De KLM wil ons, in navolging van Sammy, morgen vooral omhoog laten kijken. Tussen 12.00 uur en 14.30 uur zal namelijk het 90 jarig bestaan van onze nationale luchtvaarttrots worden ingeluid met een historische rondvlucht over de 12 provincies van ons land. Ik ben benieuwd!
Maar ook zonder deze oproep op het laatste moment zou ik ervoor willen pleiten om met opgeheven hoofd over de drempel van het nieuwe jaar te stappen. Het is namelijk de hoogste tijd om alle negativiteit van het afgelopen jaar van ons af te schudden en vol vertrouwen in eigen kunnen het nieuwe jaar in te stappen. Want zelfvertrouwen is iets dat we allemaal nodig zullen hebben, we zullen tenslotte onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen in deze onzekere tijden.
Ik voorzie de kredietcrisis nog wel even aanhouden, en zelfs nog een dieper dieptepunt bereiken, waardoor velen hun baan zullen verliezen en daardoor grote moeite zullen hebben aan de maandelijkse verplichtingen te voldoen. Toch komt ook aan deze crisis wel weer een einde, al zal dat waarschijnlijk pas in 2010 zijn. Tot die tijd is vertrouwen in eigen kunnen dus geboden om niet ten onder te gaan aan de negatieve gevoelens en sentimenten die dagelijks in ruime mate over ons worden uitgestort. En wellicht hebben velen van ons, net als het overgrote deel van de Amerikanen, jarenlang op veel te grote voet geleefd. Het komende jaar is dan dus de tijd om de focus te verleggen van de verwerving van steeds meer fysieke welvaart naar de meer traditionele vormen van geluksgevoel, familie en vrienden. Voor velen zal 2009 geen gemakkelijk jaar worden, maar met vertrouwen in eigen kunnen en een hoop support van familie en vrienden komen ook zij er wel weer bovenop. En wat is er mooier dan na uit een diep dal te zijn geklommen terug te kunnen kijken en te zeggen: ‘Ik heb het helemaal op eigen kracht gedaan.’?
Mensen die gedeprimeerd zijn hebben een sterke neiging om te verkrampen, en daarmee de blik op de grond te richten, vlak voor de eigen voeten. En daarmee missen ze niet alleen heel veel van het moois dat deze wereld te bieden heeft, maar ze doen daarmee vooral zichzelf tekort. Als kind vond ik altijd op straat dubbeltjes en kwartjes, tot op een bepaald moment, en sindsdien vond ik geen enkel muntje meer. Het heeft mij jaren gekost om uit te vogelen waarom mijn ‘lucky eye’ me opeens in de steek liet, maar een aantal jaren geleden ging me opeens het beroemde lichtje op: ik had mijn focus verlegd van vlak voor mijn voeten naar boven. Ik zag opeens een heleboel andere dingen die ik daarvoor nooit had gezien of die me voorheen nooit waren opgevallen. Ik zag opeens de uitgestoken handen van hen die me wilden helpen. Ik zag opeens de muur staan vòòr ik er tegenaan liep en die laaghangende tak die me anders een paar flinke schrammen zou hebben opgeleverd. Een echte openbaring.
Daarom wil ik iedereen oproepen om, net als Sammy, het hoofd omhoog te gooien en de blik te vestigen op de verre horizon. Want daar ligt de toekomst, niet in al die hobbels net voor uw voeten. Dat zijn tenslotte maar hobbels waar je, met meer of minder gemak, overheen kunt stappen op je reis naar een glorieuze toekomst.
Laten we 2009 met z’n allen ingaan met een gevoel van vertrouwen in de toekomst. Welke problemen er ook nog op ons pad zullen komen, wees ervan overtuigd dat we ze gezamenlijk aan kunnen. Blijf ook niet doelloos wachten op een uitgestoken hand want die kun je, zoals het spreekwoord zegt, vinden aan het uiteinde van je eigen arm. Vergeet ook in 2009 vooral niet te genieten. Van de zon op je gezicht, van de sterren die schitteren aan de nachtelijke hemel, van de ontluikende natuur in de lente en vooral van het gezelschap om je heen. Of dat nu bestaat uit familie of vrienden, of allebei. Met de blik vast op de horizon en een enorme dosis liefde en vertrouwen in ons bloed wordt 2009 een schitterend jaar, vol met kansen en mogelijkheden. Je moet er alleen wel even naar zoeken en ze ook nog willen zien!
Tot slot wens ik een ieder al datgene dat hen waarlijk gelukkig maakt in 2009. Of het nu gaat om iets als een betere gezondheid of een betere relatie met uw naasten. Vergeet eens even al die materiële zaken en concentreer in het nieuwe jaar eens op die zaken die werkelijk belangrijk zijn in het leven. Met een positieve insteek bent u tenslotte al halverwege in de verwezenlijking. Met opgeheven hoofd en geheven glas wens ik u een veilige en gezellige jaarwisseling: proost!
31-12-08
Ik ben dit Blog begonnen om een podium te hebben voor mijn gedachten. Alle teksten, meningen en afbeeldingen op deze blog zijn dan ook van mij en van mij alleen. Het is dan ook niet toegestaan om tekst/delen van tekst/afbeeldingen etc van deze blog te gebruiken zonder mijn uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming. Als je wilt reageren op een bericht of iets anders wilt zeggen of mededelen dan lees of hoor ik dat graag!
woensdag 31 december 2008
maandag 29 december 2008
Moed
De Stichting Tegen Zinloos Geweld heeft volgend jaar uitgeroepen tot ‘Jaar van Moed’, omdat er, volgens de stichting, moed voor nodig is om de eigen woon-, werk- en leefomgeving op een positieve manier te veranderen. Moed is vooral nodig om het initiatief te nemen voor zo’n verandering. Nu is het in deze laatste dagen van het jaar goed gebruik om terug te kijken op het afgelopen jaar en tegelijkertijd een blik te werpen in de nabije toekomst, een toekomst die er, mede door de kredietcrisis, somber uitziet.
Dat 2008 een bewogen jaar was kan ik wel stellen. In de eerste maanden was ik nog volop bezig om beter te worden en te herstellen van de zware operaties. Ik was wel alweer enige uren per dag aan het werk, maar het lijf liet zich bepaald nog niet dwingen. Bovendien liet de verstandhouding met mijn werkgever, en diens inspanningen om me weer volledig te laten re-integreren, nogal te wensen over. Dat alles resulteerde in een situatie en een stemming die bepaald niet hielp bij mijn moeizame herstel en die uiteindelijk resulteerde in de ontbinding van mijn arbeidsovereenkomst.
Een andere gebeurtenis die me nog helder voor de geest staat is ons bezoek aan mijn schoonouders rond Hemelvaart en de daarop volgende weken van zorg om de gezondheid van mijn schoonvader. Gelukkig waren we er destijds nog net op tijd bij en wist hij miraculeus te herstellen. En wat een verschil was het om die man van toen te zien en die te vergelijken met de man die op eerste kerstdag volledig op eigen kracht bij ons in de auto stapte!
En ook aan de andere kant, mijn eigen ouders, waren en zijn er de nodige zorgen. Mijn vader die steeds verder in de mist van zijn eigen wereld verdwaald en zijn vrouw die door haar eigen gezondheidsproblemen steeds meer moeite heeft om voor hem te blijven zorgen. En ook al zijn zij en ik het op vele terreinen niet altijd eens geweest, ik heb er grote bewondering voor hoe zij zich er toch doorheen slaat.
In juli kwam de langverwachte rechtszaak. Lange tijd verwacht, en gevreesd als ik eerlijk ben, maar eindigend in een klinkende overwinning. De rechter die precies doorzag waar de schoen wrong en zich niet door de werkgever en diens loze praatjes liet intimideren. Maar met die zitting kwam ook het besef dat ik, voor het eerst in mijn leven, werkeloos zou worden. Met alle zorgen voor de toekomst en vertwijfeling die daar nu eenmaal schijnen bij te horen.
Niet lang daarna kwam het eerste lichtpuntje in de vorm van die advertentie voor Kansrijk Eigen Baas. Eigen baas worden was een idee dat al jaren door mijn hoofd speelde maar wat ik, door meerdere redenen, nooit serieus had genomen, laat staan onderzocht. Een spannende tijd volgde met afwachten, sollicitatierondes en de strijd met het UWV om uiteindelijk tòch de zo gewenste toestemming te krijgen. En dat alles lukte wonderwel, zodat ik in 2009 met een frisse start aan het traject kan beginnen.
Vlak voor de kerst kwam echter dat telefoontje. Mijn liefste belde me vanaf haar werk dat de arts die haar moeder behandelde de familie zo spoedig mogelijk wilde spreken. Of ik mee wilde. Natuurlijk wilde ik mee, en nog geen uur later was ze thuis en zaten we alweer in de auto op weg naar V., op weg naar een bericht dat er al heel lang zat aan te komen maar wat je toch nooit hoopt te horen. Maar nu was het dan zover.
De arts was heel begrijpend en heel vriendelijk, maar dat maakte de boodschap niet minder hard: mijn schoonmoeder, de moeder van mijn liefste, is na jaren op het punt gekomen dat ze feitelijk is uitbehandeld. De medische wetenschap kan niet veel meer voor haar doen dan trachten het haar, in de tijd die haar nog rest, zo aangenaam en comfortabel mogelijk te maken. En daarmee komt dan een keihard en abrupt einde aan een periode van scans, chemo- kuren en stille hoop. En de vraag die zich dan opdringt: ‘Wat nu?’. Terug naar huis was geen optie. Alhoewel zij en haar man in een woonzorgcentrum wonen, was er niet het vertrouwen dat het centrum, ondanks herhaaldelijke pogingen het tegendeel te beweren, die zorg zou kunnen bieden die in dit stadium nodig is. Daarvoor was er eenvoudigweg te veel misgegaan in de afgelopen jaren. Bovendien wilde Moeders graag naar het hospice in M., maar dan moest er natuurlijk wel plaats zijn. En, wonder boven wonder, was die plek er. De dag voor kerst kon ze al komen en werd ze er door een ambulance heen gebracht. Op eerste kerstdag hebben mijn liefste en ik haar de spulletjes van thuis gebracht die ze graag om zich heen wil hebben, en haar geholpen zich verder te installeren. Maar wat een verschil is het, als je dit hospice vergelijkt met een ziekenhuis zoals dat waar ze de laatste weken lag. Niet dat ik commentaar wil hebben op het ziekenhuis, ze hebben haar geweldig opgevangen, maar alleen al door de opzet is er een gigantisch verschil. Zo is in het hospice een heel leger van vrijwilligers 24 uur per dag bezig met het de gasten in alles naar de zin te maken. Heeft iemand zin in frietjes dan worden er frietjes geregeld, (bijna) niets is hen te gek. En ook de familie wordt bepaald niet vergeten. We waren nog niet de drempel over, bepakt en bezakt als we waren, of er stond al een vrijwilligster achter ons met koffie met wat lekkers. En ook leverde het geen enkel probleem op als we een hapje mee wilden eten, we hoefden het maar te zeggen. En alles wordt gedaan met een warmte en een liefde die je even stil maakt. Een oprecht hulde aan de medewerkers van het hospice dus, ze hebben de loodzware taak om mensen in hun laatste dagen of weken van dit leven te verzorgen en te begeleiden. Een taak die ze met liefde, grote toewijding en een glimlach dag in dag uit volbrengen!
Ondanks alle zorgen en vooruitzichten hebben mijn liefste en ik tweede kerstdag, en de dagen erna, in heerlijke harmonie doorgebracht. Ongelofelijk wat mijn liefste in de keuken toch elke keer weer weet te produceren en welke warmte ze vervolgens weer meebrengt naar de tafel en in mijn leven. Vooral bewonderenswaardig als je beseft dat ze leeft ze in het groeiende besef dat ze binnen afzienbare tijd afscheid van haar moeder zal moeten nemen, een besef dat niemand graag voelt doordringen in de realiteit van alledag. Dus belt ze dagelijks en spendeert ze zoveel mogelijk tijd met en rond haar moeder en gaan we, wat vaker dan normaal, op en neer naar V.
En nu, op de drempel van 2008 en 2009 maken we samen de balans op. We zien een jaar tegemoet met afscheid maar ook met nieuwe kansen. Een jaar met verdriet maar ook een jaar waarin we de fundering kunnen leggen voor een nieuwe periode in ons leven. Een jaar waarin het ook steeds waarschijnlijker wordt dat mijn vader niet meer thuis zal kunnen wonen en opgenomen zal moeten worden, in ieder geval tijdelijk, want ook zijn vrouw heeft ook een aantal noodzakelijke medische ingrepen op het programma in 2009. Maar met al die zorgen is er tegelijk ook het besef dat we zorgvuldig om moeten gaan met de tijd die we samen met onze geliefden nog hebben, want die tijd is pijnlijk kostbaar. Meer kostbaar en belangrijker dan welke kredietcrisis dan ook.
We zien het nieuwe jaar dus vol vertrouwen tegemoet, al beseffen we ons terdege dat het allemaal niet vanzelf zal gaan. We zullen hard moeten werken om mijn eigen bedrijf van de grond te krijgen en elkaar moeten steunen en troosten in de emotioneel zware tijden die gaan komen. Toch overheerst bij ons het positieve, het weten dat het goed is en dat komt wat komen gaat. We genieten bewust van de spaarzame momenten die we met onze geliefden en vrienden kunnen doorbrengen, en weten dat die ander er is als we het even niet meer zien zitten. En met dat gevoel van zekerheid zetten we straks de eerste schreden over de drempel van het nieuwe jaar. Ons jaar zal vooral staan in het teken van liefde, genieten van, en zorgen voor elkaar zolang het nog kan.
29-12-08
Dat 2008 een bewogen jaar was kan ik wel stellen. In de eerste maanden was ik nog volop bezig om beter te worden en te herstellen van de zware operaties. Ik was wel alweer enige uren per dag aan het werk, maar het lijf liet zich bepaald nog niet dwingen. Bovendien liet de verstandhouding met mijn werkgever, en diens inspanningen om me weer volledig te laten re-integreren, nogal te wensen over. Dat alles resulteerde in een situatie en een stemming die bepaald niet hielp bij mijn moeizame herstel en die uiteindelijk resulteerde in de ontbinding van mijn arbeidsovereenkomst.
Een andere gebeurtenis die me nog helder voor de geest staat is ons bezoek aan mijn schoonouders rond Hemelvaart en de daarop volgende weken van zorg om de gezondheid van mijn schoonvader. Gelukkig waren we er destijds nog net op tijd bij en wist hij miraculeus te herstellen. En wat een verschil was het om die man van toen te zien en die te vergelijken met de man die op eerste kerstdag volledig op eigen kracht bij ons in de auto stapte!
En ook aan de andere kant, mijn eigen ouders, waren en zijn er de nodige zorgen. Mijn vader die steeds verder in de mist van zijn eigen wereld verdwaald en zijn vrouw die door haar eigen gezondheidsproblemen steeds meer moeite heeft om voor hem te blijven zorgen. En ook al zijn zij en ik het op vele terreinen niet altijd eens geweest, ik heb er grote bewondering voor hoe zij zich er toch doorheen slaat.
In juli kwam de langverwachte rechtszaak. Lange tijd verwacht, en gevreesd als ik eerlijk ben, maar eindigend in een klinkende overwinning. De rechter die precies doorzag waar de schoen wrong en zich niet door de werkgever en diens loze praatjes liet intimideren. Maar met die zitting kwam ook het besef dat ik, voor het eerst in mijn leven, werkeloos zou worden. Met alle zorgen voor de toekomst en vertwijfeling die daar nu eenmaal schijnen bij te horen.
Niet lang daarna kwam het eerste lichtpuntje in de vorm van die advertentie voor Kansrijk Eigen Baas. Eigen baas worden was een idee dat al jaren door mijn hoofd speelde maar wat ik, door meerdere redenen, nooit serieus had genomen, laat staan onderzocht. Een spannende tijd volgde met afwachten, sollicitatierondes en de strijd met het UWV om uiteindelijk tòch de zo gewenste toestemming te krijgen. En dat alles lukte wonderwel, zodat ik in 2009 met een frisse start aan het traject kan beginnen.
Vlak voor de kerst kwam echter dat telefoontje. Mijn liefste belde me vanaf haar werk dat de arts die haar moeder behandelde de familie zo spoedig mogelijk wilde spreken. Of ik mee wilde. Natuurlijk wilde ik mee, en nog geen uur later was ze thuis en zaten we alweer in de auto op weg naar V., op weg naar een bericht dat er al heel lang zat aan te komen maar wat je toch nooit hoopt te horen. Maar nu was het dan zover.
