Ik heb me tot nu toe niet in de discussies rond hoofddoekjes gemengd, en ik was eigenlijk ook niet van plan daar nu mee te beginnen. Ik kan het echter niet laten om er één korte opmerking over te maken: Ik vind het een absolute non-discussie, absoluut irrelevant, overtrokken en onnodig!
Zo, da’s eruit. Nu kan ik me wijden aan een onderwerp waar ik me wel aan stoor, namelijk de enorme hoeveelheid petjes en mutsen die ik dagelijks in het straatbeeld voorbij zie komen. Vaak vraag ik me af: ‘Waarom?’ Met de kou van de afgelopen maanden kan ik me er nog iets bij voorstellen, maar om de een of andere reden is zowel de honkbalpet als die vreselijke skimuts een statussymbool geworden. Zonder mag je blijkbaar niet gezien worden, en dat snap ik niet.
Petten en mutsen worden vaak op een manier gedragen waarvan ik de logica niet kan ontdekken. Petten vooral vaak scheef of achterstevoren. Als je een met een bepaald merk wilt pronken kan ik het gewoon dragen nog enigszins snappen, maar daar kan het bij dergelijke manieren van dragen dus niet om gaan. Mutsen worden het liefst diep over de oren getrokken, waardoor bij mij zich het beeld opdringt van het ontbijt van vroeger. Eieren kregen toen, om ze warm te houden tot het moment van consumptie, ook zo’n mutsje op.
In het verkeer zie je dergelijke hoofddeksels ook steeds vaker. Als je in de stad of op de snelweg in de achteruitkijkspiegel een andere auto met hoge snelheid en knipperende lichten ziet naderen, bevat deze vaak een of meerdere petjesdragers. Opvallend is de auto vaak van Duitsche makelij, de muziek die er luidruchtig uitkomt meestal weer niet.
Waar is de tijd gebleven dat mannen met een hoofddeksel deze afnamen om elkaar op straat te groeten? De hoed beleefd opnamen als ze op straat bekende of onbekende dames tegenkwamen? Per ongeluk op iemands tenen gingen staan of iemand in de drukte aanstoten? Dat de hoed werd gelicht bij het passeren van een begrafenisstoet?
Ik zal wel weer een enorme ouderwetse dwaas zijn dat ik soms terugverlang naar een dergelijke tijd. En dat terwijl ten tijde van mijn geboorte, hoe lang gelden dat inmiddels ook moge zijn, dergelijke tradities ook allang niet meer bestonden. Helaas zijn een dergelijke beleefdheid en een vanzelfsprekend respect voor de ander tegenwoordig erg ver te zoeken.
Een aantal dagen geleden reed ik hier de wijk uit. Het stoplicht is een beruchte plek voor ongelukken, dus bij groen trok ik voorzichtig op. Nog voor ik er goed en wel erg in had, hoorde ik het geluid van piepende banden en een enorme hoeveelheid geschreeuw en getier. Een schop tegen mijn auto deed me tenslotte beseffen dat er iemand in de directe omgeving moest zijn die het niet eens was met mijn rijgedrag. Eenmaal uitgestapt bleek een kleuter op een gemotoriseerde disco-installatie eventjes vergeten te zijn dat een rood stoplicht betekent dat men verwacht dat je stopt voor het kruisende verkeer. In dit geval zag de disco dreumes zijn iets te hoge snelheid op het fietspad dus opeens geblokkeerd door mijn grijze voiture. Tja, hoe durf ik ook.
Mijn toch al niet al te beperkte vocabulaire is sinds dat incident enorm uitgebreid, en wel met een aantal nieuwe woorden, waarvan ik de precieze spelling en oorsprong nog niet heb kunnen achterhalen. Ook niet of ze nu tot de Nederlandse taal of het plaatselijke dialect behoren. Wat ik wel uit de stroom klanken en lettergrepen heb kunnen opmaken, is dat het bijna-ongeluk in zijn luidruchtig geventileerde opinie mijn schuld was, en dat mijn gezondheid de komende periode ernstige en uiterst serieuze gebreken gaat vertonen.
Als ik op dat moment een hoed had gedragen zou ik hem zeker hebben afgenomen. Niet zozeer uit respect, maar meer om te voorkomen dat ik hem was kwijtgeraakt in de handelingen die ik eigenlijk met het jongmens had willen uitvoeren. Maar ik heb het niet gedaan. Ik kon me beheersen, nog net.
