokter is verre van ontevreden met het resultaat. Zeker gezien zijn leeftijd en zijn gezondheid is er plaats voor een héél voorzichtig optimisme, maar het blijft zorgelijk. Toch maakt zich een enorme oplichting zich van ons meester. We zijn nog steeds niet ´out of the woods´, maar ook deze slag is gewonnen! Met een enorm gevoel van opluchting vertrekken we even later weer richting huis, bekaf maar hoopvol. Morgen is er weer een dag en elke dag is er weer een!
05-05-08
zaterdag 3 mei 2008
Machteloos
Bij binnenkomst valt meteen op hoe bleek hij is. Toch antwoordt hij bevestigend als ik hem vraag of het goed met hem gaat. Vanaf zijn vaste plek aan de tafel overziet hij het kleine gezelschap dat op deze dag bij elkaar zit en vriendelijke belangstelling uitwisselt. Hij geeft zijn commentaar en zijn opmerkingen vanaf de achtergrond, gedecideerd en met zachte stem, maar daarom niet minder ongezouten. Zo ken ik hem, en zo heb ik hem leren kennen de afgelopen vier jaar, mijn schoonvader.
Het duurt dan ook even voor het opvalt dat het aan de tafel opeens stil is geworden. Een blik leert dat hij onderuit is gezakt en met zijn hoofd op de tafel ligt. Meteen is het duidelijk dat het niet goed met hem gaat. Op de vraag wat er speelt, antwoordt hij dat hij de krant leest, maar van zó dichtbij kan zelfs ik de kleine lettertjes niet ontcijferen. Dan begint hij te trillen en zegt dat hij pijn heeft, erge pijn. Terwijl het alarmnummer wordt gebeld proberen we hem te troosten en te ondersteunen. Maar als de tranen van pijn over zijn wangen stromen dringt de waarheid pas echt tot ons door. Deze man, die nooit klaagt en alle vragen over zijn gezondheid kregelig wegwuift, is ziek, ernstig ziek.
De telefonist van de alarmcentrale is geduldig, vriendelijk en begripvol. Geen moment verliest hij zijn kalmte en dat zorgt ervoor dat ook wij relatief rustig blijven. De ambulance is reeds onderweg en zal zo arriveren. En terwijl ik naar beneden loop om de ambulance op te vangen en ze de weg te wijzen, hoor ik in de verte het geluid van de sirene al aanzwellen. Nog voor ik goed en wel bij de voordeur sta, zijn ze al bezig de brancard uit te laden. De twee ervaren broeders met hun kalme alertheid nemen de zaken van ons over en ontfermen zich over de patiënt. Na hem gestabiliseerd te hebben en iets te hebben toegediend tegen de pijn, laden ze hem voorzichtig op de brancard. De grijze broeder verontschuldigd zich nog voor de troep die ze achterlaten, maar verzekert me dat er geen naalden tussen zitten. Dan hobbelt de brancard over de drempel en wordt het stil in huis.
We blijken zelfs eerder in het ziekenhuis te zijn aangekomen dan de ambulance. Een paar minuten zelfs. Opluchting als de brancard wordt binnengereden op de Eerste Hulp en artsen en verpleegkundigen zich met hun patiënt gaan bezig houden. Het lange wachten in onzekerheid begint. Onderzoek volgt op onderzoek en resultaten druppelen mondjesmaat door. Het beeld dat ontstaat is niet gunstig. De situatie is zéér ernstig en zelfs levensbedreigend. Een spoedoperatie is de enige mogelijkheid. We mogen nog even gedag zeggen voor hij naar de OK wordt gebracht. Op de brancard ligt een oude, doodzieke man. Zonder bril en zonder kleur op zijn gezicht ziet hij er, vanonder alle slangen, nog brozer uit dan hij al is. Als de liftdeuren zich zachtjes sluiten ligt zijn lot in andere handen, en kunnen wij niets anders doen dan afwachten, machteloos afwachten.De drie uur die voor de operatie is uitgetrokken wachten we niet af in het ziekenhuis. Na een eventueel telefoontje kunnen we er in drie minuten zijn, dus wachten we liever thuis op de dingen die gaan komen. Onwerkelijk en niet in staat deze gebeurtenissen goed te bevatten zitten we even laten tegenover elkaar op de bank. Afleiding wordt gezocht in de gewone dagelijkse dingen: een kopje koffie en een hapje te eten. De conversatie stokt en ogen dwalen steeds af naar de wijzers van de klok. Wijzers die in zich niet laten haasten en slechts in hun eigen vastgestelde tempo de seconden wegtikken tot minuten en dan tot uren. Rond achten komt dan eindelijk het verlossende telefoontje. De operatie is geslaagd! Het had geen minuut later moeten gebeuren, want dát hij het overleeft mag al een wonder heten. Veel patiënten in zijn toestand halen het ziekenhuis niet eens meer. Als we een uurtje later even bij hem mogen op de IC valt er toch een last van onze schouders. We zijn nog lang niet uit de gevarenzone maar deze eerste zware slag hebben we gewonnen! De tijd en liefdevolle zorg moet nu de rest opknappen. En één blik op de broeder op de IC leert dat het daarmee wel goed zit.
