Eén van de nadelen van een-bedrijf-aan-huis is dat, met het mooie weer, ook de huis-aan-huis-verkopers weer in groten getale aan de deur komen. Ik heb er deze week, en het is woensdag als ik dit schrijf, alweer vier aan de deur gehad. En dat was dan tijdens de momenten dat ik thuis was. Aan het aantal kaartjes op de deurmat kan ik zien dat ik er minimaal eenzelfde aantal van hen heb ‘gemist’.
Enige tijd geleden heb ik zo’n ‘Geen Colportage’ sticker op de voordeur aangebracht, maar de heren zijn ofwel de edele kunst van het lezen niet machtig, ofwel ze vinden stuk voor stuk dat een dergelijke mededeling niet op hen van toepassing is. Zo zei een verkoper van aardbeien letterlijk tegen mij: “Nee meneer, ik ben géén colporteur….Ik verkoop aardbeien!”
De meneer die vanmorgen bij mij aanbelde, wilde me spreken over huisbeveiliging. Hij droeg weliswaar een pak maar slaagde er desondanks toch in er zò louche uit te zien dat ik, ook bij interesse in zijn verhaal, nooit zaken met hem zou hebben gedaan. Deze meneer wist mij met een vette grijns, toen ik hem op de sticker op de voordeur wees, bovendien te melden: “Colportage gaat over directe verkoop meneer, ik kom u alleen maar informeren over beveiliging.”
Als gefrustreerd tekstschrijver kan ik mij alleen bedienen van het enige wapen dat ik bezit: tekst. Ik heb een A4 met uitleg samengesteld, dat ik onder de ‘Geen Colportage’ sticker heb geplakt. Allemaal in de (ijdele) hoop dat ze het lezen en het mij wellicht één belletje per dag scheelt.
De volgende stap is om de tekst ook in het Engels, Gaelic,Pools, Roemeens, Oekraiens, Azerbeidjaans, Vlaams en
plat Rotterdams te vertalen, want het leger aanbellers is blijkt werkelijk internationaal van oorsprong.
Het meest gemakkelijk zou natuurlijk zijn om maar helemaal niet meer op de voordeurbel te reageren, maar zo ben ik helaas niet opgevoed. Bovendien worden er met grote regelmaat pakjes bezorgd waar ik wèl op zit te wachten.
Ik ben dit Blog begonnen om een podium te hebben voor mijn gedachten. Alle teksten, meningen en afbeeldingen op deze blog zijn dan ook van mij en van mij alleen. Het is dan ook niet toegestaan om tekst/delen van tekst/afbeeldingen etc van deze blog te gebruiken zonder mijn uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming. Als je wilt reageren op een bericht of iets anders wilt zeggen of mededelen dan lees of hoor ik dat graag!
woensdag 25 mei 2011
vrijdag 20 mei 2011
Morgen is het voorbij…
Morgen houdt de wereld zoals we die kennen op te bestaan. Tenminste, als we de 89-jarige radiodominee Harold Camping mogen geloven. Zeventig jaar (!) Bijbelstudie leerde hem dat de mensheid ophoud te bestaan op 21 mei 2011.
Het beeld dat ons wordt geschetst van het naderende einde is niet fraai. We kunnen vloedgolven, aardbevingen, orkanen en branden verwachten zoals we die in de levende geschiedenis nog nooit hebben gezien. En niemand gaat het, volgens Camping, overleven.
De gelovigen, voor zover ze hetzelfde geloven als Camping althans, gaan naar de Hemel. De rest vindt een eeuwigdurende bestemming een aantal verdiepingen lager.
Als ik ze zou geloven, zouden dergelijke berichten van naderende rampspoed mij vreselijk schokken. Nu overheerst vooral fascinatie en nieuwsgierigheid, want er zitten grote gaten in het betoog en in de redenering van hen die dat betoog volgen. Want als de wereld werkelijk door dergelijke door God verordonneerde rampspoed zou worden overspoeld, dan gaat elk levend wezen op aarde eraan: elk insect, elk dier, elke vogel, elke plant en boom. Mocht er van de aarde nog iets overschieten na al dat geweld, dan zal het er kaal, dor en onaangenaam zijn. Maar een kniesoor die daarop let, want volgens Camping blijft er niemand achter om dat erg te vinden.
Wat echter vooral opvallend is, is dat er onder de mensen die geloven in morgen als de Dag des Oordeels, er minimaal 259 zielen te vinden zijn die het toch nodig vonden om maatregelen te treffen. Een groep atheïstische Amerikanen heeft namelijk het project ’Eternal Earth-Bound Pets’ opgezet, en biedt aan voor de huisdieren van deze gelovigen te zorgen als hun baasjes van Hogerhand worden opgehaald. Kosten: $135, en het abonnement is tien jaar geldig…mocht het einde onverhoopt iets later over ons komen.
