maandag 28 september 2009

Kolder in de kop

Het overviel ons zomaar afgelopen week. Onvoorbereid en onverwacht bekroop ons het onbedwingbare verlangen het land en het geleuter te ontvluchten in den vreemde. Omdat we vlak bij Eindhoven Airport wonen, togen we eerst daarheen, maar vanaf daar wordt alleen op zonbestemmingen gevlogen. Bovendien kennen ze ‘in de provincie’ een begrip als een echte last minute balie niet. Dus togen we naar Reisbureau van Gerwen, waar Monique de Munnik onze wens in daden wist om te zetten. Reisdoel werd Parijs, die andere lichtstad. En niet ‘par TGV’, zoals me donderdagavond nog werd gevraagd, maar gewoon ‘par Citroën’.

Jarenlang heeft Parijs de reputatie gehad een stad te zijn met chagrijnige obers en onvriendelijke service, maar tijdens ons bliksembezoek bleek eerder het tegenovergestelde. Ons hotel lag middenin de wijk ‘Le Marais’, met op nog geen tien meter lopen op beide straathoeken een café/brasserie. Kostje gekocht dus. Het weer werkte bovendien ook nog eens mee met overdag hoge temperaturen en overvloedige zonneschijn die slechts tegen het vallen van de avond noopte tot het aantrekken van een vest of trui. Maar met een ‘Pression’ en een ‘Sancerre’ voor ons op tafel was het zelfs op het terras tot in de late uurtjes prima uit te houden.

De zaterdag was voor een zéér selectieve bezichtiging van de stad en familiebezoek, want het roemruchte geslacht de L’Ecluse is niet alleen berucht, maar minstens even wijdverbreid. Nazaten zijn overal op de aardbol te vinden, en niet in de laatste plaats aan de oevers van de Seine.

Het is opvallend dat door de hele geschiedenis van de familie een aantal beroepen steeds weer de kop opsteken. Zo was er de beroemde Charles de L’Ecluse (Arras 19 februari 1526 – Leiden 4 april 1609), die in 1593 tot professor werd benoemd aan de Universiteit van Leiden, en gezien wordt als de grondlegger van onze hedendaagse tulpenkwekerij en bollenindustrie. Latere nazaten legden zich ook toe op plantengroei, maar deze kon zich verheugen op constante interesse van, vooral, de Franse justitie. Een ander beroep dat regelmatig in de stamboom voorbij komt, is dat van herbergier. Een beroep dat ook nog heden ten dage door de familie wordt uitgeoefend. Zo is er o.a. een gelijknamig hotel in een wijndorpje aan de Moezel in Luxemburg, een camping in de Drôme, en een wijnbar op 15, Quai des Grands Augustins, waar vele grote artiesten hebben opgetreden: Marceau, Barbara, Brel, Ferré, Lama, Devos en Noiret. Maar onze korte reis was niet geheel bedoeld als gastronomisch. Een net zo belangrijk deel was ook bedoeld om ‘uit te waaien’ en het hoofd weer even leeg te maken. En dat is proefondervindelijk het best te realiseren door op een zonnig terras neer te strijken en het drukke leven aan je voorbij te zien trekken.

Gezeten op één van de vele beroemde terrassen die Parijs rijk is, ‘Le Chat Noir’ op Bvd Sebastopol in dit geval, viel ons oog op een ander hoopvol stemmend ondernemersinitiatief. Het vaart wel onder de naam ‘4 roues sous 1 parapluie’ (4 wielen onder 1 paraplu) en biedt de mogelijkheid om de highlights van Parijs te aanschouwen vanaf de achterbank van een heuse 2CV! En dat het populair is onder toeristen bleek uit de gestage stroom van lelijke eendjes die aan ons terras voorbij hobbelden.

De hernieuwde kennismaking met Parijs was ‘just what the doctor ordered’. Ik vraag me alleen af of ‘Monsieur Le Docteur’ ook de Mojito als medicijn zou hebben voorgeschreven die bij mijn liefste bijna het licht uitdeed zaterdagavond. Hij zou ongetwijfeld de hoeveelheid Sancerre hebben afgeraden die eraan vooraf ging. Gelukkig bleven de gevolgen beperkt tot wat door een goede nachtrust en een stevig ontbijt volledig teniet kon worden gedaan.