03-05-08
Het duurt dan ook even voor het opvalt dat het aan de tafel opeens stil is geworden. Een blik leert dat hij onderuit is gezakt en met zijn hoofd op de tafel ligt. Meteen is het duidelijk dat het niet goed met hem gaat. Op de vraag wat er speelt, antwoordt hij dat hij de krant leest, maar van zó dichtbij kan zelfs ik de kleine lettertjes niet ontcijferen. Dan begint hij te trillen en zegt dat hij pijn heeft, erge pijn. Terwijl het alarmnummer wordt gebeld proberen we hem te troosten en te ondersteunen. Maar als de tranen van pijn over zijn wangen stromen dringt de waarheid pas echt tot ons door. Deze man, die nooit klaagt en alle vragen over zijn gezondheid kregelig wegwuift, is ziek, ernstig ziek.
De telefonist van de alarmcentrale is geduldig, vriendelijk en begripvol. Geen moment verliest hij zijn kalmte en dat zorgt ervoor dat ook wij relatief rustig blijven. De ambulance is reeds onderweg en zal zo arriveren. En terwijl ik naar beneden loop om de ambulance op te vangen en ze de weg te wijzen, hoor ik in de verte het geluid van de sirene al aanzwellen. Nog voor ik goed en wel bij de voordeur sta, zijn ze al bezig de brancard uit te laden. De twee ervaren broeders met hun kalme alertheid nemen de zaken van ons over en ontfermen zich over de patiënt. Na hem gestabiliseerd te hebben en iets te hebben toegediend tegen de pijn, laden ze hem voorzichtig op de brancard. De grijze broeder verontschuldigd zich nog voor de troep die ze achterlaten, maar verzekert me dat er geen naalden tussen zitten. Dan hobbelt de brancard over de drempel en wordt het stil in huis.
We blijken zelfs eerder in het ziekenhuis te zijn aangekomen dan de ambulance. Een paar minuten zelfs. Opluchting als de brancard wordt binnengereden op de Eerste Hulp en artsen en verpleegkundigen zich met hun patiënt gaan bezig houden. Het lange wachten in onzekerheid begint. Onderzoek volgt op onderzoek en resultaten druppelen mondjesmaat door. Het beeld dat ontstaat is niet gunstig. De situatie is zéér ernstig en zelfs levensbedreigend. Een spoedoperatie is de enige mogelijkheid. We mogen nog even gedag zeggen voor hij naar de OK wordt gebracht. Op de brancard ligt een oude, doodzieke man. Zonder bril en zonder kleur op zijn gezicht ziet hij er, vanonder alle slangen, nog brozer uit dan hij al is. Als de liftdeuren zich zachtjes sluiten ligt zijn lot in andere handen, en kunnen wij niets anders doen dan afwachten, machteloos afwachten.De drie uur die voor de operatie is uitgetrokken wachten we niet af in het ziekenhuis. Na een eventueel telefoontje kunnen we er in drie minuten zijn, dus wachten we liever thuis op de dingen die gaan komen. Onwerkelijk en niet in staat deze gebeurtenissen goed te bevatten zitten we even laten tegenover elkaar op de bank. Afleiding wordt gezocht in de gewone dagelijkse dingen: een kopje koffie en een hapje te eten. De conversatie stokt en ogen dwalen steeds af naar de wijzers van de klok. Wijzers die in zich niet laten haasten en slechts in hun eigen vastgestelde tempo de seconden wegtikken tot minuten en dan tot uren. Rond achten komt dan eindelijk het verlossende telefoontje. De operatie is geslaagd! Het had geen minuut later moeten gebeuren, want dát hij het overleeft mag al een wonder heten. Veel patiënten in zijn toestand halen het ziekenhuis niet eens meer. Als we een uurtje later even bij hem mogen op de IC valt er toch een last van onze schouders. We zijn nog lang niet uit de gevarenzone maar deze eerste zware slag hebben we gewonnen! De tijd en liefdevolle zorg moet nu de rest opknappen. En één blik op de broeder op de IC leert dat het daarmee wel goed zit.