De arts was heel begrijpend en heel vriendelijk, maar dat maakte de boodschap niet minder hard: mijn schoonmoeder, de moeder van mijn liefste, is na jaren op het punt gekomen dat ze feitelijk is uitbehandeld. De medische wetenschap kan niet veel meer voor haar doen dan trachten het haar, in de tijd die haar nog rest, zo aangenaam en comfortabel mogelijk te maken. En daarmee komt dan een keihard en abrupt einde aan een periode van scans, chemo- kuren en stille hoop. En de vraag die zich dan opdringt: ‘Wat nu?’. Terug naar huis was geen optie. Alhoewel zij en haar man in een woonzorgcentrum wonen, was er niet het vertrouwen dat het centrum, ondanks herhaaldelijke pogingen het tegendeel te beweren, die zorg zou kunnen bieden die in dit stadium nodig is. Daarvoor was er eenvoudigweg te veel misgegaan in de afgelopen jaren. Bovendien wilde Moeders graag naar het hospice in M., maar dan moest er natuurlijk wel plaats zijn. En, wonder boven wonder, was die plek er. De dag voor kerst kon ze al komen en werd ze er door een ambulance heen gebracht. Op eerste kerstdag hebben mijn liefste en ik haar de spulletjes van thuis gebracht die ze graag om zich heen wil hebben, en haar geholpen zich verder te installeren. Maar wat een verschil is het, als je dit hospice vergelijkt met een ziekenhuis zoals dat waar ze de laatste weken lag. Niet dat ik commentaar wil hebben op het ziekenhuis, ze hebben haar geweldig opgevangen, maar alleen al door de opzet is er een gigantisch verschil. Zo is in het hospice een heel leger van vrijwilligers 24 uur per dag bezig met het de gasten in alles naar de zin te maken. Heeft iemand zin in frietjes dan worden er frietjes geregeld, (bijna) niets is hen te gek. En ook de familie wordt bepaald niet vergeten. We waren nog niet de drempel over, bepakt en bezakt als we waren, of er stond al een vrijwilligster achter ons met koffie met wat lekkers. En ook leverde het geen enkel probleem op als we een hapje mee wilden eten, we hoefden het maar te zeggen. En alles wordt gedaan met een warmte en een liefde die je even stil maakt. Een oprecht hulde aan de medewerkers van het hospice dus, ze hebben de loodzware taak om mensen in hun laatste dagen of weken van dit leven te verzorgen en te begeleiden. Een taak die ze met liefde, grote toewijding en een glimlach dag in dag uit volbrengen!
Ondanks alle zorgen en vooruitzichten hebben mijn liefste en ik tweede kerstdag, en de dagen erna, in heerlijke harmonie doorgebracht. Ongelofelijk wat mijn liefste in de keuken toch elke keer weer weet te produceren en welke warmte ze vervolgens weer meebrengt naar de tafel en in mijn leven. Vooral bewonderenswaardig als je beseft dat ze leeft ze in het groeiende besef dat ze binnen afzienbare tijd afscheid van haar moeder zal moeten nemen, een besef dat niemand graag voelt doordringen in de realiteit van alledag. Dus belt ze dagelijks en spendeert ze zoveel mogelijk tijd met en rond haar moeder en gaan we, wat vaker dan normaal, op en neer naar V.
En nu, op de drempel van 2008 en 2009 maken we samen de balans op. We zien een jaar tegemoet met afscheid maar ook met nieuwe kansen. Een jaar met verdriet maar ook een jaar waarin we de fundering kunnen leggen voor een nieuwe periode in ons leven. Een jaar waarin het ook steeds waarschijnlijker wordt dat mijn vader niet meer thuis zal kunnen wonen en opgenomen zal moeten worden, in ieder geval tijdelijk, want ook zijn vrouw heeft ook een aantal noodzakelijke medische ingrepen op het programma in 2009. Maar met al die zorgen is er tegelijk ook het besef dat we zorgvuldig om moeten gaan met de tijd die we samen met onze geliefden nog hebben, want die tijd is pijnlijk kostbaar. Meer kostbaar en belangrijker dan welke kredietcrisis dan ook.
We zien het nieuwe jaar dus vol vertrouwen tegemoet, al beseffen we ons terdege dat het allemaal niet vanzelf zal gaan. We zullen hard moeten werken om mijn eigen bedrijf van de grond te krijgen en elkaar moeten steunen en troosten in de emotioneel zware tijden die gaan komen. Toch overheerst bij ons het positieve, het weten dat het goed is en dat komt wat komen gaat. We genieten bewust van de spaarzame momenten die we met onze geliefden en vrienden kunnen doorbrengen, en weten dat die ander er is als we het even niet meer zien zitten. En met dat gevoel van zekerheid zetten we straks de eerste schreden over de drempel van het nieuwe jaar. Ons jaar zal vooral staan in het teken van liefde, genieten van, en zorgen voor elkaar zolang het nog kan.
29-12-08
woensdag 24 december 2008
Heksenjacht
Internet is een van die uitvindingen die wellicht nooit meer uit ons leven verdwijnen. Door internet is het voor iedereen mogelijk geworden om zaken op te zoeken, te shoppen, te gamen, nieuwe mensen te leren kennen, bestaande contacten te onderhouden, of urenlang over de digitale snelweg te surfen. Maar inmiddels is het de meesten ook duidelijk geworden dat internet alles behalve een veilige omgeving is om te verblijven. Afgezien van de virussen en spyware is internet het favoriete jachtterrein geworden van predators die, zich als onschuldig voordoend, via de digitale snelweg zich opmaken om hun lusten te botvieren op onschuldige kinderen. Bovendien is op internet zeer veel informatie te vinden die, in de handen van de verkeerde persoon, tot rampen kan leiden. Nu wil ik allesbehalve beweren dat internet verboden zou moeten worden. Ik gebruik internet elke dag, zowel zakelijk als privé, en zou het buitengewoon lastig en vervelend vinden als ik het ineens zonder zou moeten doen. Toch veroorzaakt internet af en toe uitwassen die nadere bestudering en discussie vergen.
Neem het geval van de 31 jarige Jiang Yan. Zij sprong op 29 december vorig jaar vanuit haar raam op de 24e verdieping haar dood tegemoet. Twaalf uur na haar door zette haar zus, geheel in overeenstemming met de laatste wens van Jiang Yan, op haar weblog het bericht dat de zelfmoord van haar zus het gevolg was van de buitenechtelijke escapades van haar echtgenoot. En daarmee ontketende ze een serie gebeurtenissen die zijn weerga niet kent.
Het verhaal met de klassieke elementen van een ongelukkige liefde, een duidelijke boosdoener en een tragisch einde, vloog razendsnel over het internet. Internetters die het verhaal lazen startten vervolgens een ‘renrou sousou’ (= ‘een zoekmachine van mensenvlees’), een fenomeen dat in China steeds vaker en meer slachtoffers maakt, en waarbij internetters gezamenlijk op zoek gaan naar zo veel mogelijk gegevens over een bepaald persoon. Is de ware identiteit van de betrokkene eenmaal achterhaald, dan verplaatst het fenomeen zich van de virtuele wereld naar die van alledag: naar de straat.
Wang Fei (38) moest in de ogen van deze fanatieke groep internetters boeten voor het lot van zijn vrouw. Na op eerst het net te zijn uitgescholden en beledigd, spoedig was hij ook op zijn werk of bij zijn ouders niet meer veilig. Onbekenden begonnen zijn baas te bestoken met telefoontjes waarin ze stelden dat Wangs vrouw zelfmoord had gepleegd vanwege Wangs ontrouw, en het duurde dan ook niet lang voordat Wang definitief zijn baan kwijtraakte. Maar daar bleef het niet bij. Ook Wangs ouders werden bedreigd, en zelfs werd hun huis beklad met teksten als ‘deze familie heeft geen geweten’ of ‘bloed voor bloed’.
Om een halt toe te roepen aan deze heksenjacht, en nog iets te kunnen redden van zijn verwoeste leven, is Wang als eerste slachtoffer van een ‘renrou sousou’ naar de rechter gestapt wegens het gezichtsverlies, want gezichtsverlies is zowat het ergste dat een Chinees maar kan overkomen. Afgelopen vrijdag werd hij in Peking in het gelijk gesteld, maar kreeg stukken minder schadevergoeding toegewezen dan hij oorspronkelijk had geëist: slechts € 950,- in plaats van de geëiste € 7500,-, omdat de rechtbank zijn gedrag verwerpelijk vond.
Vraag is natuurlijk nu of een dergelijk fenomeen ook bij ons de kop zou kunnen opsteken. Als ik soms de commentaren lees die internetters achterlaten op diverse fora en andere internet-pagina’s, dan kan ik niet anders concluderen dat die kans wel degelijk bestaat. Met de anonimiteit die internet de schrijvers bied, vervalt klaarblijkelijk ook elke behoefte aan welke vorm van fatsoen dan ook. Schuttingwoorden, grove beledigingen en (doods)bedreigingen vliegen zo dagelijks om de oren van diegene die maar even verder leest. En waar gaat het vaak om? Om (bijna) niets. Soms is het een broodje @@pverhaal of een gerichte actie van een bedrogen of verongelijkte partner, maar soms is het ook gewoon waar. En alleen al om het feit dat je niet kunt checken of het verhaal compleet is en ook klopt zoals het wordt weergegeven, zou een behoorlijke dosis terughoudendheid op zijn plaats zijn. Bovendien geloof ik sterk in het credo van ‘hoor en wederhoor’, maar daarbij geloof ik nog veel sterker in het feit dat sommige zaken gewoon mijn zaken niet zijn. Ik weet dat mensen soms domme dingen doen, hele domme dingen, maar is het dan aan mij om daar een oordeel over te hebben? Ik mag er absoluut een mening over hebben, maar menigmaal zal blijken dat die mening niet klopt omdat ik maar een klein deel van de werkelijke feiten en omstandigheden als kennis ter beschikking had. En bovendien mis ik het benodigde gen denk ik, dat mensen aanzet om hun verontwaardiging, gerechtvaardigd of niet, in terreurdaden om te zetten tegen de, in hun ogen, schuldige persoon.
Internet bied ons allemaal een wereldwijd forum om onze gedachten en denkbeelden uit te kunnen dragen, en wie dat doet stelt zich daarbij tegelijkertijd open voor kritiek van anderen. Als de daaropvolgende discussie op een respectvolle wijze wordt gevoerd is die nuttig en wellicht leerzaam. Maar zodra er scheldwoorden en ongenuanceerde meningen worden neergepend vallen die laatste kwalificaties weg en blijft er slechts een tenenkrommend bericht achter dat het niet waard is door iemand gelezen te worden. Met internet hebben grote groepen mensen dus een anoniem podium, en communicatiekanaal, gekregen dat ze voordien niet tot hun beschikking hadden. Helaas hebben ze daarbij niet de (sociale) vaardigheden cadeau gekregen die een beschaafde discussie tussen mensen behoeft. En dat is jammer en eeuwig zonde.
24-12-08
Neem het geval van de 31 jarige Jiang Yan. Zij sprong op 29 december vorig jaar vanuit haar raam op de 24e verdieping haar dood tegemoet. Twaalf uur na haar door zette haar zus, geheel in overeenstemming met de laatste wens van Jiang Yan, op haar weblog het bericht dat de zelfmoord van haar zus het gevolg was van de buitenechtelijke escapades van haar echtgenoot. En daarmee ontketende ze een serie gebeurtenissen die zijn weerga niet kent.
Het verhaal met de klassieke elementen van een ongelukkige liefde, een duidelijke boosdoener en een tragisch einde, vloog razendsnel over het internet. Internetters die het verhaal lazen startten vervolgens een ‘renrou sousou’ (= ‘een zoekmachine van mensenvlees’), een fenomeen dat in China steeds vaker en meer slachtoffers maakt, en waarbij internetters gezamenlijk op zoek gaan naar zo veel mogelijk gegevens over een bepaald persoon. Is de ware identiteit van de betrokkene eenmaal achterhaald, dan verplaatst het fenomeen zich van de virtuele wereld naar die van alledag: naar de straat.
Wang Fei (38) moest in de ogen van deze fanatieke groep internetters boeten voor het lot van zijn vrouw. Na op eerst het net te zijn uitgescholden en beledigd, spoedig was hij ook op zijn werk of bij zijn ouders niet meer veilig. Onbekenden begonnen zijn baas te bestoken met telefoontjes waarin ze stelden dat Wangs vrouw zelfmoord had gepleegd vanwege Wangs ontrouw, en het duurde dan ook niet lang voordat Wang definitief zijn baan kwijtraakte. Maar daar bleef het niet bij. Ook Wangs ouders werden bedreigd, en zelfs werd hun huis beklad met teksten als ‘deze familie heeft geen geweten’ of ‘bloed voor bloed’.
Om een halt toe te roepen aan deze heksenjacht, en nog iets te kunnen redden van zijn verwoeste leven, is Wang als eerste slachtoffer van een ‘renrou sousou’ naar de rechter gestapt wegens het gezichtsverlies, want gezichtsverlies is zowat het ergste dat een Chinees maar kan overkomen. Afgelopen vrijdag werd hij in Peking in het gelijk gesteld, maar kreeg stukken minder schadevergoeding toegewezen dan hij oorspronkelijk had geëist: slechts € 950,- in plaats van de geëiste € 7500,-, omdat de rechtbank zijn gedrag verwerpelijk vond.
Vraag is natuurlijk nu of een dergelijk fenomeen ook bij ons de kop zou kunnen opsteken. Als ik soms de commentaren lees die internetters achterlaten op diverse fora en andere internet-pagina’s, dan kan ik niet anders concluderen dat die kans wel degelijk bestaat. Met de anonimiteit die internet de schrijvers bied, vervalt klaarblijkelijk ook elke behoefte aan welke vorm van fatsoen dan ook. Schuttingwoorden, grove beledigingen en (doods)bedreigingen vliegen zo dagelijks om de oren van diegene die maar even verder leest. En waar gaat het vaak om? Om (bijna) niets. Soms is het een broodje @@pverhaal of een gerichte actie van een bedrogen of verongelijkte partner, maar soms is het ook gewoon waar. En alleen al om het feit dat je niet kunt checken of het verhaal compleet is en ook klopt zoals het wordt weergegeven, zou een behoorlijke dosis terughoudendheid op zijn plaats zijn. Bovendien geloof ik sterk in het credo van ‘hoor en wederhoor’, maar daarbij geloof ik nog veel sterker in het feit dat sommige zaken gewoon mijn zaken niet zijn. Ik weet dat mensen soms domme dingen doen, hele domme dingen, maar is het dan aan mij om daar een oordeel over te hebben? Ik mag er absoluut een mening over hebben, maar menigmaal zal blijken dat die mening niet klopt omdat ik maar een klein deel van de werkelijke feiten en omstandigheden als kennis ter beschikking had. En bovendien mis ik het benodigde gen denk ik, dat mensen aanzet om hun verontwaardiging, gerechtvaardigd of niet, in terreurdaden om te zetten tegen de, in hun ogen, schuldige persoon.
Internet bied ons allemaal een wereldwijd forum om onze gedachten en denkbeelden uit te kunnen dragen, en wie dat doet stelt zich daarbij tegelijkertijd open voor kritiek van anderen. Als de daaropvolgende discussie op een respectvolle wijze wordt gevoerd is die nuttig en wellicht leerzaam. Maar zodra er scheldwoorden en ongenuanceerde meningen worden neergepend vallen die laatste kwalificaties weg en blijft er slechts een tenenkrommend bericht achter dat het niet waard is door iemand gelezen te worden. Met internet hebben grote groepen mensen dus een anoniem podium, en communicatiekanaal, gekregen dat ze voordien niet tot hun beschikking hadden. Helaas hebben ze daarbij niet de (sociale) vaardigheden cadeau gekregen die een beschaafde discussie tussen mensen behoeft. En dat is jammer en eeuwig zonde.
24-12-08
maandag 22 december 2008
Kerstverlichting
Je zult er mij zelden of nooit op kunnen betrappen haar naam in de mond te nemen: Reinildis van Ditzhuyzen. Die naam alleen al doet een onbestemd gevoel mijn ruggegraat bestijgen, maar vandaag moet ik haar voor één keer volledig gelijk geven. Onze nationale etiquette-deskundige laat ons namelijk weten dat, waar haar betreft, de gemiddelde versiering van tuin en gevel in de kersttijd wel wat ingetogener mag. En die mening kan ik alleen maar volledig onderschrijven.
