donderdag 25 november 2010

Meet the Judge

‘Rechters zijn ook maar gewone mensen.’ Met die gedachte reed ik gisteravond na ‘Meet the Judge’ terug vanuit het Paleis van Justitie in Den Bosch. ‘Meet the Judge’ is een initiatief van de rechtspraak waarbij de ontmoeting en het gesprek met de burger voorop staat.

Maar liefst twintig rechters, actief in het familie-, straf-, civiel- en arbeidsrecht, hadden zich in Den Bosch vrijwillig aangemeld om ons, gewone burgers, een inkijkje te geven in hun wereld en dagelijkse praktijk. Aan de hand van een aantal voorbeeldthema’s werd het toegestroomde publiek een handvat gegeven om de discussie op gang te brengen. Maar dat bleek al snel onnodig. Aan de diverse tafels werd al spoedig zo levendig gediscussieerd dat het strak vasthouden aan de thema’s door de organisatie wat mij betreft eerder belemmerend dan stimulerend werkte.

Onder de gespreksonderwerpen die de revue passeerden, werd vooral het invoeren van minimumstraffen voor vergrijpen uitvoerig besproken. Daar bleken de meeste rechters niet onverdeeld blij mee. Vooral niet, zoals een van de rechters stelde, als dat zou leiden tot een situatie waarin de rechter de mogelijkheid verliest om alle omstandigheden en feiten rondom de voorliggende zaak mee te kunnen wegen in het uiteindelijke oordeel. Met een praktijkvoorbeeld toonde deze rechter bovendien aan dat, als je werkelijk alle feiten rond een zaak kent en meeweegt, het vormen van een objectief oordeel vaak helemaal niet zo zwart/wit en eenvoudig blijkt te zijn als mensen denken en ons in de media wordt voorgespiegeld.

Ook de positie van het slachtoffer in het strafproces was een veelvoorkomend gespreksonderwerp. Persoonlijke emoties waren daarbij soms maar moeilijk te onderdrukken. Toch leverde de discussie over hoe je het best recht kun doen aan het slachtoffer, op zowel het gebied van financiële als emotionele schade, een hoop nieuwe gezichtspunten op die uitnodigen om er nog eens wat uitgebreider over na te denken. Duidelijk is mij inmiddels wel dat een uitgebreide financiële tegemoetkoming misschien een goede oplossing lijkt, maar dat daarmee de aangerichte emotionele schade (die vaker veel groter en ingrijpender is dan de financiële schade, en bovendien lastig in een bedrag is uit te drukken) geenszins wordt opgelost.

Opmerkelijk vond ik sommige uitspraken over het spreekrecht dat slachtoffers in bepaalde strafzaken hebben. Hier blijkt binnen de rechterlijke macht toch nogal verschillend gedacht te worden. In basis lijkt er wel consensus over het feit dat het voor de rechtsgang om meerdere redenen goed is om het slachtoffer aan het woord te laten over welke impact het misdrijf op zijn of haar leven heeft gehad. Over de tijd die een dergelijke verklaring in beslag neemt en de inhoud en verwoording ervan heb ik uiteenlopende opvattingen kunnen beluisteren,

“Meet the Judge’ is voor mij een initiatief dat het waard is herhaald te worden. De mogelijkheid om rechters buiten een rechtszaal allerhande vragen te kunnen stellen die ook nog eens open en eerlijk beantwoord worden, heb je niet elke dag. Mij is uit de gesprekken en de vele vragen en antwoorden wel duidelijk geworden dat rechtspraak mensenwerk is. Ook duidelijk is dat de rechters er alles aan doen om fouten te voorkomen, maar dat geen enkel rechtssysteem onfeilbaar is. Ongeacht ‘public opinion’ kon ik bij de rechters die ik gisteren de eer had te spreken niets ontdekken van ivoren torens of enige vorm van vooringenomenheid. Ik vond ze juist warm, belangstellend, oprecht geïnteresseerd en blijk gevend van een heldere kijk op wat er in de maatschappij zoal speelt.