03-05-08
donderdag 1 mei 2008
Zelfbeschikking
Aartsbisschop Wim Eijk van Utrecht vindt dat schrijver Hugo Claus ten onrechte als een moedige, een heilige, wordt neergezet, omdat de schrijver zelf zijn levenseinde bepaalde. ´Uiteindelijk getuigt de zelfverkozen dood van een gebrek aan moed, het toegeven aan lijdensangst´ zegt Eijk in een interview met de Staatscourant. Hij merkt daarbij op dat hij het juist van moed vindt getuigen als mensen hun eigen kwetsbaarheid onder ogen durven zien en ook de aantasting van hun gezondheid durven ondergaan. Eijk wijst elke vorm van actieve levensbeëindiging af omdat, in zijn woorden, ´het lichaam zijn intrinsieke waarde blijft behouden. De mens heeft zijn bestemming in God, in het eeuwige leven´.
Laat ik voorop stellen dat ik persoonlijk niet zo heel veel op heb met geloof, van welke richting, stroming of invulling dan ook. Ik ben dan wel niet opgevoed in de tradities van een bepaalde overtuiging, maar heb door een brede schoolloopbaan op verschillende Christelijke scholen, of dat Christelijk nu met een ´G´ of een ´K´ werd uitgesproken, wel genoeg meegekregen om te kunnen bepalen dat mijn overtuigingen elders lagen.
Nu heeft Eijk, vanzelfsprekend, het recht om zijn mening te verkondigen, net zoals u en ik dat hebben. Het grote verschil is echter dat Eijk niet op persoonlijk titel spreekt, maar vanuit een functie binnen een van ´s werelds grootste religieuze organisaties. Een organisatie bovendien, die al sinds eeuwen beweert ´de waarheid´ in pacht te hebben, en die bovendien ook nog eens kwistig uitstrooit over miljoenen volgelingen over de hele wereld. Helaas is daarbij het recht op zelfbeschikking van het individu ondergeschikt aan de doctrine, en juist dat recht op zelfbeschikking, het zélf kunnen bepalen waar mijn –al dan niet ethische- grenzen liggen, ligt mij bijzonder na aan het hart.
Uit persoonlijke ervaring weet ik donders goed dat er een punt in het leven kan komen dat de koek op lijkt te zijn, of dit nu aan psychische of fysieke oorzaken te wijten is. Ik heb ze beiden in ruime mate voorbij zien komen. Toch heb ik er, hoe dicht ik er ook tegenaan heb gezeten, nooit echt over nagedacht om er een einde aan te (laten) maken. Niet zozeer omdat zulks niet mocht van die ´Meneer in Rome´, maar meer omdat ik dan verloren zou hebben van het leven zelf. Voor mij zijn er in de samenstelling van dit aardse bestaan een paar regels duidelijk: je wordt geboren, je leeft en je gaat ook weer dood. Dat zijn zo´n beetje de enige regels waar iedereen op de wereld niet onderuit kan. De kunst is echter om invloed te kunnen uitoefenen op de manier waarop. En dan heb je het alleen nog over de laatste twee. Niemand kan tenslotte fysiek heel veel bepalen omtrent de omstandigheden van en rond zijn geboorte. De enige invloed die je hebt, hoe beperkt die ook zal blijken te zijn, kun je uitoefenen op de manier van leven en de manier hoe dat leven straks eindigt. En die ´zekerheden´ wil ik graag, voor zover mogelijk, in eigen hand houden.
