Afgelopen week was ik druk aan het klussen in huis. Op zich heb ik daar geen hekel aan en, als je eenmaal bent begonnen, valt het allemaal reuze mee en zie je de boel gewoon onder je handen opknappen. Deze keer waren de gang en de hal aan de beurt. Beiden hadden, na diverse interne verhuizingen en een lekkage, behoorlijk te lijden gehad en waren toe aan een opknapbeurt en een frisse nieuwe laag verf. En als ik aan de slag ga doe ik dat met muziek aan en de telefoon uit.
En juist dat laatste schijnt de moderne wereldburger steeds meer problemen op te leveren. Zoveel zelfs, dat er een naam voor is bedacht: Nomofobie, ofwel de angst om onbereikbaar te zijn. Ik heb daar weinig last van, eerder zelfs van het omgekeerde: de angst om altijd bereikbaar te zijn. Voor mij is een mobiele telefoon namelijk uitermate geschikt voor één ding: bellen of gebeld worden op het moment dat mij dat uitkomt, als ik wil bellen dus. Zodoende komt het wel eens voor dat enthousiaste bellers mijn voicemail krijgen in plaats van rechtstreeks in mijn fysieke oor te kunnen toeteren. Nu is niet iedereen even gecharmeerd van een voicemail, de meesten nemen ook niet eens de moeite iets in te spreken, maar verwachten daarbij wel dat je subiet terugbelt zodra je ziet dat ze hebben gebeld. Maar bij mij werkt dat doorgaans zo niet. Als je iets van me wilt en in die pogig mijn voicemail treft, dan bel je op een later moment nog maar eens terug, òf je laat een berichtje achter waaruit ik kan opmaken dat je het op prijs zou stellen als ik de getoonde interesse in mijn persoontje zou reproduceren en zou beantwoorden met een telefoontje in de tegenovergestelde richting. En zodra dat passend is zal ik dat ook zeker doen, maar niet eerder dan op dat precieze moment.
Toch lijkt het of dergelijke ´Regels ter Regulering van de intermenselijke Communicatie over de Telefoon´, kortweg de RRCT, niet gelden voor communicatie tussen ouder en kind. Zelfs niet als betreffende kind reeds decennia geleden, al dan niet met zekere dwang, het ouderlijk nest heeft verlaten. Als ouders bellen heb je als kind namelijk simpelweg maar tijd te hebben of tijd te maken. Als kind dien je gewoon bereikbaar te zijn voor een bezorgde, angstige, belangstellende, ´door-God-en-de-hele-wereld-in-de-steek-gelaten´ , alleen-zijnde of anderszins in het fysieke welzijn aangetaste ouder. Dat geldt trouwens weer niet andersom. Deze ouders zijn vlotte zestigers of zeventigers die nog volop in het leven staan en het ´drukker hebben dan ooit!´. Hen dus lastig vallen met jouw zielepijntjes màg eventueel dan nog wel, maar dan uitsluitend op afspraak en op het moment dat het hèn uitkomt. Ergens tussen het bridgen en de dansles dus. Of, voor de hele moderne onder hen, ergens tussen de computercursus ´Windows voor Senioren´ en het Nordic Walking of het partijtje golf.
Maar goed, zélf onbereikbaar zijn is tegenwoordig ´not done´, een echte ´faux pas´ als je prijs blijft stellen op regelmatige interesse of contact met mede aardbewoners van familiaire aard. Als ik echter eerlijk ben is die behoefte bij mij niet bijster ontwikkeld en vind ik het heerlijk om af en toe eens ongestoord mijn eigen ding te kunnen doen zònder daarbij gestoord te worden over de ´Lotgevallen van Buurvrouw S.´ of de ´Schandelijke Affaire van Nicht G.´ Die laatste is overigens prima in staat haar eigen beslissingen te nemen en is daarbij slechts bezig om jaren van een, al dan niet ingebeeld, ´tekort´ in één keer horizontaal met haar donkere minnaar in te halen. Maar dat terzijde.
