De vooruitgang in de medische wetenschap gaat razendsnel, maar veel wetenschappers beseffen dat we weliswaar tegenwoordig een hoop weten, maar tegelijkertijd ook nog héél veel meer niet weten. Prof. Dr. Dick Swaab, hoogleraar neurobiologie aan de Universiteit van Amsterdam, is er zo eentje uit de laatste categorie. Hij beseft naarmate hij langer meeloopt en gaandeweg ouder wordt, dat hij nú nog net zoveel vragen, zij het van een ander kaliber, heeft als toen hij in 1966, als student, zijn eerste schreden op het gebied van hersenonderzoek zette.
In de vandaag in de Telegraaf gepubliceerde beschouwing, gaat Swaab in op een aantal historische figuren, wiens leven niet alleen ruimschoots gedocumenteerd is, maar welke ook een grote stempel hebben gedrukt op de wereld zoals wij die momenteel kennen. Figuren ook die allemaal, stuk voor stuk, een sterk ontwikkeld gevoel voor spiritualiteit hadden.
Swaab legt in zijn beschouwing een mogelijke link tussen deze spiritualiteit en hersenziekten. Hersenziekten die niet alleen de spirituele of religieuze ervaringen zouden kunnen verklaren, maar ook een heel scala aan andere eigenschappen, gedragingen en karaktertrekken die deze personen destijds kenmerkten. Zo herkent hij in de gedragingen en religieuze ervaringen van apostel Paulus het ziektebeeld van iemand die de gevolgen ondervindt van temporaalkwab epilepsie. Een waarschijnlijkheidsdiagnose die trouwens ook al eerder door anderen is gesteld.
Ook Mohammed, grondlegger van de islam, zou epilepticus zijn geweest. Ook zijn epileptische aanvallen gingen van kinds af aan gepaard met religieuze ervaringen. Dat ook kunstschilders niet onaantastbaar zijn, blijkt uit de persoon van Vincent van Gogh. Van Gogh werd in 1889 opgenomen in Saint-Remy-de-Provence vanwege epilepsie, maar had daarnaast nog last van veel meer andere kwalen. Tijdens van Gogh’s psychotische aanvallen had ook hij last van visuele en auditieve hallucinaties en bizarre religieuze en paranoïde wanen.
Als ik de beschouwing zo lees en herlees, kan ik het niet nalaten me af te vragen of de voortschrijdende wetenschap een eind gaat maken aan het bestaan van God. Natuurlijk weet ik dat dit een vraag is die mensen al eeuwenlang bezig houdt, maar de vraag wordt wel steeds actueler. Daar waar in vroeger tijden in alle natuurkundige verschijnselen de ‘hand en de macht van God’ werd gezien, heeft de wetenschap veel van deze verschijnselen inmiddels weten te verklaren, of is bezig dat te doen of te verfijnen. Maar wat zou er nu gebeuren als aangetoond zou kunnen worden dat spiritualiteit en religie niet veel meer zijn dan een functie van de hersenen? Dat de visioenen en het contact met God van, bijvoorbeeld, Paulus stomweg uit zijn eigen hersenen kwamen en helemaal niet van buiten, en al helemaal niet van boven? Als aangetoond zou kunnen worden dat Mohammed’s epileptische aanvallen verantwoordelijk waren voor zijn dialogen met God? Dat de religieuze overtuigingen die Jeanne D’Arc voortdreven feitelijk de gevolgen waren van haar zeldzame ziekte? Kun je dan feitelijk niet ook stellen dat God dus niet bestaat?
In een dergelijke discussie moet echter vooropgesteld worden, dat voor de betrokkenen de ervaringen onbetwistbaar reëel zijn. Voor hen zijn de ervaringen, hoe extreem ook wellicht voor de buitenwereld, net zo waarachtig en echt als het kopen van een brood bij de bakker. Historisch gezien geloof ik namelijk niet dat ook maar één van de genoemde personen in de beschouwing van Swaab de intentie had de kluit te belazeren, dan wel beschuldigd zou kunnen worden van handelingen voor louter persoonlijk gewin. Elke genoemde persoon wist zich uitverkoren en handelde uit de volle overtuiging een opdracht te hebben van een hogere macht die uitgevoerd moest worden. Met als resultaat de vaak dramatische, en nogal levensbekortende, consequenties.