25-01-10
Ik ben dit Blog begonnen om een podium te hebben voor mijn gedachten. Alle teksten, meningen en afbeeldingen op deze blog zijn dan ook van mij en van mij alleen. Het is dan ook niet toegestaan om tekst/delen van tekst/afbeeldingen etc van deze blog te gebruiken zonder mijn uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming. Als je wilt reageren op een bericht of iets anders wilt zeggen of mededelen dan lees of hoor ik dat graag!
dinsdag 25 januari 2011
woensdag 19 januari 2011
Berichten die ik nooit las
Vreemd genoeg kom ik in de krant zelden of nooit berichten tegen die vertellen van wandaden, of regelrechte misdaden, die begaan zijn door iemand die onder de invloed van nicotine verkeert. Nooit lees ik dat iemand, na het roken van twintig sigaretten, een kind heeft doodgereden, noch dat een vrouw en haar kinderen zijn mishandeld omdat haar partner teveel sigaretten gerookt had.
Opvallend is ook dat er mensen spontaan van de aardbodem zijn verdwenen als ze ‘even sigaretten gaan halen.’ Dergelijke mensen worden vaak deerlijk gemist, soms jarenlang. Als een man tegen zijn vrouw zegt dat hij ‘even wat flessen sterke drank gaat halen’, weet ze dat hij weer terugkomt en wat dan de gevolgen kunnen zijn als die flessen eenmaal leeg zijn.
Bij een voetbalwedstrijd waar ik laatst was uitgenodigd, zag ik de zogenaamde supporters rondom mij, en naar mate de wedstrijd vorderde, steeds meer luidruchtig en steeds meer dronken worden. Op een gegeven moment vroeg ik me af hoe het er in een stadion aan toe zou gaan als iedereen rookte in plaats van liters aangelengd bier naar binnen te kiepen. Zouden er dan ook spreekkoren zijn? Zou er dan ook zoveel gescholden, gevloekt en gevochten worden? Zou die enorme overmacht aan politiemensen dan nog nodig zijn om de orde enigszins te handhaven?
De discussie over het gevoerde rookbeleid is weer opgelaaid nu blijkt dat in veel kroegen en restaurants de asbakken weer op tafel staan. Er is zelfs een club die een heuse zwarte lijst op internet heeft gezet van horecagelegenheden waar alweer wordt gerookt, in de hoop dat de inspectie er bovenop duikt en gaat handhaven. Als roker wil ik deze organisatie graag allereerst hartelijk bedanken. Met hun lijst weet ik nu tenminste waar ik een gezellige avond kan hebben. Maar als ik eens naar de argumenten kijk die wederzijds worden uitgewisseld, word ik daar niet echt vrolijk van. De onverdraagzaamheid druipt er aan beide kanten vaak vanaf, met af en toe een verzachtende opmerking van zowel rokers als niet-rokers dat we toch op de een of andere manier samen moeten zien te leven in dit land.
Maar waar ik me nog drukker over maak is een ander argument wat ik vaak voorbij zie komen. Het argument van de absurd hoge kosten die de roker zou veroorzaken in de gezondheidszorg, en dan niet alleen bij zichzelf, maar ook bij zijn onvrijwillig meerokende omgeving. Deze kosten zouden dermate hoog zijn dat indien iedereen nu ineens braaf zou stoppen met roken, de gezondheidszorg ineens weer betaalbaar zou zijn geworden. Bevooroordeeld als ik ben, zet ik daar grote vraagtekens bij.
Opvallend echter, is dat eenzelfde discussie nu nooit over alcohol wordt gevoerd. Vervang sigaret door borrel of biertje, en met precies dezelfde argumenten voor en tegen, kun je over drinken discussiëren. Dat is krom genoeg maatschappelijk echter nog steeds een wel aanvaard gedrag, al werd daar in het recente verleden nog heel anders over gedacht. Sla er maar eens de argumenten voor de Drooglegging en die van de beweging van geheelonthouders op na.
Politiek gezien zou het uitermate interessant zijn om eens een objectieve berekening te laten maken. Ik zou nu eindelijk wel eens willen zien wat zowel rokers als drinkers ons nu eigenlijk objectief kosten, puur om het die twee met elkaar te vergelijken. Dat zo’n berekening er natuurlijk nooit gaat komen is me volstrekt duidelijk. Dan zou minstens ook het drinken aan banden moeten worden gelegd. Dat pikt natuurlijk niemand, en ook zou de Staat veel te veel in moeten leveren. Bovendien breken dan meteen rellen uit wegens inbreuk op de rechten van het individu. Vreemd dan dat voor rokers zo’n principe dan weer niet opgaat.