Als ik eerlijk ben, zit ik daar allemaal niet bepaald op te wachten. Bovendien kan ik mezelf ook niet echt betrappen op een sterk ontwikkeld schaamtegevoel omtrent die desinteresse. Het interesseert me niet en af en toe vind ik het gewoon heerlijk om ´onvindbaar´ te zijn, al is het in mijn eigen huis of tuin. Ook als ik met ´D´Olle Grieze´ erop uit ben getrokken, vind ik het heerlijk om daarbij de telefoon thuis te laten, dan wel uit te zetten. Natuurlijk begrijp ik wel dat ouders maar al te graag precies op de hoogte zijn van wat zoonlief allemaal uitspookt, maar geloof me, als ouders wil je helemaal niet alles tot in detail weten. Bovendien voel ik me helemaal niet verplicht, noch ben ik van zins, tot in detail verantwoording af te leggen over mijn bewegingen en beweegredenen. Dat heb ik nooit gedaan en ben dan ook absoluut niet van plan om daarmee nu opeens te gaan beginnen. Het argument ´maar je woont ook zó ver weg!´ is daarbij trouwens geen excuus. Het is ook geen uitnodiging om in het te koop staande huis hier tegenover te komen wonen trouwens, maar dat is een hele andere discussie.
Nee, bereikbaar zijn is bepaalde gevallen prima, maar dat hoeft absoluut niet continue. Buiten acute noodgevallen kan ik me niet voorstellen dat de noodzaak tot communiceren zo groot is dat het niet een uurtje of wat zou kunnen wachten. Mensen die daar anders over denken lijken te lijden aan een chronisch geval van zelfimportantie of zelfoverschatting en dienen de oplossing daarvoor elders te zoeken, ik kan hen daarbij toch niet helpen. De rest die echt iets van mij wil, is bij deze uitgenodigd de voicemail in te spreken en dan bel ik heus wel terug. Een korte mededeling is daarbij ruim voldoende. Het is nergens voor nodig het hele bandje scheldend vol te toeteren en daarbij geen enkele ruimte over te laten voor mensen die wèl wat belangrijks te melden hebben. Dergelijke boodschappen hebben eerder een averechts affect. De rest bel ik, braaf als ik nu eenmaal ben, toch wel terug. Beter is het om te accepteren dat de Heer en Mevrouw de L´Ecluse af en toe ff de hort op zijn. Gewoon samen met z´n tweetjes, en dat is alles behalve asociaal: dat is heerlijk!
12-07-08
En juist dat laatste schijnt de moderne wereldburger steeds meer problemen op te leveren. Zoveel zelfs, dat er een naam voor is bedacht: Nomofobie, ofwel de angst om onbereikbaar te zijn. Ik heb daar weinig last van, eerder zelfs van het omgekeerde: de angst om altijd bereikbaar te zijn. Voor mij is een mobiele telefoon namelijk uitermate geschikt voor één ding: bellen of gebeld worden op het moment dat mij dat uitkomt, als ik wil bellen dus. Zodoende komt het wel eens voor dat enthousiaste bellers mijn voicemail krijgen in plaats van rechtstreeks in mijn fysieke oor te kunnen toeteren. Nu is niet iedereen even gecharmeerd van een voicemail, de meesten nemen ook niet eens de moeite iets in te spreken, maar verwachten daarbij wel dat je subiet terugbelt zodra je ziet dat ze hebben gebeld. Maar bij mij werkt dat doorgaans zo niet. Als je iets van me wilt en in die pogig mijn voicemail treft, dan bel je op een later moment nog maar eens terug, òf je laat een berichtje achter waaruit ik kan opmaken dat je het op prijs zou stellen als ik de getoonde interesse in mijn persoontje zou reproduceren en zou beantwoorden met een telefoontje in de tegenovergestelde richting. En zodra dat passend is zal ik dat ook zeker doen, maar niet eerder dan op dat precieze moment.