Voor mij is een discussie over het (al dan niet) bestaan van God bovenal een persoonlijke levensvraag. Eentje die niet alleen een grote invloed heeft op de manier waarop iemand zijn eigen leven inricht, maar vooral ook op de manier waarop hij of zij in de maatschappij staat, en ook hoe die maatschappij is ingericht. Ik kan dan ook alleen maar voor mezelf spreken als ik zeg dat ik de vraag of God bestaat, jaren geleden reeds met ‘nee’ heb beantwoord. In mijn leven is er geen plaats voor een Hogere Macht, ook al besef ik me maar al te goed dat er vele terreinen in mijn leven zijn waarop ik geen enkele invloed heb, grotendeels afhankelijk ben van de omstandigheden en de luimen van anderen. En alhoewel de wetenschap door de eeuwen heen een hoop van de magie weggepoetst, er is een hoop begrip en verwondering voor teruggekomen over hoe ingenieus e.e.a. in elkaar steekt. Ook zie ik ook zeker wel de schoonheid, de wreedheid en de onbegrensde kracht van dat wonderbaarlijke fenomeen dat we doorgaans ‘de natuur’ plachten te noemen. Als ik de schoonheid van de natuur zie, en me realiseer hoe alles samenwerkt en samenhangt, zou ik bijna zelfs in een God kunnen gaan geloven, maar bijna is nog net niet helemaal. Ook ben ik bepaald niet blind voor mensen die steun en vertrouwen vinden in hun geloof en geloofsbeleving. Ik kan soms zelfs bewondering hebben voor de manier waarop zij berusten in hun tegenspoed en daarin een groter plan zien dat groter is dan zijzelf en waarop ze blindelings kunnen vertrouwen zónder het persé te hoeven begrijpen. Ik kan dat namelijk niet blindelings, daar ben ik veel te eigenwijs en eigengereid voor. Ik sta met een gezonde dosis scepsis in het leven en neem weinig voor waar aan zonder de zaken eerst overdacht en doordacht te hebben. Voor mij is de vraag of er een God bestaat dus een reeds gepasseerd station, maar ik begrijp inmiddels hoe verwondering over de wereld en onbegrip uiteindelijk tot een godsbeeld kunnen leiden. Ik respecteer en begrijp dat, maar dat vormt geenszins een reden om er dus maar aan deel te nemen. Voor mij is er ook volop mysterie, schoonheid en complexiteit in het leven te vinden zonder het nog eens nodeloos te compliceren met een hogere macht die, in mijn optiek, toch al erg onwaarschijnlijk is. Het leven biedt ook zònder genoeg waar ik me over kan verwonderen en intens van kan genieten, ik kan er zelfs blij van worden of uitermate gefrustreerd als het weer eens niet gaat zoals ik graag zou willen. De vraag of God bestaat is dus eentje die ieder voor zich moet beantwoorden, in alle rust en zonder zich daarbij te laten leiden door de mening van anderen of druk van buitenaf. Voor velen zal het beantwoorden van die vraag, en de vele nieuwe vragen die daaruit volgen, echter een beproeving zijn. Los komen van opvoeding, cultuur en andere sociale invloeden is geen sinecure en doorgaans een ware beproeving tijdens de levensreis, maar ook een reis die veel kan opleveren. De wetenschap mag tenslotte vaak menen soms de absolute waarheid in pacht te hebben, maar er zullen altijd zaken blijven waarop zowel de religie als de wetenschap een bevredigend antwoord schuldig moeten blijven. En dat is maar goed ook.
04-10-08
Geen opmerkingen:
Een reactie posten