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt maar weer eens dat er met meerdere maten wordt gemeten. Als roker veroorzaak ik overlast, gezondheidsschade en torenhoge kosten in ve zorg. Een drinker heeft echter lol als hij uitgaat. Hoe krom wil je het hebben? Een roker van gewone sigaretten of sigaren is weliswaar waarschijnlijk verslaafd, maar wordt door het gebruik van zijn favoriete genotsmiddel niet op den duur luidruchtig, vervelend of agressief. Daar is dan weer alcohol voor nodig. Na een avondje roken stap ik volstrekt nuchter in de auto en tuf veilig naar huis. Tenzij ik iemand onderweg tegenkom die iets te veel van dat andere goedje heeft ingenomen. Van nicotine blijf ik wakker, van alcohol val je in slaap. Nicotine geeft geen aanleiding tot zelfoverschatting en braniegedrag, drank wel. Is er ooit iemand van een hoog gebouw naar benden gesprongen omdat hij één sigaret teveel gerookt had en dacht dat hij kon vliegen?
Ja, veel roken in huis doet inderdaad het behang vergelen, je kleren je haar en de gordijnen stinken. Maar lopen huisgenoten direct fysiek gevaar door een volle asbak of twee? Kijk eens naar de statistieken als dat twee lege bierkratten per avond zijn.
19-01-11
Opvallend is ook dat er mensen spontaan van de aardbodem zijn verdwenen als ze ‘even sigaretten gaan halen.’ Dergelijke mensen worden vaak deerlijk gemist, soms jarenlang. Als een man tegen zijn vrouw zegt dat hij ‘even wat flessen sterke drank gaat halen’, weet ze dat hij weer terugkomt en wat dan de gevolgen kunnen zijn als die flessen eenmaal leeg zijn.
Bij een voetbalwedstrijd waar ik laatst was uitgenodigd, zag ik de zogenaamde supporters rondom mij, en naar mate de wedstrijd vorderde, steeds meer luidruchtig en steeds meer dronken worden. Op een gegeven moment vroeg ik me af hoe het er in een stadion aan toe zou gaan als iedereen rookte in plaats van liters aangelengd bier naar binnen te kiepen. Zouden er dan ook spreekkoren zijn? Zou er dan ook zoveel gescholden, gevloekt en gevochten worden? Zou die enorme overmacht aan politiemensen dan nog nodig zijn om de orde enigszins te handhaven?
De discussie over het gevoerde rookbeleid is weer opgelaaid nu blijkt dat in veel kroegen en restaurants de asbakken weer op tafel staan. Er is zelfs een club die een heuse zwarte lijst op internet heeft gezet van horecagelegenheden waar alweer wordt gerookt, in de hoop dat de inspectie er bovenop duikt en gaat handhaven. Als roker wil ik deze organisatie graag allereerst hartelijk bedanken. Met hun lijst weet ik nu tenminste waar ik een gezellige avond kan hebben. Maar als ik eens naar de argumenten kijk die wederzijds worden uitgewisseld, word ik daar niet echt vrolijk van. De onverdraagzaamheid druipt er aan beide kanten vaak vanaf, met af en toe een verzachtende opmerking van zowel rokers als niet-rokers dat we toch op de een of andere manier samen moeten zien te leven in dit land.
Maar waar ik me nog drukker over maak is een ander argument wat ik vaak voorbij zie komen. Het argument van de absurd hoge kosten die de roker zou veroorzaken in de gezondheidszorg, en dan niet alleen bij zichzelf, maar ook bij zijn onvrijwillig meerokende omgeving. Deze kosten zouden dermate hoog zijn dat indien iedereen nu ineens braaf zou stoppen met roken, de gezondheidszorg ineens weer betaalbaar zou zijn geworden. Bevooroordeeld als ik ben, zet ik daar grote vraagtekens bij.
Opvallend echter, is dat eenzelfde discussie nu nooit over alcohol wordt gevoerd. Vervang sigaret door borrel of biertje, en met precies dezelfde argumenten voor en tegen, kun je over drinken discussiëren. Dat is krom genoeg maatschappelijk echter nog steeds een wel aanvaard gedrag, al werd daar in het recente verleden nog heel anders over gedacht. Sla er maar eens de argumenten voor de Drooglegging en die van de beweging van geheelonthouders op na.
Politiek gezien zou het uitermate interessant zijn om eens een objectieve berekening te laten maken. Ik zou nu eindelijk wel eens willen zien wat zowel rokers als drinkers ons nu eigenlijk objectief kosten, puur om het die twee met elkaar te vergelijken. Dat zo’n berekening er natuurlijk nooit gaat komen is me volstrekt duidelijk. Dan zou minstens ook het drinken aan banden moeten worden gelegd. Dat pikt natuurlijk niemand, en ook zou de Staat veel te veel in moeten leveren. Bovendien breken dan meteen rellen uit wegens inbreuk op de rechten van het individu. Vreemd dan dat voor rokers zo’n principe dan weer niet opgaat.