Toen ik een twee jaar terug in het ziekenhuis lag en er twijfel was gerezen of mijn lichaam sterk genoeg zou zijn om de volgende operatie te overleven, was er bij mij geen echte twijfel. Wat er scheelde was eindelijk ontdekt en kon gerepareerd worden. Ik ben de operatie dan ook ingegaan met de vaste overtuiging dat ik het zou overleven en dat het allemaal goed zou komen. Het simpele feit dat ik hier nu zit om deze gedachten op papier te zetten, getuigt van het feit dát het ook goed is gekomen. Inmiddels ben ik ook weer klaar om de volgende uitdagingen aan te gaan die het leven op mijn pad heeft geplaatst. Uitdagingen die, eenmaal overwonnen, steevast weer gevolgd zullen worden door nieuwe. Steeds opnieuw, en slechts variërend in grootte en zwaarte.
Toch heb ik een hoop om blij mee te zijn. Elke dag ben ik trots en blij dat ik er ben, vooral dankzij de kennis en kunde van al die mensen die me hebben behandeld, én de onuitputtelijke steun en liefde van mijn dierbaren. Ik kan nog elke dag stil worden als ik me realiseer hoe gelukkig ik me mag prijzen dat er zoveel mensen zijn geweest die de tijd en de moeite hebben genomen om hun zorgen, gevoelens en vriendschap in die moeilijke tijden met ons te delen. En, ook al is het nooit echt zover gekomen, voor mij is de keuze altijd relatief eenvoudig geweest. Indien er op enig moment sprake was geweest van het feit dat ik niet meer als zelfstandig individu zou kunnen functioneren, er geen controle meer zou zijn geweest over eigen lichaam en geest, dan was dàt het moment geweest om te gaan informeren naar andere opties. Opties die ik dan, in overleg met een klein groepje dierbaren, zou hebben besproken en afgewogen. Maar de uiteindelijke beslissing zou, na zorgvuldige afweging van alle argumenten, altijd bij mij hebben gelegen. Het is een grondrecht dat ik graag houd en, mocht het ooit nog een keer zover komen, wil kunnen uitoefenen. Als mens heb je in het leven al niet zo heel veel te vertellen, hoeveel controle je ook tracht naar je toe te trekken. Er zullen altijd externe factoren zijn die roet in het eten blijven gooien. Het is mijn baken in die woelige zee om te bepalen tot hoe ver ik met die invloed kan leven. Daar mag iedereen zijn eigen mening over hebben en die nog uitspreken ook. Maar zodra voor mij het leven geen recht meer doet aan wat mij tot mens en tot dat unieke individu maakt dat ik ben, wil ik het recht hebben over een eventueel einde te kunnen beslissen. Dat is namelijk zoveel meer dan zelfbeschikking, dat heeft òòk te maken met respect, en zelfrespect in het bijzonder. Met moed, of een gebrek daaraan, heeft het hoegenaamd niets te maken.
30-04-08
Laat ik voorop stellen dat ik persoonlijk niet zo heel veel op heb met geloof, van welke richting, stroming of invulling dan ook. Ik ben dan wel niet opgevoed in de tradities van een bepaalde overtuiging, maar heb door een brede schoolloopbaan op verschillende Christelijke scholen, of dat Christelijk nu met een ´G´ of een ´K´ werd uitgesproken, wel genoeg meegekregen om te kunnen bepalen dat mijn overtuigingen elders lagen.
Nu heeft Eijk, vanzelfsprekend, het recht om zijn mening te verkondigen, net zoals u en ik dat hebben. Het grote verschil is echter dat Eijk niet op persoonlijk titel spreekt, maar vanuit een functie binnen een van ´s werelds grootste religieuze organisaties. Een organisatie bovendien, die al sinds eeuwen beweert ´de waarheid´ in pacht te hebben, en die bovendien ook nog eens kwistig uitstrooit over miljoenen volgelingen over de hele wereld. Helaas is daarbij het recht op zelfbeschikking van het individu ondergeschikt aan de doctrine, en juist dat recht op zelfbeschikking, het zélf kunnen bepalen waar mijn –al dan niet ethische- grenzen liggen, ligt mij bijzonder na aan het hart.