Zodra ik de veiligheid van mijn eigen woonst verlaat dezer dagen, word ik van alle kanten besprongen door de meest wanstaltige kerstversieringen. Kerstmannen in allerlei poses, al dan niet grappig bedoeld, flikkerende rendieren en looplampjes in de meest schreeuwende kleuren. Ik zou het liefst het gaspedaal tot op de bodem intrappen om zo snel mogelijk aan deze wanvertoning te ontsnappen, maar hier in de buurt geldt nu eenmaal een maximumsnelheid van 30 km per uur, dus dien ik me enige tijd te verbijten.
Ik begrijp dat SBS6 zelfs een wedstrijd heeft uitgeschreven voor de mooiste kerstverlichting en daarvoor Gaston Starreveld en weerman Piet Paulusma als juryleden hebben aangesteld. En die aanstelling zegt eigenlijk al genoeg, beide heren staan nu niet bepaald bekend om hun fijnzinnigheid of ingetogenheid. Maar de uiteindelijke vraag is toch het belangrijkste: waarom zoveel lawaaierige kitsch in je tuin en op de gevel? Ik zou er zelf knettergek van worden als ik er de hele tijd tegenaan moest kijken, en dan heb ik het nog niet eens over de torenhoge energierekening. Maar blijkbaar leeft het en vinden mensen het mooi denk ik dan maar.
Opvallend is het wel dat je dergelijke schreeuwerige versieringen vooral in de volkswijken ziet. Dezelfde wijken waar je doorgaans in de tuinen ook de meest wanstaltige betonnen ornamenten tegenkomt, en dan nog het liefst in enorme hoeveelheden. Denk maar aan het onafgebroken rijtje ganzen en kikkers dat bij de Frogers in de tuin stond in hun tijdelijke huis in Hilversum. Ik had er bij RTL op aangedrongen die troep uit de tuin te verwijderen nog voordat ik mijn handtekening onder welk contract dan ook had gezet.
Nu snap ik het gevoel heel goed dat mensen in deze donkere dagen, dit jaar extra donker vanwege de crisis en de massaontslagen, een sterke behoefte hebben aan licht in het duister. En dat is een geaccepteerd en uitgebreid beschreven verschijnsel. Maar moet dat licht dan perse knipperen? Moet het werkelijk zijn vormgegeven als vrolijk lachende Disneyfiguren of overmatig corpulente Kerstmannen en rendieren in de meest anatomisch onmogelijke standjes? Het ontbreekt er nog maar aan dat al die Kerstmannen 24 uur per dag hun irritante ‘Ho ho ho!’ door de buurten laten schallen. In dat geval zou ik enorme moeite hebben een ‘Booth-neiging’ te onderdrukken, terwijl ik toch als allesbehalve agressief in het leven sta.
Een buurman die een paar straten verderop woont vroeg ik laatst naar zijn passie voor uitbundige kerstversiering. Zijn antwoord kwam niet heel veel verder dan ‘Ik vind het gezellig..’. Gelukkig werd zijn overpeinzing niet erg lang gerekt en volgde snel daarna de vraag: ‘Biertje?’, zodat het tussen ons toch nog erg gezellig werd. Maar de link tussen die schreeuwerige kitsch en een begrip als ‘gezellig’ ontgaat mij ten ene male. Ik krijg er eerder vluchtneigingen van en ga dan nog liever op een tropisch strand zitten zingen over sleetje rijden en kastanjes die op het vuur liggen te roosteren. Dat heeft tenslotte net zoveel met de ‘Christmas-spirit’ te maken als al die knipperende en flikkerende lampjes.
Critici zullen nu wel meteen beginnen te roepen dat ik overduidelijk het kerstgevoel mis, en daarin hebben ze gelijk. Met alles wat er aan ziekte in de familie gaande is wil dat kerstgevoel maar niet aan de oppervlakte komen. Daarom sluit ik vandaag maar af met de beroemde woorden van een van Charles Dickens beroemdste personages, Ebenezer Scrooge: ‘Bah, Humbug!’
22-12-08
vrijdag 19 december 2008
Eindelijk duidelijkheid!
Het zong al een paar dagen rond, maar gisteravond kwam eindelijk de gehoopte duidelijkheid. Project Kansrijk Eigen Baas gaat door!
Ik las over KEB in de krant halverwege september. Een traject dat is ontwikkeld door de universiteit van Twente en dat mensen, middels trainingen en workshops, klaarstoomt voor het opstarten en runnen van een eigen bedrijf. En laat dat nu precies het doel zijn dat ik mezelf na 19 jaar in loondienst had gesteld.
Via internet waren de formulieren snel gedownload en nog sneller ingevuld. En na het opsturen begon het lange wachten. Wachten dat extra lang zou gaan duren omdat, volgens KEB, het UWV bleef dwarsliggen. Daar waar het traject oorspronkelijk op 1 oktober zou beginnen, nu is de startdatum vastgesteld op 8 januari in het PSV Stadion in Eindhoven. Ik heb er zin in!
Heel anders was de instelling van het UWV. Mijn contactpersoon bij het CWI was aanvankelijk ook zeer positief ingesteld, en deed zijn uiterste best om de regels soepel te hanteren. Na zijn voortijdige doorverwijzing naar een re-integratiecoach bij het UWV begon het gedonder, want bij het UWV zijn ze duidelijk niet toegerust of gediend van mensen die zelf kunnen nadenken (en dat nog doen ook) en bovendien een eigen mening hebben. Ze willen liever dat je braaf naar ze luistert en een van de standaard oplossingen volgt. Maar aangezien ik besloten had mij hard te maken voor KEB botste dat.
Ik herinner mij mijn eerste gesprek bij het UWV nog als de dag van gisteren. De betrokken ambtenaar had al mijn gegevens al op voorhand ontvangen, inclusief mijn aanvraag voor het KEB project en mijn motivatie, maar had blijkbaar niet de moeite genomen e.e.a. even door te lezen alvorens het gesprek met mij aan te gaan. De ambtenaar had dan ook geen flauw idee wie ik was, waarom ik er was en wat ik wilde. Dat bleek al snel toen geopperd werd dat KEB te nieuw was en nog geen bewezen successen op haar naam had. Gelukkig had ik mijn huiswerk wel gedaan en kon ik de beweringen weerleggen door aan te geven dat het project al meerdere keren gelopen had in het oosten van het land en daar ook erg succesvol was gebleken. Ook de vraag naar mijn motivatie kon ik snel en simpel beantwoorden door aan te geven dat mijn motivatie duidelijk en helder was verwoord in mijn brief aan KEB die in het dossier zat. Daar stond alles luid en duidelijk in tenslotte. We gingen even later uit elkaar met de belofte van mijn kant dat ik minimaal toch één gesprek zou voeren met een van de reguliere re-integratiebedrijven, een belofte die ik wel wilde doen, maar ook eentje die weinig tot niets aan mijn mening zou veranderen. Iets wat ik ook meteen heb aangegeven.
Kort daarna kwam de eerste tegenslag. De ambtenaar bij het UWV had een negatief advies uitgebracht. Vreemd op zich, omdat op de informatiebijeenkomst een ambtenaar van de gemeente nog had verkondigd dat het UWV enthousiast was over het project. Via mijn contactpersoon bij het CWI lukte het om een heroverweging los te krijgen en de negatieve beslissing te veranderen in een ‘Ja, mits het project doorgaat..’. En sindsdien was het stil. De oorspronkelijke startdatum van 1 oktober verstreek, die van 1 december ook en tenslotte die van 8 december. Na een telefoontje met Nijmegen bleek de vertraging vooral te zitten in het feit dat het UWV besloten had toch maar niet mee te werken, maar men had goede hoop er nog steeds uit te kunnen komen. En dat is klaarblijkelijk gelukt. Begin 2009 zullen dus een zestigtal aspirant ondernemers zich melden aan de poorten van het stadion voor een tweedaagse kennismaking, gevolgd door een kleine zes maanden van intensieve trainingen, workshops en individuele begeleiding om daarna, hopelijk, allemaal als zelfstandig ondernemer de sprong in het diepe te wagen.
Nu is voorspellen altijd lastig, zeker als het de toekomst betreft, maar ik geloof erin. Ik geloof in de creatieve geest en het doorzettingsvermogen van al die mensen die hun eigen toekomst in handen willen nemen en ergens een plekje willen creëren dat specifiek van hen is. Ik ga in ieder geval mijn uiterste best ervoor doen, zodat ergens half 2009 mijn geesteskindje eindelijk van start kan!
19-12-08
Ik las over KEB in de krant halverwege september. Een traject dat is ontwikkeld door de universiteit van Twente en dat mensen, middels trainingen en workshops, klaarstoomt voor het opstarten en runnen van een eigen bedrijf. En laat dat nu precies het doel zijn dat ik mezelf na 19 jaar in loondienst had gesteld.
Via internet waren de formulieren snel gedownload en nog sneller ingevuld. En na het opsturen begon het lange wachten. Wachten dat extra lang zou gaan duren omdat, volgens KEB, het UWV bleef dwarsliggen. Daar waar het traject oorspronkelijk op 1 oktober zou beginnen, nu is de startdatum vastgesteld op 8 januari in het PSV Stadion in Eindhoven. Ik heb er zin in!
Heel anders was de instelling van het UWV. Mijn contactpersoon bij het CWI was aanvankelijk ook zeer positief ingesteld, en deed zijn uiterste best om de regels soepel te hanteren. Na zijn voortijdige doorverwijzing naar een re-integratiecoach bij het UWV begon het gedonder, want bij het UWV zijn ze duidelijk niet toegerust of gediend van mensen die zelf kunnen nadenken (en dat nog doen ook) en bovendien een eigen mening hebben. Ze willen liever dat je braaf naar ze luistert en een van de standaard oplossingen volgt. Maar aangezien ik besloten had mij hard te maken voor KEB botste dat.
Ik herinner mij mijn eerste gesprek bij het UWV nog als de dag van gisteren. De betrokken ambtenaar had al mijn gegevens al op voorhand ontvangen, inclusief mijn aanvraag voor het KEB project en mijn motivatie, maar had blijkbaar niet de moeite genomen e.e.a. even door te lezen alvorens het gesprek met mij aan te gaan. De ambtenaar had dan ook geen flauw idee wie ik was, waarom ik er was en wat ik wilde. Dat bleek al snel toen geopperd werd dat KEB te nieuw was en nog geen bewezen successen op haar naam had. Gelukkig had ik mijn huiswerk wel gedaan en kon ik de beweringen weerleggen door aan te geven dat het project al meerdere keren gelopen had in het oosten van het land en daar ook erg succesvol was gebleken. Ook de vraag naar mijn motivatie kon ik snel en simpel beantwoorden door aan te geven dat mijn motivatie duidelijk en helder was verwoord in mijn brief aan KEB die in het dossier zat. Daar stond alles luid en duidelijk in tenslotte. We gingen even later uit elkaar met de belofte van mijn kant dat ik minimaal toch één gesprek zou voeren met een van de reguliere re-integratiebedrijven, een belofte die ik wel wilde doen, maar ook eentje die weinig tot niets aan mijn mening zou veranderen. Iets wat ik ook meteen heb aangegeven.
Kort daarna kwam de eerste tegenslag. De ambtenaar bij het UWV had een negatief advies uitgebracht. Vreemd op zich, omdat op de informatiebijeenkomst een ambtenaar van de gemeente nog had verkondigd dat het UWV enthousiast was over het project. Via mijn contactpersoon bij het CWI lukte het om een heroverweging los te krijgen en de negatieve beslissing te veranderen in een ‘Ja, mits het project doorgaat..’. En sindsdien was het stil. De oorspronkelijke startdatum van 1 oktober verstreek, die van 1 december ook en tenslotte die van 8 december. Na een telefoontje met Nijmegen bleek de vertraging vooral te zitten in het feit dat het UWV besloten had toch maar niet mee te werken, maar men had goede hoop er nog steeds uit te kunnen komen. En dat is klaarblijkelijk gelukt. Begin 2009 zullen dus een zestigtal aspirant ondernemers zich melden aan de poorten van het stadion voor een tweedaagse kennismaking, gevolgd door een kleine zes maanden van intensieve trainingen, workshops en individuele begeleiding om daarna, hopelijk, allemaal als zelfstandig ondernemer de sprong in het diepe te wagen.
Nu is voorspellen altijd lastig, zeker als het de toekomst betreft, maar ik geloof erin. Ik geloof in de creatieve geest en het doorzettingsvermogen van al die mensen die hun eigen toekomst in handen willen nemen en ergens een plekje willen creëren dat specifiek van hen is. Ik ga in ieder geval mijn uiterste best ervoor doen, zodat ergens half 2009 mijn geesteskindje eindelijk van start kan!
19-12-08
donderdag 18 december 2008
Rare jongens die Chinezen
Overdag je pyjama aanhouden en je de hele dag lekker niet aankleden, we doen het allemaal wel eens. Maar in Sjanghai is dat fenomeen uitgegroeid tot een regelrechte hype en heeft inmiddels dermate vormen aangenomen dat het stadsbestuur nu wil ingrijpen. ‘Inwoners die in pyjama over straat lopen zijn niet goed voor een stad die bekend wil staan als dynamisch, modern en hardwerkend.’ aldus het stadsbestuur.
Het buitenshuis dragen van een pyjama als statussymbool, je moet er maar opkomen. Het schijnt een statement te zijn waarmee je aangeeft dat je de zaakjes dermate goed voor elkaar hebt dat je het je kunt veroorloven om die dag niet te werken en dus in pyjama rond te lopen. Who cares? Ik heb überhaupt het hele gedoe van statussymbolen al nooit begrepen. Ik woon in een gewoon rijtjeshuis in een gewone straat. Ok, mijn liefste en ik hebben maar liefst drie auto’s ter beschikking, maar dat heeft een speciale reden. Verder liggen we er bepaald niet wakker van als de buurman een dikkere auto heeft dan wij, of vaker op vakantie gaat. Dat moet hij helemaal zelf weten, mij heeft hij er in ieder geval niet mee. Het neemt niet weg dat ik overigens wel een mening heb over bepaalde vervoermiddelen die hier met enige regelmaat in de straat verschijnen, iets met ‘compensatiegedrag’, maar dat is een geheel andere discussie.
Maar door het rondlopen in een pyjama geef je dus, volgens de Chinezen althans, aan dat het je goed gaat. Mij gaat het dus ook goed, want ik type deze regels, en vele van die hieraan vooraf gingen, doorgaans slechts gekleed in een joggingbroek en een t-shirt. Nee, niet gekleed in datgene wat ik in bed draag, want dat heeft werkelijk niets om het lijf, en zo kan en zal ik me nooit op straat aan het volk vertonen.
Ik kan me trouwens de tijd niet herinneren dat ik een echte pyjama bezat. Op z’n laatst zal dat geweest zijn toen ik een jaar of veertien was. Ik ben weliswaar opgevoed met het idee dat je minstens één paar in de kast moet hebben liggen voor het geval je onverhoopt in het ziekenhuis zou belanden,-eenzelfde fabel als waarom je dagelijks schoon ondergoed aan zou moeten trekken; je zou eens in een ongeval betrokken kunnen worden- , maar ervaring heeft inmiddels geleerd dat het ziekenhuis dan wel voor een soort pyjama zorgt. De week of acht die ik twee jaar geleden in het ziekenhuis doorbracht hebben mij geenszins genoodzaakt bij thuiskomst bij Wehkamp een pyjama te gaan bestellen, want met een sweatshort en t-shirts kom je ook een heel eind, en dat was dan vanaf het moment dat ik weer belangstelling begon te krijgen voor wat er zich buiten mijn ziekenhuisbed afspeelde. De hele periode daarvoor deed ik het met zo’n operatiehemd en verder niets. Uitermate comfortabel ovberigens, mits de drukknoopjes het blijven doen.
Maar goed, mij zul je dus niet op straat aantreffen in een outfit met streepjes, beertjes of fleurige bloemetjes, maar in Sjanghai zijn de straten redelijk gevuld met mensen in dergelijke kledij. Zo ook Zhu Li Rong (52). In een knoopjespyjama met rode bloemen zegt ze over haar outfit: ‘ Het is lekker warm en heel comfortabel. Waarom zou ik kleren aantrekken als ik toch niet ver van huis ga?’
Waarschijnlijk kun je dit fenomeen vergelijken met dat van de kapotte spijkerbroeken van een flink aantal jaar geleden. Toen deed ook iedereen zijn uiterste best voor om er, vaak voor veel geld, zo armoedig mogelijk uit te zien. Vergelijk het maar met out of bed gel of iets dergelijks, door allerlei kunstgrepen willen doen voorkomen of je net je bed uit bent gevallen, terwijl je juist uren bezig bent geweest om er zo onuitgeslapen uit te zien. Zo ook voor de Chinezen in de miljoenenstad Sjanghai. Denk vooral niet dat degene die aan die trend meedoet rechtstreeks van tussen de klamme lappen de straat op is gegaan. Nee, ook de pyjama-look is er eentje die zorgvuldig dient te worden samengesteld, en waarbij de keuze van de kleur en het te dragen motief bijzonder belangrijk zijn. En dat heeft niets met het net uit bed komen te maken, de gedragen pyjama heeft waarschijnlijk de lakens nog nooit gezien.