28-09-09

maandag 21 september 2009

Normbesef

Adviesbureau KPMG heeft een onderzoek gedaan naar het normbesef van afgestudeerde studenten, en de uitkomsten tonen aan dat het met dat normbesef maar povertjes gesteld is!
Afgestudeerde starters verkiezen namelijk, als er een belangrijke beslissing moet worden genomen, eigenbelang boven het algemene belang of het belang van de onderneming.
Afgestudeerden hebben bovendien weinig oog voor de belangen van collega’s en maatschappelijke problemen; noch vertonen ze grote loyaliteit jegens werkgevers. ‘Ze worden te veel gedreven door een snelle carrière, inkomen en status’, zo klagen bedrijven.

Doekle Terpstra, voorzitter van de HBO-raad, reageert geschokt op de uitkomsten van
het onderzoek, maar vindt het te gemakkelijk om voor de oplossing alleen maar naar het onderwijs te kijken. ‘Ik vraag me af of normbesef wel zo hoog op de agenda staat bij bedrijven als bedrijven zelfs mensen moeten ontslaan die de regels overtreden. Hoe kan het dan dat deze mensen zijn binnengekomen in het bedrijf? Misschien gaat er ook iets mis bij de wervings- en selectieprocedure.’

Voor het ontstaan van deze problematiek moet de hand door zowel bedrijven als het onderwijs vooral in eigen boezem worden gestoken. In het onderwijs zijn normen en waarden, alhoewel deze hoog op de publieke agenda stonden, vaak afgedaan als ouderwets en traditioneel ‘gezeur’. Het codewoord was vrijheid, en elke manier om die te uiten of te verwerven leek gedoogd te worden. Bedrijven moeten vooral kijken naar het beeld dat ze zelf naar buiten hebben gebracht. In de berichtgeving over bedrijven ging het vooral over hoge winsten, topsalarissen en gigantische bonussen, maar nauwelijks over mensen, maatschappij of onderlinge verhoudingen. Gecombineerd leiden beide tot de problemen die we nu over de hele breedte in de maatschappij kunnen waarnemen.

De reactie van Terpstra is echter wel erg gemakkelijk: ‘Dan hadden bedrijven zelf maar beter moeten opletten..’. De houding van de jonge generatie, hun definitie van succes, èn de manier waarop deze generatie aankijkt tegen maatschappelijke problemen is een probleem wat ons allemaal aangaat. Het gaat namelijk om de generatie die het geld moet gaan verdienen om ons allemaal uit de crisis te halen en de toekomst van onze verzorgingsstaat enigszins veilig te stellen. Maar een generatie die niet is grootgebracht met een gevoel van solidariteit en alleen denkt aan het eigen (financiële) belang, stemt niet erg hoopvol.

Zijn dergelijke problemen op te lossen? Natuurlijk! Door vooral zelf het goede voorbeeld te geven. Bedrijven zullen zelf moeten laten zien dat winstmaximalisatie niet louter het uiteindelijke doel is, maar dat er ook oog dient te zijn voor collega’s, een goede werksfeer en de verantwoordelijkheid die elk mens heeft ten opzichte van zijn medemens en zijn omgeving. Pas als dergelijk gedrag werkelijk de norm is waarop werknemers worden geselecteerd èn beoordeeld, zal de jonge werknemer zich aanpassen en het gewenste gedrag laten zien. Het onderwijs moet hen daar echter op voorbereiden, in een grotere mate dan dat nu gebeurt. Als deel-opvoeders van de jeugd zullen ze onze kinderen moeten leren zichzelf af te vragen of maatschappelijk succes alleen maar wordt bepaald door welke auto je rijdt, hoe groot je plasma TV wel niet is, of hoeveel je kunt zuipen. Succes in een samenleving zou gedefinieerd moeten worden aan de bijdrage die een individu toevoegt aan het geheel, zowel in monetaire of in fysieke zin. Slechts het eigen belang centraal stellen, naar voorbeelden die hen dagelijks door ons allen worden voorgeschoteld leidt slechts, zoals we overal om ons heen kunnen zien, tot een samenleving die intolerant, agressief en egoïstisch is. ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’ zei mijn grootvader altijd terwijl hij nog een borreltje inschonk. Laten we daar dus mee beginnen in plaats van de schuld nu bij de jeugd neer te leggen. Zij handelen tenslotte precies zo als wij hen hebben geleerd.

21-09-09

zaterdag 12 september 2009

FF DIMMEN

Ik ben al nooit een verwoede vergadertijger geweest, maar door het aantal vergaderingen dat ik de laatste week heb mogen bijwonen, ben ik weer voor een hele lange tijd genezen. Want bij vergaderingen wordt voornamelijk gepraat, véél gepraat, en ik ben nu eenmaal meer van het doen.