25-11-10

maandag 22 november 2010

Geluk

Een in het geheel niet representatieve steekproef onder de vele wervende mails en LinkedIn berichten vol goedbedoelde adviezen van de afgelopen week heeft het aangetoond: het hoogste doel tegenwoordig is te streven naar authenticiteit en een voortdurend gevoel van geluk. En we moeten vooral samen gelukkig zijn.

Tijdens ‘Eindhoven in dialoog’ werd de vraag gesteld hoe mijn ‘Stad van de toekomst’ eruit zou zien. Uit de antwoorden van de overige deelnemers maakte ik op dat ze vooral gelukkig werden van begrippen als groen, samen, sociaal en verantwoord. Allemaal vreselijk PC, maar ik kreeg er onbedaarlijke jeuk van.

Wikipedia zegt over geluk: ‘Geluk (of gelukkig zijn) kan gedefinieerd worden als het tevreden zijn met de huidige levensomstandigheden of met het leven zoals zich dat nu presenteert. Hierbij kunnen er diverse positieve emoties aanwezig zijn, zoals vreugde, vredigheid, ontspannenheid en vrolijkheid.’
Opmerkelijk is wel dat er aan wordt toegevoegd: ‘Onderzoek duidt er op dat geluk voor ongeveer de helft erfelijk bepaald is. De rest van de verschillen wordt veroorzaakt door invloeden uit de omgeving.’

In de Oosterse filosofie wordt het ultieme geluk pas bereikt na het loslaten van verlangen en het afstand doen van alle aardse bezittingen en pleziertjes. Maar, alhoewel ik uit eigen ervaring weet dat we veel van de spullen om ons heen best kunnen missen, word ik van een al te karig bestaan ook bepaald niet gelukkiger. Zeker niet als ik daarbij ook nog moet gaan mediteren.

Geluk zit voor mij in heel andere dingen. En daarbij gaat het voornamelijk om kwaliteit en niet zozeer om kwantiteit. Zo kan ik intens gelukkig worden van een goed diner met vrienden of een totaal onverwachte ontmoeting. Ik kan volmaakt tevreden huiswaarts keren als ik een goed gesprek heb gehad, ongeacht of dat gesprek nu daadwerkelijk resultaat heef opgeleverd. Geluk zit hem voor mij ook in gegrilde kip, knapperig vers brood, een goed boek, een film die me raakt, of in het simpele feit dat het licht aangaat als ik de schakelaar omzet.

In mijn leven heb ik meerdere en langdurige periodes gekend waarin ik, soms letterlijk, moest knokken om mijn hoofd boven water te houden en te overleven. Periodes ook, waarin ik niets meer had dan de kleren die ik op dat moment droeg. Ik ben al die perioden te boven gekomen door te (leren) geloven in mezelf, mijn eigen kracht en mijn vermogen om zelfs de grootste tegenslag te overwinnen. Ook al vertelde de omgeving me vaak dat ik het vreselijk mis had en het niet zou redden. Toch heb ik dat alles overleefd, en ben ik gekomen waar ik nu ben. Is dat dan geluk?

Voor mij is geluk te vinden in kleine en alledaagse dingen. Het zit allang niet meer in wereldwijd succes, die grotere auto of die dikbetaalde baan. Geluk zit hem veel meer in een spontane glimlach van de voorbijganger op straat, de kleurverandering van de blaadjes in het bos, ’s ochtends wakker worden in een witte wereld, een nieuw verworven inzicht, en die spontane verwarring op een gezicht als je spontaan de deur voor iemand opent. In een weekend weg met mijn geliefde, maar net zo goed in het deelgenoot zijn van het succes van anderen. In mensen die zichzelf hebben overstegen en, against all odds, datgene voor elkaar hebben gekregen waarvan ze altijd droomden.