Toch zullen er ongetwijfeld in Sjanghai ook mensen zijn die al die onderliggende subtiliteiten niet hebben begrepen en inderdaad rechtstreeks uit bed de straat op stuiven. Over die categorie kan de 51-jarige Ye Qing ons, ze draagt een rode pyjama met bijpassende zachte sloffen met lachende berengezichtjes, op één punt in ieder geval geruststellen: ‘Ik was hem elke dag hoor!’. Gelukkig maar.
Sjanghai deed in de jaren negentig al eens een poging om de pyjama uit het straatbeeld te weren, maar dat was toen tevergeefs. Nu, met de wereldtentoonstelling van 2010 binnen haar stadsgrenzen, proberen ze het opnieuw, en startten een grote campagne om het gedrag van de bewoners te verbeteren. Of de campagne zal slagen blijft maar zeer de vraag.
18-12-08
Het buitenshuis dragen van een pyjama als statussymbool, je moet er maar opkomen. Het schijnt een statement te zijn waarmee je aangeeft dat je de zaakjes dermate goed voor elkaar hebt dat je het je kunt veroorloven om die dag niet te werken en dus in pyjama rond te lopen. Who cares? Ik heb überhaupt het hele gedoe van statussymbolen al nooit begrepen. Ik woon in een gewoon rijtjeshuis in een gewone straat. Ok, mijn liefste en ik hebben maar liefst drie auto’s ter beschikking, maar dat heeft een speciale reden. Verder liggen we er bepaald niet wakker van als de buurman een dikkere auto heeft dan wij, of vaker op vakantie gaat. Dat moet hij helemaal zelf weten, mij heeft hij er in ieder geval niet mee. Het neemt niet weg dat ik overigens wel een mening heb over bepaalde vervoermiddelen die hier met enige regelmaat in de straat verschijnen, iets met ‘compensatiegedrag’, maar dat is een geheel andere discussie.
Maar door het rondlopen in een pyjama geef je dus, volgens de Chinezen althans, aan dat het je goed gaat. Mij gaat het dus ook goed, want ik type deze regels, en vele van die hieraan vooraf gingen, doorgaans slechts gekleed in een joggingbroek en een t-shirt. Nee, niet gekleed in datgene wat ik in bed draag, want dat heeft werkelijk niets om het lijf, en zo kan en zal ik me nooit op straat aan het volk vertonen.
Ik kan me trouwens de tijd niet herinneren dat ik een echte pyjama bezat. Op z’n laatst zal dat geweest zijn toen ik een jaar of veertien was. Ik ben weliswaar opgevoed met het idee dat je minstens één paar in de kast moet hebben liggen voor het geval je onverhoopt in het ziekenhuis zou belanden,-eenzelfde fabel als waarom je dagelijks schoon ondergoed aan zou moeten trekken; je zou eens in een ongeval betrokken kunnen worden- , maar ervaring heeft inmiddels geleerd dat het ziekenhuis dan wel voor een soort pyjama zorgt. De week of acht die ik twee jaar geleden in het ziekenhuis doorbracht hebben mij geenszins genoodzaakt bij thuiskomst bij Wehkamp een pyjama te gaan bestellen, want met een sweatshort en t-shirts kom je ook een heel eind, en dat was dan vanaf het moment dat ik weer belangstelling begon te krijgen voor wat er zich buiten mijn ziekenhuisbed afspeelde. De hele periode daarvoor deed ik het met zo’n operatiehemd en verder niets. Uitermate comfortabel ovberigens, mits de drukknoopjes het blijven doen.
Maar goed, mij zul je dus niet op straat aantreffen in een outfit met streepjes, beertjes of fleurige bloemetjes, maar in Sjanghai zijn de straten redelijk gevuld met mensen in dergelijke kledij. Zo ook Zhu Li Rong (52). In een knoopjespyjama met rode bloemen zegt ze over haar outfit: ‘ Het is lekker warm en heel comfortabel. Waarom zou ik kleren aantrekken als ik toch niet ver van huis ga?’
Waarschijnlijk kun je dit fenomeen vergelijken met dat van de kapotte spijkerbroeken van een flink aantal jaar geleden. Toen deed ook iedereen zijn uiterste best voor om er, vaak voor veel geld, zo armoedig mogelijk uit te zien. Vergelijk het maar met out of bed gel of iets dergelijks, door allerlei kunstgrepen willen doen voorkomen of je net je bed uit bent gevallen, terwijl je juist uren bezig bent geweest om er zo onuitgeslapen uit te zien. Zo ook voor de Chinezen in de miljoenenstad Sjanghai. Denk vooral niet dat degene die aan die trend meedoet rechtstreeks van tussen de klamme lappen de straat op is gegaan. Nee, ook de pyjama-look is er eentje die zorgvuldig dient te worden samengesteld, en waarbij de keuze van de kleur en het te dragen motief bijzonder belangrijk zijn. En dat heeft niets met het net uit bed komen te maken, de gedragen pyjama heeft waarschijnlijk de lakens nog nooit gezien.
Toch zullen er ongetwijfeld in Sjanghai ook mensen zijn die al die onderliggende subtiliteiten niet hebben begrepen en inderdaad rechtstreeks uit bed de straat op stuiven. Over die categorie kan de 51-jarige Ye Qing ons, ze draagt een rode pyjama met bijpassende zachte sloffen met lachende berengezichtjes, op één punt in ieder geval geruststellen: ‘Ik was hem elke dag hoor!’. Gelukkig maar.
Sjanghai deed in de jaren negentig al eens een poging om de pyjama uit het straatbeeld te weren, maar dat was toen tevergeefs. Nu, met de wereldtentoonstelling van 2010 binnen haar stadsgrenzen, proberen ze het opnieuw, en startten een grote campagne om het gedrag van de bewoners te verbeteren. Of de campagne zal slagen blijft maar zeer de vraag.
18-12-08
woensdag 17 december 2008
Omgekeerde wereld
Naar het schijnt zijn er nog steeds mensen op deze wereld die, in al hun oprechte onschuld, denken dat gemeenteambtenaren er zijn voor de burgers. En er zijn zelfs mensen die geloven dat je daarom enige consideratie van de ambtenaar mag verwachten. Maar wie ooit verstrikt is geraakt in ambtelijke molens weet wel beter.
De heer Morees uit Amsterdam is nog van het oude stempel, en leeft in de hierboven geschetste veronderstelling. Zijn vrouw had haar auto op een drukke zondag in februari geparkeerd tegenover haar huis. Op zich niets mis mee, maar ze was echter vergeten dat Parkeerbeheer de gebiedsgrenzen voor vergunninghouders recentelijk had veranderd, zodat het uitgekozen parkeerplekje opeens niet meer tot het gebied behoorde waarvoor zij een parkeervergunning bezat. Foutje, zou je denken. En zo dacht ook het echtpaar Morees. Maar wat bleek? De immer ijverige dienst van het Amsterdamse Parkeerbeheer hield de vinger bij de letter van de wet en plaatsten dezelfde dag nog een wielklem. De wielklem werd een dag later gevolgd door het wegslepen van het voertuig. Totale boete: € 498.80.
De heer Morees, geschokt door zoveel ambtelijke ijver en onbegrip, legde zijn geval voor aan de Ombudsman, en die oordeelde dat de ambtenaren van Parkeerbeheer hun trouwe klant wel even hadden kunnen bellen alvorens de wagen weg te slepen. Zodoende hadden ze mevrouw Morees een hoop geld kunnen besparen. De dienst houdt ondertussen voet bij stuk en weigert excuses of beterschap. De kosten van het wegslepen terugbetalen aan het echtpaar is al helemaal uit den boze. ‘We gaan eerst de consequenties van de uitspraak bespreken.’ laat de dienst weten.
Klantvriendelijkheid is tegenwoordig vaak ver te zoeken, zeker bij overheidsinstanties, of dit nu gemeentelijke overheden of landelijke overheden betreft. En een onvriendelijke bejegening van burgers blijkt steeds meer epidemische vormen aan te nemen. Want een gemiddelde ambtenaar leeft al lang niet meer in de veronderstelling dat hij er zit in dienst van de burger. Nee, een gemiddelde ambtenaar is er vast van overtuigd dat hij tot taak heeft de burger tot op zijn allerlaatste cent uit te knijpen en hem daarbij het leven zo lastig mogelijk te maken. En vooral dat laatste lijkt tot hoofddoel te zijn gekozen in de ambtenarenopleiding: ‘Hoe kan ik zo star en strak mogelijk de regeltjes hanteren?’.
Nu zie ik de bui al helemaal aankomen als ik bovenstaande stelling niet meteen zou nuanceren. Want ja, er zijn ook een hele hoop betrokken ambtenaren die wel begrijpen hoe de vork in de steel zit en hun uiterste best doen om, binnen hun aandachtsgebied, het werk te doen met een warm oog voor de burger. Zo ook ambtenaar N. Hem kwam ik tegen bij een overleg hier in de straat rondom de vele panden die in de buurt worden omgebouwd tot kamerverhuur en veelal voor de nodige overlast zorgen. Zijn hele houding en gedrag noopte mij, bij het inschenken van het tweede kopje koffie, hem langs mijn neus weg eens te vragen of hij wel echt een ambtenaar was. Zijn antwoord was een brede en begrijpende lach. ‘Tja, ik vind dat het zo ook kan..’ fluisterde hij, om vervolgens in een adem verder te gaan met het ter tafel liggende onderwerp. Wat een verademing die man! Heel anders dan ambtenaar T. die ik, in een werkoverleg hoorde beweren dat als die bellende klanten toch wel erg lastig waren en hem vooral hinderden in het uitoefenen van zijn functie! Ik kon het, zoals zo vaak, weer eens niet nalaten om op zijn uitspraak te reageren. Nadat ik hem, in niet mis te verstane bewoordingen had duidelijk gemaakt hoe de zaken er voor stonden en dat hij, met zo’n houding, beter een andere werkkring kon gaan zoeken, bond hij in. Met rood hoofd bood hij zijn excuses aan. Ambtenaren die zich lastig gevallen voelen door burgers met vragen, da’s toch echt het toppunt van de omgekeerde wereld!
17-12-08
De heer Morees uit Amsterdam is nog van het oude stempel, en leeft in de hierboven geschetste veronderstelling. Zijn vrouw had haar auto op een drukke zondag in februari geparkeerd tegenover haar huis. Op zich niets mis mee, maar ze was echter vergeten dat Parkeerbeheer de gebiedsgrenzen voor vergunninghouders recentelijk had veranderd, zodat het uitgekozen parkeerplekje opeens niet meer tot het gebied behoorde waarvoor zij een parkeervergunning bezat. Foutje, zou je denken. En zo dacht ook het echtpaar Morees. Maar wat bleek? De immer ijverige dienst van het Amsterdamse Parkeerbeheer hield de vinger bij de letter van de wet en plaatsten dezelfde dag nog een wielklem. De wielklem werd een dag later gevolgd door het wegslepen van het voertuig. Totale boete: € 498.80.
De heer Morees, geschokt door zoveel ambtelijke ijver en onbegrip, legde zijn geval voor aan de Ombudsman, en die oordeelde dat de ambtenaren van Parkeerbeheer hun trouwe klant wel even hadden kunnen bellen alvorens de wagen weg te slepen. Zodoende hadden ze mevrouw Morees een hoop geld kunnen besparen. De dienst houdt ondertussen voet bij stuk en weigert excuses of beterschap. De kosten van het wegslepen terugbetalen aan het echtpaar is al helemaal uit den boze. ‘We gaan eerst de consequenties van de uitspraak bespreken.’ laat de dienst weten.
Klantvriendelijkheid is tegenwoordig vaak ver te zoeken, zeker bij overheidsinstanties, of dit nu gemeentelijke overheden of landelijke overheden betreft. En een onvriendelijke bejegening van burgers blijkt steeds meer epidemische vormen aan te nemen. Want een gemiddelde ambtenaar leeft al lang niet meer in de veronderstelling dat hij er zit in dienst van de burger. Nee, een gemiddelde ambtenaar is er vast van overtuigd dat hij tot taak heeft de burger tot op zijn allerlaatste cent uit te knijpen en hem daarbij het leven zo lastig mogelijk te maken. En vooral dat laatste lijkt tot hoofddoel te zijn gekozen in de ambtenarenopleiding: ‘Hoe kan ik zo star en strak mogelijk de regeltjes hanteren?’.
Nu zie ik de bui al helemaal aankomen als ik bovenstaande stelling niet meteen zou nuanceren. Want ja, er zijn ook een hele hoop betrokken ambtenaren die wel begrijpen hoe de vork in de steel zit en hun uiterste best doen om, binnen hun aandachtsgebied, het werk te doen met een warm oog voor de burger. Zo ook ambtenaar N. Hem kwam ik tegen bij een overleg hier in de straat rondom de vele panden die in de buurt worden omgebouwd tot kamerverhuur en veelal voor de nodige overlast zorgen. Zijn hele houding en gedrag noopte mij, bij het inschenken van het tweede kopje koffie, hem langs mijn neus weg eens te vragen of hij wel echt een ambtenaar was. Zijn antwoord was een brede en begrijpende lach. ‘Tja, ik vind dat het zo ook kan..’ fluisterde hij, om vervolgens in een adem verder te gaan met het ter tafel liggende onderwerp. Wat een verademing die man! Heel anders dan ambtenaar T. die ik, in een werkoverleg hoorde beweren dat als die bellende klanten toch wel erg lastig waren en hem vooral hinderden in het uitoefenen van zijn functie! Ik kon het, zoals zo vaak, weer eens niet nalaten om op zijn uitspraak te reageren. Nadat ik hem, in niet mis te verstane bewoordingen had duidelijk gemaakt hoe de zaken er voor stonden en dat hij, met zo’n houding, beter een andere werkkring kon gaan zoeken, bond hij in. Met rood hoofd bood hij zijn excuses aan. Ambtenaren die zich lastig gevallen voelen door burgers met vragen, da’s toch echt het toppunt van de omgekeerde wereld!
17-12-08
dinsdag 16 december 2008
Vogelbuffet
In de leilinde voor ons huis is het dezer dagen een drukte van belang. Niet zozeer vanwege de vele verstopplekken die de leilinde in andere seizoenen biedt, maar vanwege de vele lekkernijen die er worden aangeboden.
Op verzoek van mijn liefste staan er regelmatig pakketten vogelvoer op het boodschappenlijstje, zo’n foamschaaltje met een paar vetbolletjes en zakjes met pinda’s en zonnebloempitten in een beschermend cellofaantje. Bij thuiskomst is het dan zaak om de zakjes zo snel mogelijk in de leilinde op te hangen en de leeggegeten zakjes te verwijderen. En vanaf de bank is dan prima in het oog te houden welke geverderde vrienden zich aan het voedsel tegoed komen doen.
Nu heb ik mezelf nooit zo bezig gehouden met de noden van vogels in de winter. Ik heb meer interesse voor de eetbare soorten in een iets groter formaat zeg maar. Maar ik moet bekennen dat het gadeslaan van de capriolen van de vele koolmeesjes, vinkjes, roodborstjes, pimpelmeesjes en musjes toch ook wel iets heeft. Maar onze leilinde is bovenal het domein van een paar koolmeesjes. Waar ze precies huizen weet ik niet, maar ze komen steevast vanuit dezelfde richting aangevlogen en nemen dan bezit van het aanwezige voer. Ook is het opvallend dat, als zij er zijn, de rest een discrete afstand bewaart, en pas aanschuift als de koolmeesjes voldaan zijn. Nu hebben vogels onderling toch al betere tafelmanieren dan een aantal mensen die ik ken, en dát zegt op zich al meer dan genoeg, maar ik moet ze nog steeds zien af te leren dat ze onder het eten alles maar ongegeneerd laten vallen. Dat valt namelijk dan precies op het muurtje waarop ik moet staan om de voorraad weer aan te kunnen vullen. Maar goed, ik weet in ieder geval weer waarom ik dat kleine stukje van de voordeur naar de leilinde beter op schoenen kan afleggen.