Een ander punt waarom ik niet zo’n fan ben van vergaderingen, is dat er meestal wordt gesproken over problemen in plaats van over oplossingen. Soms wordt ook nog geconstateerd dat de deelnemers aan de vergadering niet over de vereiste deskundigheid beschikken en er een deskundige moet worden gezocht om die lacune op te vullen. Gevolg: vertraging en nog meer vertraging.

Waarom is het toch zo moeilijk om te dimmen? Om te denken in mogelijkheden? Voor veel problemen is de oplossing vaak een kwestie van het gebruiken van je gezonde verstand en het toepassen van enige logica. Om te bedenken waar bijvoorbeeld startende ondernemers behoefte aan hebben, behoef ik niet zo heel ver te kijken: ik ben er tenslotte zelf een. Bovendien heb ik in mijn directe omgeving nog zo’n veertig andere startende ondernemers, dus als ik ergens over twijfel kan ik vrij simpel een kleine steekproef houden. Maar nee, de probleemstelling ging niet over mij, omdat ik me boven het target-gebied van MBO+ zou bevinden. AAARGH!

Ik heb altijd geleerd dat je een bepaalde hoeveelheid van je beschikbare tijd aan vrijwilligerswerk dient te besteden, mijn grootvader omschreef dat heel deftig als ‘liefdadigheid’, en daar probeer ik me dan ook aan te houden. Jammer is alleen dat de ‘opbrengst’ van die tijd vaak teniet wordt gedaan door het eindeloze overleggen en nadenken. Zo ben ik o.a. betrokken bij een vereniging waarvan het ledental inmiddels behoorlijk is vergrijsd, en waar plannen moeten worden gemaakt om dat tij te keren. Ruim anderhalf jaar wordt daar nu over gesproken, zònder dat er (zichtbaar) dingen zijn veranderd. En afgelopen week had ik er even helemaal genoeg van. Vanuit mijn hart heb ik toen een brief geschreven, waarin ik aandrong op actie in plaats van overleg, en blijkbaar raakte ik daarbij een gevoelige snaar. In een haastig bijeengeroepen vergadering kreeg ik vervolgens het groene licht om een aantal van de door mij voorgestelde veranderingen in gang te zetten. Het kan dus wel, mits je het zelf ook even doet.

Dezelfde week kwam ik uit een andere vergadering met een positief gevoel. Zoals wel vaker was het napraten een stuk productiever en interessanter dan de vergadering zelf, maar ik nam een aantal dingen mee naar huis die me hoopvol stemden. Het jammere is echter dat we voor veranderingen en voorgang in die situatie afhankelijk zijn van politieke steun en geld. Vergeet het dus maar als je tempo en vooruitgang wilt boeken; voor het ambtenarenapparaat tot een initiële beslissing is gekomen ben je al gauw maanden verder, en die maanden heb ik niet.

Optimist als ik ben, geloof ik in het al eerder aangehaalde dogma van ‘Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan!’. Ik ga dus proberen om het goede idee, afkomstig bovendien van een hoge ambtenaar van de gemeente zelf, van de grond te krijgen nog vòòr de Sint in het land verschijnt. Ambitieus? Absoluut. Onmogelijk? Waarschijnlijk, maar ik ga er mijn uiterste best voor doen om het toch geregeld te krijgen. Met een beetje goede wil is tenslotte alles mogelijk, dus ook een positief initiatief zou tot de mogelijkheden moeten behoren. Opvallend darbij is ook dat ik een dergelijk idee, een aantal dagen eerder, ook besprak met iemand anders die helemaal los staat van het latere overleg. Je zou daaruit kunnen concluderen dat er ruimte en mogelijkheden voor een dergelijk initiatief zouden zijn, maar alle betrokkenen ervan overtuigen dat die ruimte er ook daadwerkelijk is, vergt weer een heel andere aanpak. Gelukkig bood de krant me deze morgen een handvat om te gebruiken in bovenstaande situaties. De kreet ‘En nu ff dimmen!’, denken in mogelijkheden in plaats van denken in problemen (dippen), biedt een uitgelezen kans om tijdens vergaderingen alle neuzen weer één kant op te krijgen en de effectiviteit van die vergaderingen behoorlijk te vergroten. Heerlijk zo’n kreet!

12-09-09

maandag 7 september 2009

Zwijgen

Bepaalde herinneringen komen zomaar op, en andere worden getriggerd. Een herinnering die getriggerd werd, kwam vanmorgen spontaan op toen ik de column van Rob Hoogland las. Al jaren had ik niet meer aan de man en zijn diepe stem gedacht, maar opeens was hij er weer: Meneer Beuvens, schoolhoofd van een middelbare school in Rotterdam, een van de vele middelbare scholen die ik met mijn aanwezigheid heb mogen verblijden overigens.