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt maar weer eens dat er met meerdere maten wordt gemeten. Als roker veroorzaak ik overlast, gezondheidsschade en torenhoge kosten in ve zorg. Een drinker heeft echter lol als hij uitgaat. Hoe krom wil je het hebben? Een roker van gewone sigaretten of sigaren is weliswaar waarschijnlijk verslaafd, maar wordt door het gebruik van zijn favoriete genotsmiddel niet op den duur luidruchtig, vervelend of agressief. Daar is dan weer alcohol voor nodig. Na een avondje roken stap ik volstrekt nuchter in de auto en tuf veilig naar huis. Tenzij ik iemand onderweg tegenkom die iets te veel van dat andere goedje heeft ingenomen. Van nicotine blijf ik wakker, van alcohol val je in slaap. Nicotine geeft geen aanleiding tot zelfoverschatting en braniegedrag, drank wel. Is er ooit iemand van een hoog gebouw naar benden gesprongen omdat hij één sigaret teveel gerookt had en dacht dat hij kon vliegen?
Ja, veel roken in huis doet inderdaad het behang vergelen, je kleren je haar en de gordijnen stinken. Maar lopen huisgenoten direct fysiek gevaar door een volle asbak of twee? Kijk eens naar de statistieken als dat twee lege bierkratten per avond zijn.
19-01-11
maandag 3 januari 2011
“Heb je het kunnen vinden?”
Dat taal lééft is prachtig. Af en toe kom je mooie pareltjes van creatief taalgebruik tegen, maar even zo vele keren sta je met gekromde tenen te luisteren. Een treffend voorbeeld daarvan overkwam me op de laatste dag van het oude jaar.
Op dertig december werd ik door de krant gebeld of ik kans zag nog vòòr het nieuwe jaar een bruidspaar te interviewen, dat begin januari hun 65-jarige bruiloft hoopte te vieren. Alhoewel ik nog een flink aantal dingen voor oudejaarsavond moest regelen, zei ik volmondig ‘ja’ tegen de opdracht.
Ik doe dergelijke opdrachten altijd graag en met veel plezier. Niet alleen bieden dergelijke interviews de journalist een zeldzame gelegenheid om met volstrekt onbekenden in gesprek te gaan en iets over hun leven te horen, het biedt ook de kans het echtpaar over alles en nog wat te ondervragen, en daarmee een stukje (lokale) geschiedenis tot leven te wekken en in te kleuren. Daar komt nog bij dat ‘een interview met de krant’ vaak als heel bijzonder wordt ervaren. In het leven van veel mensen is zo’n interview een spannende en eenmalige gebeurtenis, en niet zelden merk ik dat voor deze ‘five minutes of fame’ niet alleen de hele familie is uitgenodigd, vaak staat ook het beste servies op tafel en is het zilveren roomstel nog eens extra gepoetst.
En dus glibberde ik rond het middaguur van Oudejaarsdag naar het woonzorgcentrum waar dit krasse echtpaar woont. Vaak weet ik vòòr zo’n gesprek niet veel meer dan de namen, leeftijden en trouwdatum van het te interviewen paar, dus het is iedere keer weer spannend wat ik zal aantreffen. Dit keer werd de deur van het appartement op de tweede verdieping open gedaan door de schoonzoon. Breed glimlachend en met uitgestoken hand vroeg hij me: “En…hebt u het kunnen vinden?”
Het zijn deze momenten waarbij ik ernstig ‘op mijn handen moet blijven zitten’, om niet al te adrem te reageren. Een volstrekt normale reactie zou namelijk zijn: “Duh! Ik ben er toch?”, of “Nee helaas… Ik rijd nog steeds, hopeloos zoekend, rondjes door de buurt!” Die laatste heb ik er in een onbewaakt ogenblik wel eens uitgeflapt, maar niet alleen is zo’n opmerking feitelijk nogal onbeleefd, het interview begint daarmee ook nog eens op een volstrekt verkeerde voet. De te interviewen lieden zijn vaak al zenuwachtig genoeg zonder dergelijke verwarring stichtende opmerkingen mijnerzijds.