Een ander aspect van de bezoekende koolmeesjes is dat ze bij het aanvliegen eerst een soort tussenlanding maken in de leilinde, vermoedelijk om te kijken of er die dag daadwerkelijk iets te bikken valt, om vervolgens een halve minuut een soort luchtballet voor het raam uit te voeren. Leuk om te zien, daar niet van, maar ik zie het nut er niet helemaal van. Als het bedoeld is om hun dank te betuigen, dank geaccepteerd, maar daar twijfel ik aan. Het zal eerder wel iets te maken hebben met weerspiegeling in de ruit denk ik. Of het wegjagen van een denkbeeldige concurrent, maar wat de oorzaak ook mag zijn, het geeft een duidelijke extra glans aan het koffiedrinken, dat is zeker. Hoe vaak komt het tenslotte voor dat dieren uit het wild zich eerst spontaan komen laten bewonderen voor je raam, alvorens weer onverstoorbaar verder te gaan met hun dagelijkse bezigheden?
Vanmorgen zag ik, bij het openschuiven van de gordijnen, dat het buffet dringend weer moet worden aangevuld. Zodra ik de krant uit en mijn koffie op heb zal ik die taak op me nemen, met schoenen en een dikke jas aan dit keer.
16-12-08
Op verzoek van mijn liefste staan er regelmatig pakketten vogelvoer op het boodschappenlijstje, zo’n foamschaaltje met een paar vetbolletjes en zakjes met pinda’s en zonnebloempitten in een beschermend cellofaantje. Bij thuiskomst is het dan zaak om de zakjes zo snel mogelijk in de leilinde op te hangen en de leeggegeten zakjes te verwijderen. En vanaf de bank is dan prima in het oog te houden welke geverderde vrienden zich aan het voedsel tegoed komen doen.
Nu heb ik mezelf nooit zo bezig gehouden met de noden van vogels in de winter. Ik heb meer interesse voor de eetbare soorten in een iets groter formaat zeg maar. Maar ik moet bekennen dat het gadeslaan van de capriolen van de vele koolmeesjes, vinkjes, roodborstjes, pimpelmeesjes en musjes toch ook wel iets heeft. Maar onze leilinde is bovenal het domein van een paar koolmeesjes. Waar ze precies huizen weet ik niet, maar ze komen steevast vanuit dezelfde richting aangevlogen en nemen dan bezit van het aanwezige voer. Ook is het opvallend dat, als zij er zijn, de rest een discrete afstand bewaart, en pas aanschuift als de koolmeesjes voldaan zijn. Nu hebben vogels onderling toch al betere tafelmanieren dan een aantal mensen die ik ken, en dát zegt op zich al meer dan genoeg, maar ik moet ze nog steeds zien af te leren dat ze onder het eten alles maar ongegeneerd laten vallen. Dat valt namelijk dan precies op het muurtje waarop ik moet staan om de voorraad weer aan te kunnen vullen. Maar goed, ik weet in ieder geval weer waarom ik dat kleine stukje van de voordeur naar de leilinde beter op schoenen kan afleggen.
Een ander aspect van de bezoekende koolmeesjes is dat ze bij het aanvliegen eerst een soort tussenlanding maken in de leilinde, vermoedelijk om te kijken of er die dag daadwerkelijk iets te bikken valt, om vervolgens een halve minuut een soort luchtballet voor het raam uit te voeren. Leuk om te zien, daar niet van, maar ik zie het nut er niet helemaal van. Als het bedoeld is om hun dank te betuigen, dank geaccepteerd, maar daar twijfel ik aan. Het zal eerder wel iets te maken hebben met weerspiegeling in de ruit denk ik. Of het wegjagen van een denkbeeldige concurrent, maar wat de oorzaak ook mag zijn, het geeft een duidelijke extra glans aan het koffiedrinken, dat is zeker. Hoe vaak komt het tenslotte voor dat dieren uit het wild zich eerst spontaan komen laten bewonderen voor je raam, alvorens weer onverstoorbaar verder te gaan met hun dagelijkse bezigheden?
Vanmorgen zag ik, bij het openschuiven van de gordijnen, dat het buffet dringend weer moet worden aangevuld. Zodra ik de krant uit en mijn koffie op heb zal ik die taak op me nemen, met schoenen en een dikke jas aan dit keer.
16-12-08
zaterdag 13 december 2008
De Eerste Wet van de Politiek
Met verbijstering heb ik gezien hoe weinig mensen hun verontwaardiging hebben getoond dat de belastingdienst binnenkort gewoon toegang krijgt tot onze privé bankrekening. De fiscus kan hiermee zelf haar vorderingen rechtstreeks innen tot een bepaald bedrag. En alhoewel de regeling pas over een aantal jaar geëvalueerd zal worden, denkt men er nu vast over na om ook de lokale overheden, de gemeente waarin u woonachtig bent en bijvoorbeeld het waterschap, een zelfde toegang te verlenen tot uw bancaire portemonnee.
Door het feit dat alle media dezer dagen slechts volstaan met doemscenario’s en steeds weer nieuwe ellende voorspellen naar aanleiding van de wereldwijde kredietcrisis, valt een dergelijk bericht nauwelijks op. Sterker nog, weinig media spendeerden er überhaupt aandacht aan de laatste dagen. Slechts de Telegraaf vond het belangrijk genoeg om er een redactioneel commentaar aan te wijden, en de kiezer zwijgt, en accepteert dus, op een enkeling na.
Dat in tijden van crisis dergelijke ingrijpende beslissingen geruisloos worden ingevoerd is een bekend politiek gebruik. Aan de voordeur wordt oorverdovend gerammeld, en dus hoort men de insluiper aan de achterdeur toch niet, zo lijkt de overtuiging. Maar insluiping is en blijft uitermate laakbaar, of de dader nu gehoord is bij zijn poging of niet.
Politici bezien de wereld namelijk vanuit een aantal wetten, en de eerste en belangrijkste daarvan is dat de burger per definitie dom is. Dom ja, en alles behalve geïnteresseerd in de waarheid en oprechtheid van hen die ons leiden. En elke keer trappen we er weer massaal met open ogen in. De ene kromme redenering volgt op de andere en wij slikken het allemaal als zoete koek. Hooguit wat gemor in de marge en daar houdt het dan ook meteen weer bij op.
Een aantal jaar geleden werd de anticonceptiepil uit de basisverzekering gehaald. De politiek verzekerde ons dat een dergelijke ingreep makkelijk kon omdat ons land het laagste abortuscijfer van Europa had. Kort daarna begon het abortusscijfer echter weer razendsnel te stijgen en waren de politici, de Christelijke partijen voorop, weer in alle staten over zulk onchristelijk gedrag. Dat ze de verhoging zelf veroorzaakt hebben met de pil uit de vergoedingenlijst te schrappen wordt door henzelf, èn door de kiezer, gemakshalve dan maar even vergeten.
Kawouter Bos is uitgeroepen tot ‘Politicus van het Jaar’ vanwege zijn kordate optreden tijdens de kredietcrisis. Ik gun het hem van harte, maar of het terecht is blijft maar zeer de vraag. Wie Bos namelijk de laatste tijd heeft zien acteren kan zich nauwelijks aan de indruk onttrekken dat Bos alleen kordaat is als dat Bos goed uitkomt. Maar de (meeste) Icesave spaarders krijgen nog voor de kerst hun zuurverdiende spaarcentjes terug, dus Bos is dè Man. Maar dat aan het hele Icesave debacle falend toezicht van DNB ten grondslag ligt, waardoor o.a. de bank een goede rating behield en niet werd ingegrepen toen het dreigde fout te gaan, vergeten we gemakshalve maar even. Dat het toezicht een van de taken van Bos is ook. In de diverse nieuws en actualiteitenprogramma’s worden in straatinterviews aan voorbijgangers gevraagd wat ze van Bos vinden. De ene reactie is nog bedroevender dan de andere. Een allochtone meneer heeft het over ‘Den Bosch’ en ‘Van Balkenende’, terwijl een blonde tiener niet verder komt dan te melden dat haar moeder Bos zo leuk vindt. En Bos zelf, met die zelfvoldane grijns op zijn smoel gebeeldhouwd, geeft glimlachend toe dat hij het wel aardig doet. En in een toegift laat hij zelfs weten dat ook Hij de komende tijd nog wel eens fouten zal maken, net als al zijn vriendjes in dit kabinet, maar dat ze het toch allemaal doen uit liefde voor de kiezer.
Gelooft u het? Waarschijnlijk wel, want de PvdA blijft maar stijgen in de peilingen. Net als Rouvoet c.s. trouwens, de man die ons land niet voort wil stuwen in de vaart der volkeren, maar het liefst terug zou brengen naar de kneuterige jaren vijftig. De jaren waarin de kerk en de staat nog bepaalden wat we deden, wat we konden zeggen en wat we konden denken. Als we nog even zo verder gaan zie ik zelfs de CPN weer opnieuw opgericht worden!
Toch weiger ik te geloven dat de kiezer, u en ik dus, ècht zo dom zijn. We laten ons echter maar al te graag ondersneeuwen en vergeten daarbij soms gewoon om ons eigen gezonde verstand te gebruiken. En zo ingewikkeld is het allemaal niet. Dat wat voor uw eigen huishoudboekje niet werkt, werkt namelijk ook niet voor het huishoudboekje van de staat, ook al doen onze volksvertegenwoordigers er alles aan om u van het tegendeel te overtuigen. Je kunt nu eenmaal niet straffeloos geld blijven uitgeven wat je niet hebt, dat geldt voor u en mij en evenzeer voor de politiek. Het enige verschil is dat u en ik niet de mogelijk hebben om onze inkomsten drastisch te verhogen. De overheid heeft die wel, en doet dat door het verhogen van belastingen en accijnzen, of door het verzinnen van nieuwe belastingen en accijnzen. Wij, de kiezer, zijn namelijk de enige inkomstenbron van de overheid, en wij hebben dus de macht in handen om te zeggen ‘Tot hier en niet verder!’. En die neiging is erg groot nu men ook al toegang wil tot mijn bankrekening. Hoe zou u het vinden als uw buurman letterlijk bij u binnen stond en een greep deed uit uw kas omdat hij van mening is daar recht op te hebben? Dan zou u laaiend zijn en hem bij kop en kont pakken en hem uw huis uit zetten. Waarom laat u het dan wel toe van uw overheid?
13-12-08
Door het feit dat alle media dezer dagen slechts volstaan met doemscenario’s en steeds weer nieuwe ellende voorspellen naar aanleiding van de wereldwijde kredietcrisis, valt een dergelijk bericht nauwelijks op. Sterker nog, weinig media spendeerden er überhaupt aandacht aan de laatste dagen. Slechts de Telegraaf vond het belangrijk genoeg om er een redactioneel commentaar aan te wijden, en de kiezer zwijgt, en accepteert dus, op een enkeling na.
Dat in tijden van crisis dergelijke ingrijpende beslissingen geruisloos worden ingevoerd is een bekend politiek gebruik. Aan de voordeur wordt oorverdovend gerammeld, en dus hoort men de insluiper aan de achterdeur toch niet, zo lijkt de overtuiging. Maar insluiping is en blijft uitermate laakbaar, of de dader nu gehoord is bij zijn poging of niet.
Politici bezien de wereld namelijk vanuit een aantal wetten, en de eerste en belangrijkste daarvan is dat de burger per definitie dom is. Dom ja, en alles behalve geïnteresseerd in de waarheid en oprechtheid van hen die ons leiden. En elke keer trappen we er weer massaal met open ogen in. De ene kromme redenering volgt op de andere en wij slikken het allemaal als zoete koek. Hooguit wat gemor in de marge en daar houdt het dan ook meteen weer bij op.
Een aantal jaar geleden werd de anticonceptiepil uit de basisverzekering gehaald. De politiek verzekerde ons dat een dergelijke ingreep makkelijk kon omdat ons land het laagste abortuscijfer van Europa had. Kort daarna begon het abortusscijfer echter weer razendsnel te stijgen en waren de politici, de Christelijke partijen voorop, weer in alle staten over zulk onchristelijk gedrag. Dat ze de verhoging zelf veroorzaakt hebben met de pil uit de vergoedingenlijst te schrappen wordt door henzelf, èn door de kiezer, gemakshalve dan maar even vergeten.
Kawouter Bos is uitgeroepen tot ‘Politicus van het Jaar’ vanwege zijn kordate optreden tijdens de kredietcrisis. Ik gun het hem van harte, maar of het terecht is blijft maar zeer de vraag. Wie Bos namelijk de laatste tijd heeft zien acteren kan zich nauwelijks aan de indruk onttrekken dat Bos alleen kordaat is als dat Bos goed uitkomt. Maar de (meeste) Icesave spaarders krijgen nog voor de kerst hun zuurverdiende spaarcentjes terug, dus Bos is dè Man. Maar dat aan het hele Icesave debacle falend toezicht van DNB ten grondslag ligt, waardoor o.a. de bank een goede rating behield en niet werd ingegrepen toen het dreigde fout te gaan, vergeten we gemakshalve maar even. Dat het toezicht een van de taken van Bos is ook. In de diverse nieuws en actualiteitenprogramma’s worden in straatinterviews aan voorbijgangers gevraagd wat ze van Bos vinden. De ene reactie is nog bedroevender dan de andere. Een allochtone meneer heeft het over ‘Den Bosch’ en ‘Van Balkenende’, terwijl een blonde tiener niet verder komt dan te melden dat haar moeder Bos zo leuk vindt. En Bos zelf, met die zelfvoldane grijns op zijn smoel gebeeldhouwd, geeft glimlachend toe dat hij het wel aardig doet. En in een toegift laat hij zelfs weten dat ook Hij de komende tijd nog wel eens fouten zal maken, net als al zijn vriendjes in dit kabinet, maar dat ze het toch allemaal doen uit liefde voor de kiezer.
Gelooft u het? Waarschijnlijk wel, want de PvdA blijft maar stijgen in de peilingen. Net als Rouvoet c.s. trouwens, de man die ons land niet voort wil stuwen in de vaart der volkeren, maar het liefst terug zou brengen naar de kneuterige jaren vijftig. De jaren waarin de kerk en de staat nog bepaalden wat we deden, wat we konden zeggen en wat we konden denken. Als we nog even zo verder gaan zie ik zelfs de CPN weer opnieuw opgericht worden!
Toch weiger ik te geloven dat de kiezer, u en ik dus, ècht zo dom zijn. We laten ons echter maar al te graag ondersneeuwen en vergeten daarbij soms gewoon om ons eigen gezonde verstand te gebruiken. En zo ingewikkeld is het allemaal niet. Dat wat voor uw eigen huishoudboekje niet werkt, werkt namelijk ook niet voor het huishoudboekje van de staat, ook al doen onze volksvertegenwoordigers er alles aan om u van het tegendeel te overtuigen. Je kunt nu eenmaal niet straffeloos geld blijven uitgeven wat je niet hebt, dat geldt voor u en mij en evenzeer voor de politiek. Het enige verschil is dat u en ik niet de mogelijk hebben om onze inkomsten drastisch te verhogen. De overheid heeft die wel, en doet dat door het verhogen van belastingen en accijnzen, of door het verzinnen van nieuwe belastingen en accijnzen. Wij, de kiezer, zijn namelijk de enige inkomstenbron van de overheid, en wij hebben dus de macht in handen om te zeggen ‘Tot hier en niet verder!’. En die neiging is erg groot nu men ook al toegang wil tot mijn bankrekening. Hoe zou u het vinden als uw buurman letterlijk bij u binnen stond en een greep deed uit uw kas omdat hij van mening is daar recht op te hebben? Dan zou u laaiend zijn en hem bij kop en kont pakken en hem uw huis uit zetten. Waarom laat u het dan wel toe van uw overheid?
13-12-08
woensdag 10 december 2008
Kerst in juni
Volgens de Australische astronoom Dave Reneke vieren we kerst op het verkeerde moment in het jaar. Uit zijn berekeningen blijkt namelijk dat de ster op 17 juni boven Bethlehem stond en niet, zoals de kerk ons wil doen geloven, eind december. Dat de kerk voor eind december koos als geboortedag van het kindeke Jezus heeft te maken met het feit dat men wilde aansluiten bij een groot heidens feest dat rond die dagen werd gevierd.
Als ik dergelijke berichten lees, kan ik me niet nalaten af te vragen welke andere ‘waarheden’ uit ons leven nog meer ‘aangepast’ zijn aan data die de kerk destijds goed, of beter, uitkwamen. Uit de geschiedenis weten we dat de katholieke kerk er zich eeuwenlang op heeft voorgestaan, en dat nog steeds doet zij het in mindere mate, dat zij de enige waarheid verkondigen. Daaruit volgt dan automatisch dat de andersdenkenden het zonder de waarheid moeten doen. Een bewering die steeds minder makkelijk gestand te houden is.