Ik vraag me wel eens af of een docent zich bezig houdt met hoe hij of zij later door de leerlingen herinnerd zou willen worden. Zouden ze daar mee bezig zijn? Ik heb aan een aantal van het peloton leraren dat ik voorbij heb zien komen duidelijke herinneringen, andere weet ik hoegenaamd niets meer van. En bij nadere reflectie zijn mijn herinneringen erg sterk beïnvloed door hoe ik me destijds voelde, door hoe ik de wereld destijds zag. Dat houdt dus in dat mijn herinneringen danig gekleurd zijn, en veel docenten er minder rooskleurig op kunnen staan dan ze feitelijk zouden verdienen, want ik was vooral een ‘Angry Young Man’ back then. Bij Meneer Beuvens echter, herinner ik me vooral twee dingen: zijn grote zwarte André vd Louw-achtige snor en zijn galmende kreet door de gangen: ‘ZWIJGEN!’

Achteraf denk ik aan de man terug als een vriendelijke, maar enigszins strenge man. Als hij door de gangen liep had hij altijd een stapel papieren of boeken onder zijn arm. Ik geloof niet dat ik hem ooit zònder heb gezien, en àls hij rondliep wenste hij stilte in de gangen, doodse stilte.

Raar eigenlijk, dat ik aan Beuvens moest denken door een column die totaal ergens anders over ging, maar ik snap de link wel. Ik vroeg me namelijk af of JP tijdens de ministerraad rond had gelopen met een stapel papieren onder zijn arm toen de vraag van de PVV besproken werd omtrent de kosten van de immigratie. Was het alleen zijn beslissing, of waren ze het er gezamenlijk over eens dat die beerput niet open mag? Ik denk het laatste, want ik zie JP nog niet zo gedecideerd rondlopen. Ik zie wel het gekibbel aan tafel voor me. Ministers en staatssecretarissen die druk debatteren over het wel of niet openbaar maken van de kosten, en een JP die geërgerd kijkend rondloopt en koffie bijschenkt. Zou JP in staat zijn om de zaal in één keer stil te krijgen zoals Beuvens dat kon? In zijn nabijheid begon je als vanzelf al zachter te praten, iets wat JP bij mij in ieder geval al niet afdwingt.
Ik denk trouwens dat het de stemmen van Bos, Hirsch Ballin en Donner waren die de doorslag hebben gegeven, niet die van JP.

Maar wat nu? Los nog even van de vraag of de vraag terecht of opportuun is te noemen, het kabinet bepaalt met deze weigering tot antwoorden de tendens van de discussie over die kosten op een negatieve manier. Door te blijven zwijgen zullen mensen tenslotte denken dat er, blijkbaar, iets te verbergen valt, terwijl we het antwoord eigenlijk allemaal allang weten. Maar door niet te antwoorden wordt niet alleen aan de wortels van de democratie gezaagd, er wordt ook een zéér bedenkelijk precedent geschapen. Nogmaals, los van het feit of de vraag ethisch juist of zelfs maar verantwoord was of niet.

Eberhard van der Laan doet er dus het zwijgen toe, net als wij destijds. Maar of het om dezelfde soort redenen is waag ik te betwijfelen.

07-09-09

zaterdag 5 september 2009

Tijdsverschil

Tijdsverschil is zo’n fenomeen waar we allemaal wel eens mee te maken hebben gehad. Bij terugkeer per vliegtuig vanuit een verre bestemming bijvoorbeeld. Bij mij zit het tijdsverschil er genetisch ingebakken en (ont)regelt het voortdurend de vruchtbare samenwerking tussen mijn hoofd en mijn lijf.

Met het soort hersenen dat mij is toebedeeld is het lastig pruimen eten. Ze lopen namelijk standaard vòòr op de rest. Soms een paar uur, maar meestal is dat voorlopen beter te berekenen in dagen of zelfs weken. Zo willen mijn hersenen nooit tot rust komen als het donker is, en net zo min op gang komen als de haan van de buren heeft gekraaid. En dat is alleen nog maar de dyssynchronisatie binnen één dag. Het lijkt wel alsof mijn grijze massa er genoegen in schept juist datgene te willen doen waar de rest van de wereld op hetzelfde moment helemaal niet aan wil denken of de eerste uren nog niet aan toe is.