De correcte vraag aan de deur zou natuurlijk kunnen zijn: “Heeft u het gemakkelijk kunnen vinden?” In het landelijk buitengebied en de meeste van die vreselijke vinexwijken is het vinden van het juiste adres namelijk bepaald geen sinecure, en daarmee is die vraag volstrekt gelegitimeerd. In alle andere gevallen is vragen of ik het heb kunnen vinden, vragen naar de bekende weg. Als ik op de drempel sta en met mijn (bijna) twee meter en brede postuur vrijwel het hele gat van voordeur vul, is het stellen van die vraag nogal onzinnig en volstrekt onlogisch.
Ik wil dan ook voorstellen om 2011 uit te roepen tot het jaar van ‘Weet wat je zegt!’ Correct taalgebruik siert de spreker, voorkomt misverstanden en kromme tenen. Alhoewel ik me best iets kan voorstellen bij het schieten op schoonmoeders voor de porseleinkast, je hebt voor het dempen van de put meer nodig dan een olifant, een blind paard en de huid van een beer. Zeker als achteraf nog iets van de inboedel aan het kalf wilt verkopen.
03-01-11
Op dertig december werd ik door de krant gebeld of ik kans zag nog vòòr het nieuwe jaar een bruidspaar te interviewen, dat begin januari hun 65-jarige bruiloft hoopte te vieren. Alhoewel ik nog een flink aantal dingen voor oudejaarsavond moest regelen, zei ik volmondig ‘ja’ tegen de opdracht.
Ik doe dergelijke opdrachten altijd graag en met veel plezier. Niet alleen bieden dergelijke interviews de journalist een zeldzame gelegenheid om met volstrekt onbekenden in gesprek te gaan en iets over hun leven te horen, het biedt ook de kans het echtpaar over alles en nog wat te ondervragen, en daarmee een stukje (lokale) geschiedenis tot leven te wekken en in te kleuren. Daar komt nog bij dat ‘een interview met de krant’ vaak als heel bijzonder wordt ervaren. In het leven van veel mensen is zo’n interview een spannende en eenmalige gebeurtenis, en niet zelden merk ik dat voor deze ‘five minutes of fame’ niet alleen de hele familie is uitgenodigd, vaak staat ook het beste servies op tafel en is het zilveren roomstel nog eens extra gepoetst.
En dus glibberde ik rond het middaguur van Oudejaarsdag naar het woonzorgcentrum waar dit krasse echtpaar woont. Vaak weet ik vòòr zo’n gesprek niet veel meer dan de namen, leeftijden en trouwdatum van het te interviewen paar, dus het is iedere keer weer spannend wat ik zal aantreffen. Dit keer werd de deur van het appartement op de tweede verdieping open gedaan door de schoonzoon. Breed glimlachend en met uitgestoken hand vroeg hij me: “En…hebt u het kunnen vinden?”
Het zijn deze momenten waarbij ik ernstig ‘op mijn handen moet blijven zitten’, om niet al te adrem te reageren. Een volstrekt normale reactie zou namelijk zijn: “Duh! Ik ben er toch?”, of “Nee helaas… Ik rijd nog steeds, hopeloos zoekend, rondjes door de buurt!” Die laatste heb ik er in een onbewaakt ogenblik wel eens uitgeflapt, maar niet alleen is zo’n opmerking feitelijk nogal onbeleefd, het interview begint daarmee ook nog eens op een volstrekt verkeerde voet. De te interviewen lieden zijn vaak al zenuwachtig genoeg zonder dergelijke verwarring stichtende opmerkingen mijnerzijds.
De correcte vraag aan de deur zou natuurlijk kunnen zijn: “Heeft u het gemakkelijk kunnen vinden?” In het landelijk buitengebied en de meeste van die vreselijke vinexwijken is het vinden van het juiste adres namelijk bepaald geen sinecure, en daarmee is die vraag volstrekt gelegitimeerd. In alle andere gevallen is vragen of ik het heb kunnen vinden, vragen naar de bekende weg. Als ik op de drempel sta en met mijn (bijna) twee meter en brede postuur vrijwel het hele gat van voordeur vul, is het stellen van die vraag nogal onzinnig en volstrekt onlogisch.
Ik wil dan ook voorstellen om 2011 uit te roepen tot het jaar van ‘Weet wat je zegt!’ Correct taalgebruik siert de spreker, voorkomt misverstanden en kromme tenen. Alhoewel ik me best iets kan voorstellen bij het schieten op schoonmoeders voor de porseleinkast, je hebt voor het dempen van de put meer nodig dan een olifant, een blind paard en de huid van een beer. Zeker als achteraf nog iets van de inboedel aan het kalf wilt verkopen.
03-01-11
Abonneren op:
Posts (Atom)