Laat vooral duidelijk zijn dat ik niemand wil afwijzen of kwetsen in zijn of haar geloof en wereldbeeld. Ook niet omdat ik weet dat er vanuit de grote en vanuit vele kleinere geloofsovertuigingen dagelijks en overal te wereld zéér goede werken worden verricht vanuit naastenliefde of een gevoel van verantwoordelijkheid voor de medemens die, al dan niet tijdelijk, minder goed in staat is voor zichzelf te zorgen. Hulde voor hen, en eigenlijk zou een ieder een deel van zijn of haar tijd aan dergelijke bezigheden moeten spenderen. Maar dat neemt niet weg dat ik me soms afvraag hoe de wereld eruit zou hebben gezien zònder de invloed van al die grote religies en hun zendingsdrang. Héél anders waarschijnlijk.
Op een van mijn vele reizen was ik in Midden Amerika, en zag daar welke schade de oude culturen hebben opgelopen door de bekeringsdrang van Rome. Al die arme inboorlingen moesten gered worden uit handen van de duivel en bekeerd worden tot Christenen, goedschiks dan wel kwaadschiks, en alles wat de moederkerk onwelgezind was diende vernietigd te worden. En de kerk was daar geweldig goed en fanatiek in, denk aan de Inquisitie en bijvoorbeeld de heksenverbrandingen.
Dat men gelijktijdig een hele hoop waardevolle kennis heeft vernietigd is waarschijnlijk nog het meest te betreuren. Duizenden, zo niet miljoenen, geschriften en geschiedschrijvingen zijn zodoende verloren gegaan. Geschriften die ons nu een heel ander beeld zouden geven op de wereld van nu. Geschriften ook die wellicht een hoop informatie bevatten die ons nu zou kunnen helpen met de problemen waar we in het heden mee kampen. Want zoveel nieuws is er namelijk niet op deze wereld. Veel van de uitvindingen die we tegenwoordig als ‘modern’ bestempelen, denk bijvoorbeeld aan beton en de brandweerspuit, waren al bij de Romeinen bekend. Iemand die denkt dat Ikea het bouwpakket heeft uitgevonden komt ook al bedrogen uit. Ook daar kunnen we de Romeinen voor bedanken. Bekend is namelijk dat zij bij de invasie van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, hun eerste verdedigingsforten in bouwpakketvorm meenam om zodoende hun positie meteen goed konden verdedigen.
En er zijn meerdere beschavingen aan te wijzen die in het verre verleden dingen hebben gepresteerd die we hen nu nog steeds niet na kunnen doen, ook niet met alle moderne middelen die we inmiddels tot onze beschikking hebben. We weten simpelweg niet hoe ze bepaalde dingen voor elkaar hebben gekregen. De bouw van de piramides, de bekende albasten vazen of de sarcofaag van een van de grootste farao’s zijn daar voorbeelden van. Maar ook aan de andere kant van de oceaan zin talloze voorbeelden te vinden van kennis en vaardigheden die met de tijd verloren zijn gegaan en waarvan niets meer bewaard is gebleven.
Helaas is het wat kort door de bocht om de kerk daarvan alleen de schuld te geven. Bovendien is het een grote fout om de geschiedenis te bekijken met de bril van vandaag, in plaats van met de bril van destijds. Vooropgesteld dat ze toen al brillen hadden dan.
Maar hoe je het ook stelt, er is in de loop van de tijd héél veel kennis verloren gegaan. Omdat men er het belang niet van inzag of omdat men het tegenstrijdig vond met de geldende wetten en moraal. En veel van die oude kennis is nooit meer terug te halen. Deels nog wel door diepgravend en langdurig onderzoek, maar veel is voorgoed verloren. Wellicht zal er in de toekomst nog hier en daar een flard naar boven komen. Zo vermoed ik dat in de catacomben van Rome véél meer kennis ligt opgeslagen dan men ons wil doen geloven. Bovendien zwerft er ook nog een profetie van Edgar Cayce dat er in, waarschijnlijk, Egypte nog een grote bibliotheek tevoorschijn gaat komen. Niet dat ik nu zozeer in het laatste geloof, maar àls het zou gebeuren zou dat geweldig zijn. Wellicht zouden we ons dan met z’n allen eindelijk eens realiseren dat we helemaal niet zo verschillend zijn als we denken en dat we bovendien met elkaar ‘veroordeeld’ zijn om op deze planeet samen te leven. En met dat besef zou wel eens een tijd kunnen aanbreken die ons mensen eindelijk weghaalt van het randje waarop we nu al zo lang bivakkeren. Een mooie droom al met al, maar als ik zo de kranten lees, een waarlijke utopie.
10-12-08
Als ik dergelijke berichten lees, kan ik me niet nalaten af te vragen welke andere ‘waarheden’ uit ons leven nog meer ‘aangepast’ zijn aan data die de kerk destijds goed, of beter, uitkwamen. Uit de geschiedenis weten we dat de katholieke kerk er zich eeuwenlang op heeft voorgestaan, en dat nog steeds doet zij het in mindere mate, dat zij de enige waarheid verkondigen. Daaruit volgt dan automatisch dat de andersdenkenden het zonder de waarheid moeten doen. Een bewering die steeds minder makkelijk gestand te houden is.
Laat vooral duidelijk zijn dat ik niemand wil afwijzen of kwetsen in zijn of haar geloof en wereldbeeld. Ook niet omdat ik weet dat er vanuit de grote en vanuit vele kleinere geloofsovertuigingen dagelijks en overal te wereld zéér goede werken worden verricht vanuit naastenliefde of een gevoel van verantwoordelijkheid voor de medemens die, al dan niet tijdelijk, minder goed in staat is voor zichzelf te zorgen. Hulde voor hen, en eigenlijk zou een ieder een deel van zijn of haar tijd aan dergelijke bezigheden moeten spenderen. Maar dat neemt niet weg dat ik me soms afvraag hoe de wereld eruit zou hebben gezien zònder de invloed van al die grote religies en hun zendingsdrang. Héél anders waarschijnlijk.
Op een van mijn vele reizen was ik in Midden Amerika, en zag daar welke schade de oude culturen hebben opgelopen door de bekeringsdrang van Rome. Al die arme inboorlingen moesten gered worden uit handen van de duivel en bekeerd worden tot Christenen, goedschiks dan wel kwaadschiks, en alles wat de moederkerk onwelgezind was diende vernietigd te worden. En de kerk was daar geweldig goed en fanatiek in, denk aan de Inquisitie en bijvoorbeeld de heksenverbrandingen.
Dat men gelijktijdig een hele hoop waardevolle kennis heeft vernietigd is waarschijnlijk nog het meest te betreuren. Duizenden, zo niet miljoenen, geschriften en geschiedschrijvingen zijn zodoende verloren gegaan. Geschriften die ons nu een heel ander beeld zouden geven op de wereld van nu. Geschriften ook die wellicht een hoop informatie bevatten die ons nu zou kunnen helpen met de problemen waar we in het heden mee kampen. Want zoveel nieuws is er namelijk niet op deze wereld. Veel van de uitvindingen die we tegenwoordig als ‘modern’ bestempelen, denk bijvoorbeeld aan beton en de brandweerspuit, waren al bij de Romeinen bekend. Iemand die denkt dat Ikea het bouwpakket heeft uitgevonden komt ook al bedrogen uit. Ook daar kunnen we de Romeinen voor bedanken. Bekend is namelijk dat zij bij de invasie van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, hun eerste verdedigingsforten in bouwpakketvorm meenam om zodoende hun positie meteen goed konden verdedigen.
En er zijn meerdere beschavingen aan te wijzen die in het verre verleden dingen hebben gepresteerd die we hen nu nog steeds niet na kunnen doen, ook niet met alle moderne middelen die we inmiddels tot onze beschikking hebben. We weten simpelweg niet hoe ze bepaalde dingen voor elkaar hebben gekregen. De bouw van de piramides, de bekende albasten vazen of de sarcofaag van een van de grootste farao’s zijn daar voorbeelden van. Maar ook aan de andere kant van de oceaan zin talloze voorbeelden te vinden van kennis en vaardigheden die met de tijd verloren zijn gegaan en waarvan niets meer bewaard is gebleven.
Helaas is het wat kort door de bocht om de kerk daarvan alleen de schuld te geven. Bovendien is het een grote fout om de geschiedenis te bekijken met de bril van vandaag, in plaats van met de bril van destijds. Vooropgesteld dat ze toen al brillen hadden dan.
Maar hoe je het ook stelt, er is in de loop van de tijd héél veel kennis verloren gegaan. Omdat men er het belang niet van inzag of omdat men het tegenstrijdig vond met de geldende wetten en moraal. En veel van die oude kennis is nooit meer terug te halen. Deels nog wel door diepgravend en langdurig onderzoek, maar veel is voorgoed verloren. Wellicht zal er in de toekomst nog hier en daar een flard naar boven komen. Zo vermoed ik dat in de catacomben van Rome véél meer kennis ligt opgeslagen dan men ons wil doen geloven. Bovendien zwerft er ook nog een profetie van Edgar Cayce dat er in, waarschijnlijk, Egypte nog een grote bibliotheek tevoorschijn gaat komen. Niet dat ik nu zozeer in het laatste geloof, maar àls het zou gebeuren zou dat geweldig zijn. Wellicht zouden we ons dan met z’n allen eindelijk eens realiseren dat we helemaal niet zo verschillend zijn als we denken en dat we bovendien met elkaar ‘veroordeeld’ zijn om op deze planeet samen te leven. En met dat besef zou wel eens een tijd kunnen aanbreken die ons mensen eindelijk weghaalt van het randje waarop we nu al zo lang bivakkeren. Een mooie droom al met al, maar als ik zo de kranten lees, een waarlijke utopie.
10-12-08
maandag 8 december 2008
Buitenspel
Ik kan me het gevoel dat menig Marokkaanse moeder hier in Nederland heeft me prima voorstellen. En ik heb het dan vooral over het gevoel om buitenspel te staan. Aan de ene kant zijn ze volgens het Morrokkaanse familierecht levenslang minderjarig en ondergeschikt aan hun man, terwijl er aan de andere kant, in de Nederlandse samenleving, van ze wordt verwacht dat ze mondig en zelfstandig zijn. Het is dan ook niet al te moeilijk om te bedenken dat daar problemen kunnen ontstaan.
Ik ken het gevoel van buitenspel staan maar al te goed en, als ik eerlijk ben, ken ik dat al mijn hele leven lang. Maar momenteel komt dat gevoel vooral voort uit het feit dat ik momenteel ‘in between jobs’ ben en dus letterlijk buitenspel sta. En ik vind het vreselijk!
Na eindeloos gesteggel met het UWV is het nu eindelijk zover dat we overeenstemming hebben over hoe de nabije toekomst eruit gaat zien, en dat heeft genoeg voeten in de aarde gehad. Vooral omdat instanties als het UWV niet bedacht zijn op mensen met een eigen mening, en zeker niet op mensen die zo’n eigen mening dan ook nog eens gefundeerd kunnen ventileren. Maar goed, na een hoop vijven en zessen is er dus overeenstemming en dan wordt het stil. Het re-integratietraject waaraan ik zou beginnen zou oorspronkelijk op 1 oktober beginnen. Toen werd het 1 december, vervolgens 8 december, en nu wordt er al gesproken over ‘ergens in januari’. En ondergetekende zit ondertussen thuis te wachten.
Thuis zitten, in de tijd dat ik tachtig uur in de week werkte kon ik er eindeloos naar verlangen, maar nu ik het alweer een tijdje doe wéét ik hoe vreselijk het is. Buiten draait de wereld door en ik maak er geen deel van uit. Natuurlijk zit ik niet letterlijk de hele dag thuis, ik zou knettergek worden als ik dat zou doen, maar het wachten is haast ondragelijk. Wachten op het antwoord van een ambtenaar, wachten tot er over je is beslist, wachten tot instanties het eindelijk met elkaar eens zijn. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er hopen belastinggeld worden verspild met al dat wachten, en waarom? Omdat er mensen zijn die iets nieuws bedacht hebben dat niet in de standaard protocollen van het UWV past. En als het niet in de standaard protocollen past is er paniek. Dan moeten mensen opeens echt gaan nadenken en zich ergens een beeld van vormen, en dat blijkt doodeng.
De eerste keer dat ik me bij de ambtenaar van het UWV mocht melden ging het al mis. Ik, voor het eerst van mijn leven en buiten mijn eigen schuld zonder werk, moest aan een ambtenaar zonder daadwerkelijke praktijkervaring komen uitleggen waarom ik iets anders wilde dan zij voor mij in gedachten had. Nu is in zo’n situatie het antwoord ‘uit principe’ geen echte optie, dus probeerde ik haar met argumenten te overtuigen. Maar dat is verdomde lastig als je tegenover een ambtenaar zit die je dossier duidelijk niet heeft gelezen en dus ook niet weet waarvoor je feitelijk komt. En daar ging het dus mis. We werden het, op z’n zachtst gezegd, dus niet eens, en ik stond even later weer buiten met een zéér onbevredigend gevoel. Gelukkig had ik op het CWI wèl een ambtenaar getroffen die het snapte, en dus leek een telefoontje zijn kant op de enige optie. Dat leek te werken. Hij hoorde mijn verhaal aan, barstte vervolgens in ongelovig gelach uit en, eenmaal uitgelachen, verzekerde hij me dat hij voor me aan de slag zou gaan. En dat hielp, ongeveer. Het resultaat van zijn pogingen leverde tegelijkertijd twee zaken op: toestemming voor het traject dat ik wil gaan doen èn een boze ambtenaar bij het UWV. Maar aangezien het eerste het belangrijkste is, zal ik met het tweede moeten leren leven. En nu is het dus afwachten tot de dagen zijn verstreken en het traject eindelijk gaat beginnen. En voor mij liever is dat liever vandaag dan morgen, want ik sta letterlijk te popelen om weer aan de slag te gaan en weer actief aan de maatschappij deel te nemen. Buitenspel staan is echt niets voor mij…
08-12-08
Ik ken het gevoel van buitenspel staan maar al te goed en, als ik eerlijk ben, ken ik dat al mijn hele leven lang. Maar momenteel komt dat gevoel vooral voort uit het feit dat ik momenteel ‘in between jobs’ ben en dus letterlijk buitenspel sta. En ik vind het vreselijk!
Na eindeloos gesteggel met het UWV is het nu eindelijk zover dat we overeenstemming hebben over hoe de nabije toekomst eruit gaat zien, en dat heeft genoeg voeten in de aarde gehad. Vooral omdat instanties als het UWV niet bedacht zijn op mensen met een eigen mening, en zeker niet op mensen die zo’n eigen mening dan ook nog eens gefundeerd kunnen ventileren. Maar goed, na een hoop vijven en zessen is er dus overeenstemming en dan wordt het stil. Het re-integratietraject waaraan ik zou beginnen zou oorspronkelijk op 1 oktober beginnen. Toen werd het 1 december, vervolgens 8 december, en nu wordt er al gesproken over ‘ergens in januari’. En ondergetekende zit ondertussen thuis te wachten.
Thuis zitten, in de tijd dat ik tachtig uur in de week werkte kon ik er eindeloos naar verlangen, maar nu ik het alweer een tijdje doe wéét ik hoe vreselijk het is. Buiten draait de wereld door en ik maak er geen deel van uit. Natuurlijk zit ik niet letterlijk de hele dag thuis, ik zou knettergek worden als ik dat zou doen, maar het wachten is haast ondragelijk. Wachten op het antwoord van een ambtenaar, wachten tot er over je is beslist, wachten tot instanties het eindelijk met elkaar eens zijn. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er hopen belastinggeld worden verspild met al dat wachten, en waarom? Omdat er mensen zijn die iets nieuws bedacht hebben dat niet in de standaard protocollen van het UWV past. En als het niet in de standaard protocollen past is er paniek. Dan moeten mensen opeens echt gaan nadenken en zich ergens een beeld van vormen, en dat blijkt doodeng.