Van een oudoom heb ik altijd geleerd dat je van een nood een deugd moest maken. Dat leek op zich een wijze levensles, tot ik er achter kwam dat hij het letterlijk bedoelde. De man heette Deugd van achter, en trouwde in zijn jonge jaren (gedwongen, dat dan weer wel) met buurmeisje Nood. Toch heb ik die levensles ergens in mijn geheugen opgeslagen en probeer er naar te leven. De maatschappij biedt tenslotte voldoende momenten om het credo te hanteren van ‘als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan!’. Nu is voor een tekstschrijver is het vullen van een leeg vel met letters en woorden zijn broodwinning, en vrijwel niemand staat er bij stil, of interesseert het een zier, op welk tijdstip van de dag die letters geproduceerd worden. Voor mij dus de vrijheid om te schrijven op het moment dat de inspiratie mij overvalt; en meestal is dat op de meest ongunstige momenten.
Gelukkig ben ik daarin niet de enige. In de column van Heleen van Rooyen lees ik dat ook zij regelmatig tot wakker zijn wordt gedwongen door een overactief brein, maar tot een poging tot conversatie met de ING Buddy op MSN is het bij mij nog nooit gekomen gelukkig. Het gevoel van onrechtvaardigheid, wanhoop en onrust ken ik maar al te goed. Er zit iets in je hoofd dat eruit moet, en dan maakt het niets uit op welk moment van de dag, en meestal dus de nacht, het zich aandient.

Uit ervaring weet ik echter dat hetgeen zich ’s nachts aandient doorgaans van een betere kwaliteit (b)lijkt te zijn dan hetgeen er onder tijdsdruk overdag dient te worden uitgeperst. Het verschil in kwaliteit, en vaak ook kwantiteit overigens, zal wel te vinden zijn in de factor ‘tijdsdruk’, edoch vermoed ik dat het niet worden afgeleid door verplichtingen, zeurende secretaresses of luidruchtige buren óók hun bescheiden rol in het proces spelen. Feit blijft dat het leven en lijden van een kunstenaar bepaald niet over de Rozengracht gaat. De inspanningen die de tekstschrijver zich moet getroosten om tot resultaat te komen voltrekken zich doorgaans in de afzondering van diens onderkomen, en dientengevolge onttrekken ze zich aan het oog van de natie. Nu ben ik uitgerust met een brein dat ook op commando en ‘à la minute’ nog wel een snedig verweer weet te produceren, maar dat is en blijft toch iets heel anders dan wat de toetssteen der zelfkritiek doorgaans kan doorstaan. Die zorgt er namelijk voor dat een tekst, geproduceerd op het moment dat den volke ook aan de arbeid is, nog minstens twee keer geredigeerd èn herschreven moet worden.

Mijn liefste, die zich overigens sinds vandaag om volstrekt onduidelijke redenen opeens‘Gerda’zegt te willen noemen, snapt ondertussen niets meer van mijn dagelijkse ritme. Doorgaans minstens een uur eerder uit de veren dan zij, kan ik een hele dag lopen ‘aanlummelen’ rond een opdracht om dan op het moment dat zij de echtelijke sponde wenst in te duiken, opeens een vlaag van onbedwingbare inspiratie te ontwikkelen waaraan ter plekke dan ook gehoor dient te worden gegeven. Ik heb één keer de euvele moed bijeen geraapt om omzichtig te protesteren met cliché’s als ‘Inspiratie kent geen tijd..’ en ‘Ja maar schat, jij moet er toch ook van eten?’, maar mijn ‘Gerda’ weet dergelijke futiele pogingen doorgaans een héél precies de grond in te boren met een opmerking over de verhouding tussen inspiratie en transpiratie, welke in mijn geval op beide fronten niet geheel positief uit de verf komen in haar optiek.

In dergelijke gevallen trek ik mijn meestal mijn creatieve ‘keutel’ dan maar braaf in en volg haar naar de slaapkamer. Een enkele keer, bevangen door overmoed, weersta ik haar standvastig en kruip achter de pc die in de ruimte naast de slaapkamer staat. Zo ook afgelopen nacht, en ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat mijn Gerda’ haar ongenoegen over het ontbreken van de huwelijkse bedverwarming extra kenbaar wilde maken door op extreem volume nasale geluiden te produceren. Ik heb het een uurtje aangehoord en het schrijven vervolgens maar opgegeven. Vreemd blijft het wel dat het geluid terstond verstomde toen ik tegen haar inmiddels warme rug aankroop.

05-09-09