Zoals we gezien hebben, bestaat de term ‘beelddenken’ al tientallen jaren. Ze is afkomstig van de Haagse logopediste Maria J. Krabbe (1889 -1965), die in de jaren dertig met de theorie kwam dat er mensen zijn die in beelden denken in plaats van in taal. Krabbe constateert dat een aantal kinderen uit haar praktijk anders communiceren. Bovendien stelt ze vast dat er een discrepantie is tussen hun taalvaardigheid en hun vaardigheden op andere terreinen. Ze noemt dit fenomeen beelddenken, en omschrijft het in eerste instantie als ‘een denken in beelden en gebeurtenissen’. Dit in tegenstelling tot begripsdenken dat een denken in woorden en begrippen is.
Het nieuwe aan de ideeën van Krabbe was, dat ze veronderstelde dat het onderscheid tussen beelddenken en begripsdenken een verklaring kon bieden voor de door haar geobserveerde problemen. Kinderen die denken in beelden, zouden dus niet zomaar dom, lui of ongeconcentreerd zijn. Ze hebben slechts moeite met het opnemen en verwerken van talige informatie.
Als Nel Ojemann in het midden van de jaren '50 het boek van Krabbe leest, besluit zij onderzoek te gaan doen naar beelddenken. Zo zoekt zij o.a. naar een instrument om beelddenkers op te sporen. Dat instrument vindt zij in het Wereldspel. Een spel met diverse gekleurde blokjes waarmee een dorp gebouwd moet worden. Aan de manier waarop iemand dat doet is door een getraind persoon o.a. af te leiden of die iemand sterk visueel is ingesteld.
Sinds Krabbe en Ojemann hebben diverse mensen zich inmiddels met het fenomeen beelddenken bezig gehouden en zijn er diverse boeken en studies over beelddenken verschenen. De voornaamste daarvan zijn steeds gericht op kinderen in de schoolgaande leeftijd en, helaas, nog maar weinig op volwassen beelddenkers. Toch kunnen we uit de gedane studies een heel aantal conclusies door trekken naar de wereld van de volwassenen.
19-05-08II
Geen opmerkingen:
Een reactie posten