De eerste keer dat ik me bij de ambtenaar van het UWV mocht melden ging het al mis. Ik, voor het eerst van mijn leven en buiten mijn eigen schuld zonder werk, moest aan een ambtenaar zonder daadwerkelijke praktijkervaring komen uitleggen waarom ik iets anders wilde dan zij voor mij in gedachten had. Nu is in zo’n situatie het antwoord ‘uit principe’ geen echte optie, dus probeerde ik haar met argumenten te overtuigen. Maar dat is verdomde lastig als je tegenover een ambtenaar zit die je dossier duidelijk niet heeft gelezen en dus ook niet weet waarvoor je feitelijk komt. En daar ging het dus mis. We werden het, op z’n zachtst gezegd, dus niet eens, en ik stond even later weer buiten met een zéér onbevredigend gevoel. Gelukkig had ik op het CWI wèl een ambtenaar getroffen die het snapte, en dus leek een telefoontje zijn kant op de enige optie. Dat leek te werken. Hij hoorde mijn verhaal aan, barstte vervolgens in ongelovig gelach uit en, eenmaal uitgelachen, verzekerde hij me dat hij voor me aan de slag zou gaan. En dat hielp, ongeveer. Het resultaat van zijn pogingen leverde tegelijkertijd twee zaken op: toestemming voor het traject dat ik wil gaan doen èn een boze ambtenaar bij het UWV. Maar aangezien het eerste het belangrijkste is, zal ik met het tweede moeten leren leven. En nu is het dus afwachten tot de dagen zijn verstreken en het traject eindelijk gaat beginnen. En voor mij liever is dat liever vandaag dan morgen, want ik sta letterlijk te popelen om weer aan de slag te gaan en weer actief aan de maatschappij deel te nemen. Buitenspel staan is echt niets voor mij…
08-12-08
zaterdag 6 december 2008
Familie
Het zal zowel George W. als Obama wat rauw op zijn dak zijn gevallen dat beide heren verre neven van elkaar zijn. Beiden delen bovendien een Leidse connectie. Dat is recent bekend gemaakt door de Leidse cultuurwethouder Jan-Jaap de Haan. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat zowel George W. als Barack afstammen van de protestante familie Blossom die in 1609 vanuit Engeland naar Leiden vluchtte, om zo te ontsnappen aan de geloofsvervolgingen in Engeland.
Het gezin Blossom, dat in 1629 vertrok naar Massechussetts, bestond destijds uit drie kinderen: Thomas, Peter en Elizabeth. George W. stamt af van broer Peter en Barack van zus Elizabeth, die zelfs in Leiden werd geboren.
Ik vraag me af wanneer George W. het hoorde en hoe hij reageerde. Als scheidend president, eentje die de geschiedenisboekjes in zal gaan als de meest oorlogzuchtige en de minst ontwikkelde president van de Verenigde Staten, is verre verwant van zijn opvolger. Het kan niet anders dan dat George zich ernstig in zijn cornflakes heeft verslikt toen hij het hoorde. Maar dat zullen we waarschijnlijk wel nooit zeker weten. Ook is vooralsnog niets bekend over de eerste reactie van Obama, maar het schijnt dat zijn vrouw Michelle er een bezoekje een de Eerste Hulp aan heeft overgehouden. Ik wist niet dat je door hard te lachen je ribben dermate ernstig kon kneuzen.
Maar Obama heeft het de laatste tijd toch al niet erg makkelijk. Op zijn schouders rust de zware taak om het vertrouwen dat de Amerikaanse kiezer, en met hen zo’n beetje de gehele wereld, in hem hebben gesteld ook maar enigszins waar te maken. Maar Barack doet in ieder geval zijn stinkende best! En een van de manieren die hij gebruikt is om in de burelen van Washington zoveel mogelijk vriendjes te maken. Zo probeerde hij het congreslid Ileanan Ros-Lethinen telefonisch te pakken te krijgen om haar te feliciteren met haar herverkiezing. Ileanen legde echter, tot drie keer toe, de hoorn plompverloren op de haak, omdat ze in de veronderstelling verkeerde in de maling te worden genomen door hetzelfde groepje stand-up komedianten dat eerder Sarah Palin zo succesvol op de hak nam. Ook het telefoontje van Rahm Emanuel, toekomstig stafchef van Obama, werd met eenzelfde beweging voortijdig beëindigd. Pas nadat het Obama-kamp een directe vriend van het congreslid had weten te overtuigen, en die op zijn beurt Ileanen kon overhalen de telefoon nu even niet op de haak te gooien, kon de toekomstige president zijn gelukwensen eindelijk ongestoord overbrengen.
Eén voordeel van dergelijke misverstanden op dat niveau is, dat het niet alleen een verhaal creeërt dat nog menigmaal verteld zal worden, maar het schept ook een band tussen de beide betrokkenen. En in de politiek, net als in de top van het bedrijfsleven, is het niet zozeer belangrijk wat je kunt, maar meer wie je kent. En in die zin zullen beiden niet alleen later hartelijk om het incident kunnen lachen, maar zullen beiden er alles aan doen om er zoveel mogelijk persoonlijk profijt uit te trekken. Nieuwtjes als dit hebben nu eenmaal de neiging sneller dan het licht de wereld rond te flitsen, en maken dus van het congres-lid ‘de vrouw die de president niet te woord wilde staan’. En betere reclame kun je jezelf niet wensen.
06-12-08
Het gezin Blossom, dat in 1629 vertrok naar Massechussetts, bestond destijds uit drie kinderen: Thomas, Peter en Elizabeth. George W. stamt af van broer Peter en Barack van zus Elizabeth, die zelfs in Leiden werd geboren.
Ik vraag me af wanneer George W. het hoorde en hoe hij reageerde. Als scheidend president, eentje die de geschiedenisboekjes in zal gaan als de meest oorlogzuchtige en de minst ontwikkelde president van de Verenigde Staten, is verre verwant van zijn opvolger. Het kan niet anders dan dat George zich ernstig in zijn cornflakes heeft verslikt toen hij het hoorde. Maar dat zullen we waarschijnlijk wel nooit zeker weten. Ook is vooralsnog niets bekend over de eerste reactie van Obama, maar het schijnt dat zijn vrouw Michelle er een bezoekje een de Eerste Hulp aan heeft overgehouden. Ik wist niet dat je door hard te lachen je ribben dermate ernstig kon kneuzen.
Maar Obama heeft het de laatste tijd toch al niet erg makkelijk. Op zijn schouders rust de zware taak om het vertrouwen dat de Amerikaanse kiezer, en met hen zo’n beetje de gehele wereld, in hem hebben gesteld ook maar enigszins waar te maken. Maar Barack doet in ieder geval zijn stinkende best! En een van de manieren die hij gebruikt is om in de burelen van Washington zoveel mogelijk vriendjes te maken. Zo probeerde hij het congreslid Ileanan Ros-Lethinen telefonisch te pakken te krijgen om haar te feliciteren met haar herverkiezing. Ileanen legde echter, tot drie keer toe, de hoorn plompverloren op de haak, omdat ze in de veronderstelling verkeerde in de maling te worden genomen door hetzelfde groepje stand-up komedianten dat eerder Sarah Palin zo succesvol op de hak nam. Ook het telefoontje van Rahm Emanuel, toekomstig stafchef van Obama, werd met eenzelfde beweging voortijdig beëindigd. Pas nadat het Obama-kamp een directe vriend van het congreslid had weten te overtuigen, en die op zijn beurt Ileanen kon overhalen de telefoon nu even niet op de haak te gooien, kon de toekomstige president zijn gelukwensen eindelijk ongestoord overbrengen.
Eén voordeel van dergelijke misverstanden op dat niveau is, dat het niet alleen een verhaal creeërt dat nog menigmaal verteld zal worden, maar het schept ook een band tussen de beide betrokkenen. En in de politiek, net als in de top van het bedrijfsleven, is het niet zozeer belangrijk wat je kunt, maar meer wie je kent. En in die zin zullen beiden niet alleen later hartelijk om het incident kunnen lachen, maar zullen beiden er alles aan doen om er zoveel mogelijk persoonlijk profijt uit te trekken. Nieuwtjes als dit hebben nu eenmaal de neiging sneller dan het licht de wereld rond te flitsen, en maken dus van het congres-lid ‘de vrouw die de president niet te woord wilde staan’. En betere reclame kun je jezelf niet wensen.
06-12-08
vrijdag 5 december 2008
Adrien de Witte, zijn nalatenschap
Als de idealist die hij was, heeft Adrien de Witte zich altijd bescheiden opgesteld en geen gehoor gegeven aan de roep van het grote geld. Voor hem waren, zeker in zijn professoraat, zijn leerlingen belangrijker dan zijn eigen oeuvre en zijn eigen marktwaarde. Zijn leven stond in dienst van anderen en hun artistieke prestaties. Deze tekenende houding ten opzichte van zijn eigen naam en faam, je zou het eigenlijk bijna achteloosheid noemen, cumuleert in 1905. In dat jaar worden in Luik een aantal overzichtstentoonstellingen gehouden van de plastische kunsten in België sinds haar ontstaan in 1830. De Witte wordt in deze tentoonstellingen niet getoond, noch genoemd. Een pijnlijk voorbeeld van zijn, toen al, collectieve miskenning.
De vraag is natuurlijk of de Witte wel besefte welk een waarde hij bezat voor de Belgische kunsten. Uit zijn houding en leven blijkt daar weinig van. Zeker is wel dat hij altijd bleef streven naar het hoogst haalbare niveau en daar doorgaans uitermate in slaagde. Als mens valt vooral zijn dienstbaarheid aan zijn studenten op, naast zijn afkeer voor de spotlights. Toch heeft hij ons een omvangrijk en schitterend oeuvre nagelaten, zoals blijkt uit de catalogus die in 1927 werd samengesteld door Armand Rassenfosse (zie afbeelding). Daarin staan de ruim 400 schilderijen, waarvan zo’n 260 schetsen en tekeningen, 10 pastellen, 180 etsplaten en zo’n 50 aquarellen.
Charles Dechevalerie, schrijver van de Monographie over de Witte, eindigt zijn verhaal over de schilder/ tekenaar/ etser/ graveur met de woorden: ‘Zij die hem bewonderen hebben tot plicht hem recht te laten wedervaren en hem, na zijn dood, de eer te bewijzen die hem in hoge mate toekomt.’ Waarvan akte.
Maar, al met al, weet ik nu het een en ander over de vermoedelijke schilder van mijn schilderij thuis, maar echt zekerheid heb ik nog steeds niet. Het monogram zit me niet lekker, al zou dit een studie kunnen zijn dat de Witte heeft gemaakt, ergens tussen 1888 (sterfdatum die vermeld staat op de achterkant) en 1935 toen de kunstenaar zelf overleed. Er is weliswaar bekend dat de Witte interieurs schilderde, maar dat van het Brouwershuis is in geen enkel boek tot nog toe terug te vinden. Het kan dus simpelweg zo zijn dat het hier helemaal niet om een werk van Adrien de Witte gaat, maar om dat van een andere A. de Witte. Er is een verwijzing naar een andere schilder met dezelfde voorletter, en uit dezelfde periode, maar dan afkomstig uit Goes. Het kan dus nog alle kanten op, maar mijn liefste kwam gisteren juist weer met de opmerking dat ze uit gegevens van kunstveilingen wel weer vermeldingen had gehaald over een monogram van de Witte.
De behulpzame meneer uit de bibliotheek gaf me, toen ik hem de vraag stelde hoe nu verder te gaan, een heel aantal bruikbare tips, buiten degene die ikzelf al had bedacht. En daarmee kan ik voorlopig wel weer even vooruit. Een andere mogelijkheid blijft natuurlijk om duidelijke foto’s van het schilderij te maken en die te sturen naar het museum in Luik waar ze een grote collectie van werken van Adrien de Witte bezitten. Dat kan meteen al. Mits men reageert natuurlijk, een hoop duidelijkheid scheppen over de verdere zoekrichting. En wie weet waar die me nog allemaal heen gaat voeren. Eén bestemming weet ik al, het museum in Luik zelf. Ik ben nu toch wel nieuwsgierig geworden en wil die werken daar graag eens met eigen ogen aanschouwen.
05-12-08
De vraag is natuurlijk of de Witte wel besefte welk een waarde hij bezat voor de Belgische kunsten. Uit zijn houding en leven blijkt daar weinig van. Zeker is wel dat hij altijd bleef streven naar het hoogst haalbare niveau en daar doorgaans uitermate in slaagde. Als mens valt vooral zijn dienstbaarheid aan zijn studenten op, naast zijn afkeer voor de spotlights. Toch heeft hij ons een omvangrijk en schitterend oeuvre nagelaten, zoals blijkt uit de catalogus die in 1927 werd samengesteld door Armand Rassenfosse (zie afbeelding). Daarin staan de ruim 400 schilderijen, waarvan zo’n 260 schetsen en tekeningen, 10 pastellen, 180 etsplaten en zo’n 50 aquarellen.
Charles Dechevalerie, schrijver van de Monographie over de Witte, eindigt zijn verhaal over de schilder/ tekenaar/ etser/ graveur met de woorden: ‘Zij die hem bewonderen hebben tot plicht hem recht te laten wedervaren en hem, na zijn dood, de eer te bewijzen die hem in hoge mate toekomt.’ Waarvan akte.
Maar, al met al, weet ik nu het een en ander over de vermoedelijke schilder van mijn schilderij thuis, maar echt zekerheid heb ik nog steeds niet. Het monogram zit me niet lekker, al zou dit een studie kunnen zijn dat de Witte heeft gemaakt, ergens tussen 1888 (sterfdatum die vermeld staat op de achterkant) en 1935 toen de kunstenaar zelf overleed. Er is weliswaar bekend dat de Witte interieurs schilderde, maar dat van het Brouwershuis is in geen enkel boek tot nog toe terug te vinden. Het kan dus simpelweg zo zijn dat het hier helemaal niet om een werk van Adrien de Witte gaat, maar om dat van een andere A. de Witte. Er is een verwijzing naar een andere schilder met dezelfde voorletter, en uit dezelfde periode, maar dan afkomstig uit Goes. Het kan dus nog alle kanten op, maar mijn liefste kwam gisteren juist weer met de opmerking dat ze uit gegevens van kunstveilingen wel weer vermeldingen had gehaald over een monogram van de Witte.
De behulpzame meneer uit de bibliotheek gaf me, toen ik hem de vraag stelde hoe nu verder te gaan, een heel aantal bruikbare tips, buiten degene die ikzelf al had bedacht. En daarmee kan ik voorlopig wel weer even vooruit. Een andere mogelijkheid blijft natuurlijk om duidelijke foto’s van het schilderij te maken en die te sturen naar het museum in Luik waar ze een grote collectie van werken van Adrien de Witte bezitten. Dat kan meteen al. Mits men reageert natuurlijk, een hoop duidelijkheid scheppen over de verdere zoekrichting. En wie weet waar die me nog allemaal heen gaat voeren. Eén bestemming weet ik al, het museum in Luik zelf. Ik ben nu toch wel nieuwsgierig geworden en wil die werken daar graag eens met eigen ogen aanschouwen.
05-12-08
donderdag 4 december 2008
ABS
Ik heb er altijd een vreselijke hekel aan als er plotseling op het dashboard lampjes beginnen te branden. Meestal betekent dat weinig goeds, en volgt er een dikke rekening.
Ik was nog maar nauwelijks de straat uit of het gedonder begon. Linksboven op het dashboard floepte opeens een oranje lampje aan net daarop een slingerend autootje. Nu heb ik deze auto nog niet zo heel erg lang, dus ik had geen flauw idee wat het symbooltje me wilde vertellen, dus bij de eerste mogelijkheid zette ik de auto aan de kant en dook ik in het instructieboekje. Niet veel later wist ik het: het betrof het waarschuwingslampje voor het ABS-systeem.
Nu zijn er maar een paar zaken wezenlijk van belang bij een auto, en een daarvan is dat de remmen het doen en, vooral ook, blijven doen. Maar met een vol programma moet je dan toch maar ruimte maken voor een bezoekje aan de garage. Dus ik stap een klein half uur later de garage binnen en meldt me aan de balie. Een vriendelijke meneer staat me te woord en zegt dat de werkplaats pas over drie kwartier tijd heeft om naar mijn probleem te kijken. Of ik dus een kop koffie wilde terwijl ik wachtte? Wetend welke zaken ik nog te regelen had besloot ik het er maar op te wagen en, in plaats van te wachten, nog snel een paar zaken af te handelen en dan later terug te komen.
Precies op het afgesproken tijdstip stap ik de showroom weer binnen en overhandig mijn sleutels. Met een kop koffie in de hand ben ik even later verwikkeld in een levendige discussie met een aantal andere wachtenden aan de leestafel. Over de functie van kleuren in de moderne schilderkunst, over Rudolf Steiner, en over medische missers en de arrogantie van bepaalde specialisten. Hoe we er allemaal op kwamen weet ik niet eens meer, maar een voor een werden de anderen weggeroepen en bleef ik moederziel alleen achter. Een klein kwartiertje later was ik aan de beurt en kwam de baliemedewerker me halen, een brede glimlach op zijn gezicht. ‘We hebben een klein probleempje Meneer de L’Ecluse…’ Ik trok een vragend gezicht en volgde de man terug naar de balie.