Toch lijkt het of dergelijke ´Regels ter Regulering van de intermenselijke Communicatie over de Telefoon´, kortweg de RRCT, niet gelden voor communicatie tussen ouder en kind. Zelfs niet als betreffende kind reeds decennia geleden, al dan niet met zekere dwang, het ouderlijk nest heeft verlaten. Als ouders bellen heb je als kind namelijk simpelweg maar tijd te hebben of tijd te maken. Als kind dien je gewoon bereikbaar te zijn voor een bezorgde, angstige, belangstellende, ´door-God-en-de-hele-wereld-in-de-steek-gelaten´ , alleen-zijnde of anderszins in het fysieke welzijn aangetaste ouder. Dat geldt trouwens weer niet andersom. Deze ouders zijn vlotte zestigers of zeventigers die nog volop in het leven staan en het ´drukker hebben dan ooit!´. Hen dus lastig vallen met jouw zielepijntjes màg eventueel dan nog wel, maar dan uitsluitend op afspraak en op het moment dat het hèn uitkomt. Ergens tussen het bridgen en de dansles dus. Of, voor de hele moderne onder hen, ergens tussen de computercursus ´Windows voor Senioren´ en het Nordic Walking of het partijtje golf.
Maar goed, zélf onbereikbaar zijn is tegenwoordig ´not done´, een echte ´faux pas´ als je prijs blijft stellen op regelmatige interesse of contact met mede aardbewoners van familiaire aard. Als ik echter eerlijk ben is die behoefte bij mij niet bijster ontwikkeld en vind ik het heerlijk om af en toe eens ongestoord mijn eigen ding te kunnen doen zònder daarbij gestoord te worden over de ´Lotgevallen van Buurvrouw S.´ of de ´Schandelijke Affaire van Nicht G.´ Die laatste is overigens prima in staat haar eigen beslissingen te nemen en is daarbij slechts bezig om jaren van een, al dan niet ingebeeld, ´tekort´ in één keer horizontaal met haar donkere minnaar in te halen. Maar dat terzijde.
Als ik eerlijk ben, zit ik daar allemaal niet bepaald op te wachten. Bovendien kan ik mezelf ook niet echt betrappen op een sterk ontwikkeld schaamtegevoel omtrent die desinteresse. Het interesseert me niet en af en toe vind ik het gewoon heerlijk om ´onvindbaar´ te zijn, al is het in mijn eigen huis of tuin. Ook als ik met ´D´Olle Grieze´ erop uit ben getrokken, vind ik het heerlijk om daarbij de telefoon thuis te laten, dan wel uit te zetten. Natuurlijk begrijp ik wel dat ouders maar al te graag precies op de hoogte zijn van wat zoonlief allemaal uitspookt, maar geloof me, als ouders wil je helemaal niet alles tot in detail weten. Bovendien voel ik me helemaal niet verplicht, noch ben ik van zins, tot in detail verantwoording af te leggen over mijn bewegingen en beweegredenen. Dat heb ik nooit gedaan en ben dan ook absoluut niet van plan om daarmee nu opeens te gaan beginnen. Het argument ´maar je woont ook zó ver weg!´ is daarbij trouwens geen excuus. Het is ook geen uitnodiging om in het te koop staande huis hier tegenover te komen wonen trouwens, maar dat is een hele andere discussie.
Nee, bereikbaar zijn is bepaalde gevallen prima, maar dat hoeft absoluut niet continue. Buiten acute noodgevallen kan ik me niet voorstellen dat de noodzaak tot communiceren zo groot is dat het niet een uurtje of wat zou kunnen wachten. Mensen die daar anders over denken lijken te lijden aan een chronisch geval van zelfimportantie of zelfoverschatting en dienen de oplossing daarvoor elders te zoeken, ik kan hen daarbij toch niet helpen. De rest die echt iets van mij wil, is bij deze uitgenodigd de voicemail in te spreken en dan bel ik heus wel terug. Een korte mededeling is daarbij ruim voldoende. Het is nergens voor nodig het hele bandje scheldend vol te toeteren en daarbij geen enkele ruimte over te laten voor mensen die wèl wat belangrijks te melden hebben. Dergelijke boodschappen hebben eerder een averechts affect. De rest bel ik, braaf als ik nu eenmaal ben, toch wel terug. Beter is het om te accepteren dat de Heer en Mevrouw de L´Ecluse af en toe ff de hort op zijn. Gewoon samen met z´n tweetjes, en dat is alles behalve asociaal: dat is heerlijk!
12-07-08
Geen opmerkingen:
Een reactie posten