Natuurlijk zijn er ook in mijn leven een aantal zaken die ik graag anders zou zien. Maar wat ik ook probeer, de wereld weigert zich nog steeds (volkomen onbegrijpelijk overigens) om zich te schikken naar wat ik nu eigenlijk wil. Ik moet dus, net als iedereen, keihard blijven knokken voor elke stap voorwaarts of opzij. Dat het mij daarvoor ter beschikking staande gereedschap soms anders is dan men vaak denkt, maakt het behaalde resultaat alleen maar zoeter.

22-11-10

maandag 8 november 2010

Geloofwaardigheid

Dr. Phil onderstreept zijn geloofwaardigheid altijd door te herhalen dat hij zijn vak al meer dan dertig jaar uitvoert. Dat blijkt zijn kijkers ervan te moeten overtuigen dat de man precies weet wat er aan de hand is en hoe je dat weer kunt oplossen. Peter R. de Vries hoorde ik bij DWDD een tijdje geleden precies hetzelfde beweren. Ook hij steeg daarmee bepaald niet in mijn achting.

Het woordenboek omschrijft geloofwaardigheid als ‘geloof, vertrouwen verdienend’. Helaas staat er dan weer niet bij hoe je zoiets moet aanpakken. Want hoe kom je in hemelsnaam geloofwaardig over? Hoe kun je een ander, zonder daarbij excessief geweld te gebruiken, ervan doordringen dat diegene juist jou moet kiezen uit al die concurrenten?

Een deel van de oplossing schuilt in het voldoen aan verwachtingen. Verwachtingen die de ander heeft van en het soort werk wat je doet, en de soort persoonlijkheid die daar dan bij hoort. Daarbij horen, haast vanzelfsprekend, ook een hele rits aan ver- of vooronderstellingen, bijvoorbeeld op het gebied van kleding, en zelfs in welk soort auto je jezelf verplaatst. Zo komt een schilder een stuk geloofwaardiger over als hij in een busje of bestelauto komt voorrijden en zich in een overall vol verfvlekken komt melden voor een klus. Een geheel ander verhaal dient zich aan als hij in een vette BMW aan komt scheuren en zich in driedelig grijs presenteert.

Diep in ons hart weten we allemaal dat dergelijke vooronderstellingen het leven wat makkelijker maken, maar dat het slechts een dun vernislaagje betreft. Iemands uiterlijke verschijning zegt immers niets over diens vakbekwaamheid en vermogen om de klus tot een goed en bevredigend einde te brengen. Daarvoor moet je kijken naar eerdere prestaties en eventuele referenties, en op basis daarvan vertrouwen op een goede afloop.

Een tijd geleden werd ik op een bijeenkomst aangesproken door een jongedame die mij, redelijk hautain, vroeg waar ik mij zoal mee bezig hield. Ik vertelde haar dat ik teksten schrijf, waarop zijn me haast verordonneerde om reeds de volgende ochtend vroeg haar mailbox te vullen met enkele proeven van mijn bekwaamheid, daar zij toevallig net bezig was een selectie te maken uit enkele tekstschrijvers voor een ‘uiterst interessante klus’. Ik kan me niet herinneren die avond erg veel te hebben gedronken, maar op de een of andere manier is het me ‘spontaan ontschoten’ om aan haar zo korte en duidelijke verzoek te voldoen. Vertrouwen werkt tenslotte twee kanten op, en het enige vertouwen dat ik na dat korte gesprekje kon opbrengen was in het feit dat zij en ik, binnen de kortste keren, vreselijke ruzie zouden krijgen.

Ik weet niet of ik altijd even geloofwaardig op anderen overkom. Ik ben daar ook nooit zo mee bezig. Ik weet dat ik mijn vak in redelijke mate beheers, en kan dat ook behoorlijk goed overbrengen. Maar voldoen aan het beeld van een succesvol tekstschrijver zal me wel nooit lukken, want daar heeft men wel heel uiteenlopende ideeën over. Die ideeën lopen van uitermate zakelijk, tot een dermate ultieme excentriciteit die zelfs mij te ver gaat. Ik blijf dus maar gewoon zo dicht mogelijk bij mezelf. Alleen dan kan ik laten zien wie ik ben en wat ik allemaal in huis heb. Dat een ander er moeite mee heeft mijn vele talenten met elkaar te combineren, kan ik alleen maar wegnemen als die ander bereid is zijn eigen vooroordelen kritisch te bekijken.