‘U komt binnen met een brandend lampje voor een storing in het ABS-systeem van uw auto, maar uw auto is helemaal niet uitgerust met een ABS-systeem! We hebben het voor de zekerheid nog even bij Citroën Nederland nagevraagd, en zij hebben ons de volgende uitdraai gestuurd.’ En op de kopie die de man laat zien is met een marker één zinnetje aangestreept: Géén ABS.
‘Maar waarom heb ik dan zo’n lampje, en waarom gaat het bovendien spontaan branden?’
Helaas moest men daar dus het antwoord op schuldig blijven en kon ik, na het achterlaten van drie tientjes voor het uitlezen van de boordcomputer weer huiswaarts keren. Mét een nog steeds brandend lampje overigens. Ze kunnen het lampje weliswaar verwijderen als ik dat zou willen, maar daarvoor moet het hele dashboard gesloopt worden, en dáár moet ik een aparte afspraak voor maken. Ik rij dus de komende tijd maar rond met een brandend lampje dat me waarschuwt voor een fout in een systeem dat mijn auto niet heeft. Het moet echt niet gekker worden!
04-12-08 II
Ik was nog maar nauwelijks de straat uit of het gedonder begon. Linksboven op het dashboard floepte opeens een oranje lampje aan net daarop een slingerend autootje. Nu heb ik deze auto nog niet zo heel erg lang, dus ik had geen flauw idee wat het symbooltje me wilde vertellen, dus bij de eerste mogelijkheid zette ik de auto aan de kant en dook ik in het instructieboekje. Niet veel later wist ik het: het betrof het waarschuwingslampje voor het ABS-systeem.
Nu zijn er maar een paar zaken wezenlijk van belang bij een auto, en een daarvan is dat de remmen het doen en, vooral ook, blijven doen. Maar met een vol programma moet je dan toch maar ruimte maken voor een bezoekje aan de garage. Dus ik stap een klein half uur later de garage binnen en meldt me aan de balie. Een vriendelijke meneer staat me te woord en zegt dat de werkplaats pas over drie kwartier tijd heeft om naar mijn probleem te kijken. Of ik dus een kop koffie wilde terwijl ik wachtte? Wetend welke zaken ik nog te regelen had besloot ik het er maar op te wagen en, in plaats van te wachten, nog snel een paar zaken af te handelen en dan later terug te komen.
Precies op het afgesproken tijdstip stap ik de showroom weer binnen en overhandig mijn sleutels. Met een kop koffie in de hand ben ik even later verwikkeld in een levendige discussie met een aantal andere wachtenden aan de leestafel. Over de functie van kleuren in de moderne schilderkunst, over Rudolf Steiner, en over medische missers en de arrogantie van bepaalde specialisten. Hoe we er allemaal op kwamen weet ik niet eens meer, maar een voor een werden de anderen weggeroepen en bleef ik moederziel alleen achter. Een klein kwartiertje later was ik aan de beurt en kwam de baliemedewerker me halen, een brede glimlach op zijn gezicht. ‘We hebben een klein probleempje Meneer de L’Ecluse…’ Ik trok een vragend gezicht en volgde de man terug naar de balie.
‘U komt binnen met een brandend lampje voor een storing in het ABS-systeem van uw auto, maar uw auto is helemaal niet uitgerust met een ABS-systeem! We hebben het voor de zekerheid nog even bij Citroën Nederland nagevraagd, en zij hebben ons de volgende uitdraai gestuurd.’ En op de kopie die de man laat zien is met een marker één zinnetje aangestreept: Géén ABS.
‘Maar waarom heb ik dan zo’n lampje, en waarom gaat het bovendien spontaan branden?’
Helaas moest men daar dus het antwoord op schuldig blijven en kon ik, na het achterlaten van drie tientjes voor het uitlezen van de boordcomputer weer huiswaarts keren. Mét een nog steeds brandend lampje overigens. Ze kunnen het lampje weliswaar verwijderen als ik dat zou willen, maar daarvoor moet het hele dashboard gesloopt worden, en dáár moet ik een aparte afspraak voor maken. Ik rij dus de komende tijd maar rond met een brandend lampje dat me waarschuwt voor een fout in een systeem dat mijn auto niet heeft. Het moet echt niet gekker worden!
04-12-08 II
Adrien de Witte, Meester en leraar
Ook al heeft het boekje dat voor me op tafel ligt maar een kleine 40 bladzijden, het is met liefde geschreven. Op de voorpagina prijkt een zwart-wit afbeelding van een van de Witte’s bekendste werken ‘Vrouw met rood corset’ (zie afbeelding) dat hij in 1880 op dertigjarige leeftijd schilderde en wat nu in het museum in Luik hangt.
Adrien de Witte werd in 1850 geboren in Luik, en de liefde voor de kunsten is hem werkelijk met de paplepel ingegeven. Zijn vader was schilder en zijn opa van moederskant was een verwoed verzamelaar van schilderijen. Op 16 jarige leeftijd begon Adrien lessen te volgen aam de Academie voor Schone Kunsten in Luik, en zijn werk valt meteen zodanig op dat de Academie hem nauwlettend blijft volgen.
In 1873 krijgt de dan 23 jarige Adrien een beurs van de Fondation Lambert Darchis, een organisatie die jonge mensen uit Luik en omgeving in staat stelt voor hun artistieke of religieuze vorming een tijdje in Rome te leven en/of te studeren, en vertrekt naar Italië In vogelvlucht bezoekt hij Venetië, Firenze en Rome. Rome bevalt Adrien echter zo goed dat hij een paar jaar later opnieuw naar Rome vertrekt, om er deze keer zes jaar te blijven. Dit tweede verblijf in Rome is een gelukkige, inspirerende en vruchtbare periode in het leven van De Witte, maar de angst om een besmettelijke ziekte op te lopen drijft hem in 1884 weer huiswaarts. Daar krijgt hij het aanbod om te komen doceren aan de Academie voor Schone Kunsten te Luik, maar De Witte weigert in eerste instantie. Hij wil liever naar Parijs voor zijn verdere ontwikkeling, maar in 1885 besluit hij toch maar het aanbod aan te nemen en keert terug naar zijn geboortestad.
Lesgeven wordt zijn grote passie, en Adrien stort zich vol ijver en overgave op zijn leerlingen en wordt door hen op handen gedragen. Zijn leerlingen zullen hem later omschrijven als een groot voorbeeld en de inspiratie die hen ‘naar zichzelf leerde kijken en over de eigen kwaliteiten leerde oordelen’. Voor zijn eigen productie betekent het professoraat echter een duidelijke vermindering, vooral op het terrein van zijn schilderijen. Hij schildert nog wel, maar de schilderijen vorderen slechts met, zoals Dechevalerie het omschrijft, ‘aristocratische traagheid’. Een beduidend hogere productie hebben zijn teken- en graveerkunst, een ander terrein waarop De Witte een Meester blijkt te zijn.
Buiten de Academie leeft en werkt De Witte als een enigszins gesloten en bescheiden mens. Hij leeft ook afgezonderd van de rest, en heeft weinig op met kunstenaars die vooral door geldelijk gewin schijnen te worden gedreven. De Witte doet daar niet aan mee, en dat is waarschijnlijk een van de oorzaken waardoor zijn naam en zijn kunst nu zo weinig bekendheid en waardering genieten. Toch is dat, in mijn ogen, volstrekt onterecht. Ik zie in zijn schilderijen een mens dat de natuur en het leven weergeeft zoals hij die ziet, zonder onnodige opsmuk en rekwisieten. Zijn kleuren zijn warm en helder en er spreek duidelijk een liefde uit voor zijn onderwerpen.
04-12-08
Adrien de Witte werd in 1850 geboren in Luik, en de liefde voor de kunsten is hem werkelijk met de paplepel ingegeven. Zijn vader was schilder en zijn opa van moederskant was een verwoed verzamelaar van schilderijen. Op 16 jarige leeftijd begon Adrien lessen te volgen aam de Academie voor Schone Kunsten in Luik, en zijn werk valt meteen zodanig op dat de Academie hem nauwlettend blijft volgen.
In 1873 krijgt de dan 23 jarige Adrien een beurs van de Fondation Lambert Darchis, een organisatie die jonge mensen uit Luik en omgeving in staat stelt voor hun artistieke of religieuze vorming een tijdje in Rome te leven en/of te studeren, en vertrekt naar Italië In vogelvlucht bezoekt hij Venetië, Firenze en Rome. Rome bevalt Adrien echter zo goed dat hij een paar jaar later opnieuw naar Rome vertrekt, om er deze keer zes jaar te blijven. Dit tweede verblijf in Rome is een gelukkige, inspirerende en vruchtbare periode in het leven van De Witte, maar de angst om een besmettelijke ziekte op te lopen drijft hem in 1884 weer huiswaarts. Daar krijgt hij het aanbod om te komen doceren aan de Academie voor Schone Kunsten te Luik, maar De Witte weigert in eerste instantie. Hij wil liever naar Parijs voor zijn verdere ontwikkeling, maar in 1885 besluit hij toch maar het aanbod aan te nemen en keert terug naar zijn geboortestad.
Lesgeven wordt zijn grote passie, en Adrien stort zich vol ijver en overgave op zijn leerlingen en wordt door hen op handen gedragen. Zijn leerlingen zullen hem later omschrijven als een groot voorbeeld en de inspiratie die hen ‘naar zichzelf leerde kijken en over de eigen kwaliteiten leerde oordelen’. Voor zijn eigen productie betekent het professoraat echter een duidelijke vermindering, vooral op het terrein van zijn schilderijen. Hij schildert nog wel, maar de schilderijen vorderen slechts met, zoals Dechevalerie het omschrijft, ‘aristocratische traagheid’. Een beduidend hogere productie hebben zijn teken- en graveerkunst, een ander terrein waarop De Witte een Meester blijkt te zijn.
Buiten de Academie leeft en werkt De Witte als een enigszins gesloten en bescheiden mens. Hij leeft ook afgezonderd van de rest, en heeft weinig op met kunstenaars die vooral door geldelijk gewin schijnen te worden gedreven. De Witte doet daar niet aan mee, en dat is waarschijnlijk een van de oorzaken waardoor zijn naam en zijn kunst nu zo weinig bekendheid en waardering genieten. Toch is dat, in mijn ogen, volstrekt onterecht. Ik zie in zijn schilderijen een mens dat de natuur en het leven weergeeft zoals hij die ziet, zonder onnodige opsmuk en rekwisieten. Zijn kleuren zijn warm en helder en er spreek duidelijk een liefde uit voor zijn onderwerpen.
04-12-08
woensdag 3 december 2008
De zoektocht naar A. de Witte
Ik hou wel van een beetje mysterie. En dat mysterie vond ik achterop een schilderij dat recent in mijn bezit kwam. Op de achterkant stond namelijk de volgende tekst: : ‘La Maison des Brasseurs à Anvers (17me siècle) d’apres un tableau de Henri de Braeckeleer (1840-1880) par A. de Witte’. Vertaald is dat: ‘(Interieur van) Brouwershuis te Antwerpen (17e eeuw) naar een schilderij van Henri de Braekeleer (1840-1880) door A. de Witte’.
Nu ben ik absoluut geen kunstkenner, maar het schilderij, olieverf op een paneel, spreek me erg aan. Het interieur is helaas wat aan de donkere kant, maar bepaald uitnodigend om er zomaar binnen te stappen. Ondanks dat mijn liefste het omschrijft als ‘te religieus’.
Maar wat doe je als je over een schilderij of een schilder iets meer wilt weten? Je duikt het internet op. De zoekterm ‘A. de Witte’ levert ruim 12.00 hits op, maar weinig die ook maar enigszins in de richting komen. En ik weet nog niet eens waar de voorletter A. voor staat. De connectie met België brengt me weer een stapje verder. De schrijver van een boekje over munten? Lijkt me onwaarschijnlijk, maar dan kom ik via een link naar een boekwinkel terecht in de wereld van de schilders. Er blijkt in Luik een schilder geweest te zijn die luisterde naar de naam Adrien de Witte (1850-1935). Daarmee wordt het zoeken meteen een stuk gemakkelijker, al blijft de te vinden informatie schaars. Maar met wat meer gegevens over de naam van de, potentiële, schilder van mijn schilderij, begint Google wat meer aanknopingspunten uit te braken. Ook kom ik nu afbeeldingen tegen van schilderijen van de man en, na wat dieper graven, zelfs bijgaand portret. Maar daar droogt de informatie al snel op. Als ik de schilderijen die ik heb gezien vergelijk met het mijne, zie ik duidelijke overeenkomsten, maar er is alvast één groot nadeel. Alle overige schilderijen zijn voluit gesigneerd en voorzien van een jaartal. Op mijn schilderij staat slechts een monogram zonder datum: de letter ‘W’ in een cirkel. Ook een zoektocht op internet levert weinig aanknopingspunten op, en ik besluit het op een andere manier te proberen.
De volgende dag brengt me naar het Van Abbe Museum. Weliswaar vooral gespecialiseerd in moderne kunst, maar ook in het bezit van een grote bibliotheek vol kunstboeken, die bovendien nog eens gratis toegankelijk te raadplegen is. Een vriendelijke dame bij de ingang verwijst me bij binnenkomst door naar beneden. Daar zit iemand die me verder kan helpen met alle vragen die ik maar mocht hebben. Ik daal de trap af en vind de meneer druk typend achter zijn computer. Hij legt me uit hoe ik zelf in hun systeem kan zoeken en me vooral tot hem te wenden als ik iets niet begrijp of een boek nodig heb dat in het magazijn ligt. De computer levert hier welgeteld één vermelding op: het boekje ‘Monographieen over Belgische Kunst’ door Charles Dechevalier uit 1949. Met de juiste codes in de hand is het boekje snel gevonden en ligt het op de leestafel voor me en begin ik te lezen. Mijn eerste stappen in het leven van een reeds lang geleden overleden, zo goed als vergeten en miskende Meester.
03-12-08
Nu ben ik absoluut geen kunstkenner, maar het schilderij, olieverf op een paneel, spreek me erg aan. Het interieur is helaas wat aan de donkere kant, maar bepaald uitnodigend om er zomaar binnen te stappen. Ondanks dat mijn liefste het omschrijft als ‘te religieus’.
Maar wat doe je als je over een schilderij of een schilder iets meer wilt weten? Je duikt het internet op. De zoekterm ‘A. de Witte’ levert ruim 12.00 hits op, maar weinig die ook maar enigszins in de richting komen. En ik weet nog niet eens waar de voorletter A. voor staat. De connectie met België brengt me weer een stapje verder. De schrijver van een boekje over munten? Lijkt me onwaarschijnlijk, maar dan kom ik via een link naar een boekwinkel terecht in de wereld van de schilders. Er blijkt in Luik een schilder geweest te zijn die luisterde naar de naam Adrien de Witte (1850-1935). Daarmee wordt het zoeken meteen een stuk gemakkelijker, al blijft de te vinden informatie schaars. Maar met wat meer gegevens over de naam van de, potentiële, schilder van mijn schilderij, begint Google wat meer aanknopingspunten uit te braken. Ook kom ik nu afbeeldingen tegen van schilderijen van de man en, na wat dieper graven, zelfs bijgaand portret. Maar daar droogt de informatie al snel op. Als ik de schilderijen die ik heb gezien vergelijk met het mijne, zie ik duidelijke overeenkomsten, maar er is alvast één groot nadeel. Alle overige schilderijen zijn voluit gesigneerd en voorzien van een jaartal. Op mijn schilderij staat slechts een monogram zonder datum: de letter ‘W’ in een cirkel. Ook een zoektocht op internet levert weinig aanknopingspunten op, en ik besluit het op een andere manier te proberen.
De volgende dag brengt me naar het Van Abbe Museum. Weliswaar vooral gespecialiseerd in moderne kunst, maar ook in het bezit van een grote bibliotheek vol kunstboeken, die bovendien nog eens gratis toegankelijk te raadplegen is. Een vriendelijke dame bij de ingang verwijst me bij binnenkomst door naar beneden. Daar zit iemand die me verder kan helpen met alle vragen die ik maar mocht hebben. Ik daal de trap af en vind de meneer druk typend achter zijn computer. Hij legt me uit hoe ik zelf in hun systeem kan zoeken en me vooral tot hem te wenden als ik iets niet begrijp of een boek nodig heb dat in het magazijn ligt. De computer levert hier welgeteld één vermelding op: het boekje ‘Monographieen over Belgische Kunst’ door Charles Dechevalier uit 1949. Met de juiste codes in de hand is het boekje snel gevonden en ligt het op de leestafel voor me en begin ik te lezen. Mijn eerste stappen in het leven van een reeds lang geleden overleden, zo goed als vergeten en miskende Meester.
03-12-08
Abonneren op:
Posts (Atom)