Uit persoonlijke ervaring weet ik donders goed dat er een punt in het leven kan komen dat de koek op lijkt te zijn, of dit nu aan psychische of fysieke oorzaken te wijten is. Ik heb ze beiden in ruime mate voorbij zien komen. Toch heb ik er, hoe dicht ik er ook tegenaan heb gezeten, nooit echt over nagedacht om er een einde aan te (laten) maken. Niet zozeer omdat zulks niet mocht van die ´Meneer in Rome´, maar meer omdat ik dan verloren zou hebben van het leven zelf. Voor mij zijn er in de samenstelling van dit aardse bestaan een paar regels duidelijk: je wordt geboren, je leeft en je gaat ook weer dood. Dat zijn zo´n beetje de enige regels waar iedereen op de wereld niet onderuit kan. De kunst is echter om invloed te kunnen uitoefenen op de manier waarop. En dan heb je het alleen nog over de laatste twee. Niemand kan tenslotte fysiek heel veel bepalen omtrent de omstandigheden van en rond zijn geboorte. De enige invloed die je hebt, hoe beperkt die ook zal blijken te zijn, kun je uitoefenen op de manier van leven en de manier hoe dat leven straks eindigt. En die ´zekerheden´ wil ik graag, voor zover mogelijk, in eigen hand houden.
Toen ik een twee jaar terug in het ziekenhuis lag en er twijfel was gerezen of mijn lichaam sterk genoeg zou zijn om de volgende operatie te overleven, was er bij mij geen echte twijfel. Wat er scheelde was eindelijk ontdekt en kon gerepareerd worden. Ik ben de operatie dan ook ingegaan met de vaste overtuiging dat ik het zou overleven en dat het allemaal goed zou komen. Het simpele feit dat ik hier nu zit om deze gedachten op papier te zetten, getuigt van het feit dát het ook goed is gekomen. Inmiddels ben ik ook weer klaar om de volgende uitdagingen aan te gaan die het leven op mijn pad heeft geplaatst. Uitdagingen die, eenmaal overwonnen, steevast weer gevolgd zullen worden door nieuwe. Steeds opnieuw, en slechts variërend in grootte en zwaarte.
Toch heb ik een hoop om blij mee te zijn. Elke dag ben ik trots en blij dat ik er ben, vooral dankzij de kennis en kunde van al die mensen die me hebben behandeld, én de onuitputtelijke steun en liefde van mijn dierbaren. Ik kan nog elke dag stil worden als ik me realiseer hoe gelukkig ik me mag prijzen dat er zoveel mensen zijn geweest die de tijd en de moeite hebben genomen om hun zorgen, gevoelens en vriendschap in die moeilijke tijden met ons te delen. En, ook al is het nooit echt zover gekomen, voor mij is de keuze altijd relatief eenvoudig geweest. Indien er op enig moment sprake was geweest van het feit dat ik niet meer als zelfstandig individu zou kunnen functioneren, er geen controle meer zou zijn geweest over eigen lichaam en geest, dan was dàt het moment geweest om te gaan informeren naar andere opties. Opties die ik dan, in overleg met een klein groepje dierbaren, zou hebben besproken en afgewogen. Maar de uiteindelijke beslissing zou, na zorgvuldige afweging van alle argumenten, altijd bij mij hebben gelegen. Het is een grondrecht dat ik graag houd en, mocht het ooit nog een keer zover komen, wil kunnen uitoefenen. Als mens heb je in het leven al niet zo heel veel te vertellen, hoeveel controle je ook tracht naar je toe te trekken. Er zullen altijd externe factoren zijn die roet in het eten blijven gooien. Het is mijn baken in die woelige zee om te bepalen tot hoe ver ik met die invloed kan leven. Daar mag iedereen zijn eigen mening over hebben en die nog uitspreken ook. Maar zodra voor mij het leven geen recht meer doet aan wat mij tot mens en tot dat unieke individu maakt dat ik ben, wil ik het recht hebben over een eventueel einde te kunnen beslissen. Dat is namelijk zoveel meer dan zelfbeschikking, dat heeft òòk te maken met respect, en zelfrespect in het bijzonder. Met moed, of een gebrek daaraan, heeft het hoegenaamd niets te maken.
30-04-08
Abonneren op:
Posts (Atom)