08-11-10

maandag 1 november 2010

Krom

Volgens de definitie is taal het stelsel van klanken, letters, woorden en grammatica dat mensen gebruiken om met elkaar te communiceren. De taal die mensen onderling met elkaar spreken is daarmee een levend en dynamisch gegeven, waaraan steeds nieuwe woorden en begrippen worden toegevoegd al naar gelang daar de behoefte aan ontstaat.

Deze nieuwe woorden zijn niet altijd correct, maar blijven toch bestaan, ook al weet iedereen dat ze niet kloppen. Een voorbeeld daarvan is het woord ‘indiaan’. Dat hebben we te danken aan Columbus, die probeerde een andere route naar Azië te vinden. Toen hij landde in wat we nu Amerika noemen beschreef hij, denkend dat hij héél ergens anders was, de plaatselijke bevolking als indianen. De term is sindsdien een heel eigen leven gaan leiden, en mensen die zodanig worden aangemerkt hoeven tegenwoordig geen enkele link met het oorspronkelijke land te hebben. Integendeel zelfs.

Andere woorden worden vrij stelselmatig verkeerd gebruikt. Veelvoorkomende voorbeelden daarvan zijn woorden als hypotheeknemer en hypotheekgever. Desgevraagd zullen de meeste mensen zichzelf als hypotheeknemer omschrijven en de bank als hypotheekgever, maar de waarheid is precies andersom. De hypotheeknemer is de geldgever, en de hypotheekgever is juist de geldnemer.

Opvallend is het ook, als opeens blijkt dat er situaties zijn waar de taal juist helemaal geen woorden voor kent. Als je beide ouders komen te overlijden ben je een wees. Als je bent getrouwd en je partner ontvalt je, ben je weduwe of weduwnaar. Voor ouders die een kind hebben verloren, zo’n beetje het ergste wat je als mens kunt overkomen, blijf het echter bij de omschrijving ‘ouders die hun kind hebben verloren’. Ik vind dat vreemd.

Bij mensen met het syndroom van Asperger, wordt gesproken van een pervasieve (=diep doordringende) ontwikkelingsstoornis gesproken, terwijl er geen sprake is van een hersenbeschadiging. Het wordt dus een stoornis genoemd omdat iemand anders in elkaar steekt, en anders op de wereld reageert, dan anderen.

Eenzelfde soort gedrag krijg je volgens mij ook te zien als je een willekeurige ‘indiaan’ vanuit de binnenlanden transplanteert naar een grote stad of, precies tegenovergesteld, een westerling neerzet tussen een meer traditioneel levende stam. Het tenenkrommende resultaat daarvan kunnen we wekelijks zien in programma’s als ‘Groeten uit de Rimboe’. Een titel die, op zich al, een classificatie geeft over hoe er over die traditionele volken, en hun leefgebied, wordt gedacht. Bovendien beschikken de ondertitelaars blijkbaar zelf ook over de nodige vooroordelen, want ik kwam in een trailer het volgende tegen. Een van de stamleden verbaasde zich over de kleine gestalte van de westerling die in hun midden was geplant. Hij sprak zijn verbazing uit, welke werd vertaald met ‘Wat heb ik nu aan mijn speer hangen?’. Ik kan me natuurlijk ernstig vergissen, maar ik vermoed dat de oorspronkelijk gebruikte beeldspraak, als het al een beeldspraak was, een stuk bloemrijker en ‘lokaal gekleurd’ was dan ‘Wat heb ik nu aan mijn speer hangen?’
01-11-10