Voor mij zitten er in bovenstaande alinea zoveel tegenstrijdigheden, dat ik het wel uit wil schreeuwen! Hoe kan iemand die in een Apocalyps van dergelijke omvang zegt te geloven, een dergelijk abonnement afsluiten? Denken ze dan werkelijk dat de kanarie tijdens de orkaan rustig in zijn kooitje blijft zitten? Dat Socks de kat goed genoeg kan zwemmen om de vloedgolven te overleven, of dat James de Greyhound hard genoeg kan rennen om het water voor te blijven? Wat denken die mensen?
Voor zover ik begrijp gaan dieren niet naar de hemel omdat ze geen ziel hebben. Het zijn en blijven creaties van dezelfde God, maar da’s dan weer even niet belangrijk. Als ik die redenering volg, gaat elk levend (en niet op de juiste manier gelovig) wezen op de aarde dus dood in de naderende rampspoed en het natuurgeweld. En toch sluiten enkelen van hen zo’n abonnement af. Waarom? Waar zit dan hun twijfel? Zijn ze bang om voor de Hogere te komen en dan te moeten bekennen dat ze hun huisdieren in de mêlee aan hun lot hebben overgelaten? Denken ze dat hen dat als zwaarste verwijt voor de voeten zal worden geworpen?
Ik heb géén van de 259 klanten van ’Eternal Earth-Bound Pets’ gesproken, dus ik kan alleen maar naar hun beweegredenen gissen. En die kan alleen maar ‘twijfel’ zijn. Twijfel waaraan zal onderling nog wel eens verschillen, maar het moet ‘twijfel’ zijn. Wat ik zie is een groepje handige jongens die commercieel inspelen op de waanvoorstellingen van een ander deel van de bevolking, om er geld aan te verdienen. En als ik vervolgens zelf een voorspelling moet doen wie er aan het langste eind trekt? Ik denk de mensen achter ’Eternal Earth-Bound Pets’. Voor hen begint de zondag met een vette glimlach. Wedden?
20-05-11
Het beeld dat ons wordt geschetst van het naderende einde is niet fraai. We kunnen vloedgolven, aardbevingen, orkanen en branden verwachten zoals we die in de levende geschiedenis nog nooit hebben gezien. En niemand gaat het, volgens Camping, overleven.
De gelovigen, voor zover ze hetzelfde geloven als Camping althans, gaan naar de Hemel. De rest vindt een eeuwigdurende bestemming een aantal verdiepingen lager.
Als ik ze zou geloven, zouden dergelijke berichten van naderende rampspoed mij vreselijk schokken. Nu overheerst vooral fascinatie en nieuwsgierigheid, want er zitten grote gaten in het betoog en in de redenering van hen die dat betoog volgen. Want als de wereld werkelijk door dergelijke door God verordonneerde rampspoed zou worden overspoeld, dan gaat elk levend wezen op aarde eraan: elk insect, elk dier, elke vogel, elke plant en boom. Mocht er van de aarde nog iets overschieten na al dat geweld, dan zal het er kaal, dor en onaangenaam zijn. Maar een kniesoor die daarop let, want volgens Camping blijft er niemand achter om dat erg te vinden.
Wat echter vooral opvallend is, is dat er onder de mensen die geloven in morgen als de Dag des Oordeels, er minimaal 259 zielen te vinden zijn die het toch nodig vonden om maatregelen te treffen. Een groep atheïstische Amerikanen heeft namelijk het project ’Eternal Earth-Bound Pets’ opgezet, en biedt aan voor de huisdieren van deze gelovigen te zorgen als hun baasjes van Hogerhand worden opgehaald. Kosten: $135, en het abonnement is tien jaar geldig…mocht het einde onverhoopt iets later over ons komen.
Voor mij zitten er in bovenstaande alinea zoveel tegenstrijdigheden, dat ik het wel uit wil schreeuwen! Hoe kan iemand die in een Apocalyps van dergelijke omvang zegt te geloven, een dergelijk abonnement afsluiten? Denken ze dan werkelijk dat de kanarie tijdens de orkaan rustig in zijn kooitje blijft zitten? Dat Socks de kat goed genoeg kan zwemmen om de vloedgolven te overleven, of dat James de Greyhound hard genoeg kan rennen om het water voor te blijven? Wat denken die mensen?
Voor zover ik begrijp gaan dieren niet naar de hemel omdat ze geen ziel hebben. Het zijn en blijven creaties van dezelfde God, maar da’s dan weer even niet belangrijk. Als ik die redenering volg, gaat elk levend (en niet op de juiste manier gelovig) wezen op de aarde dus dood in de naderende rampspoed en het natuurgeweld. En toch sluiten enkelen van hen zo’n abonnement af. Waarom? Waar zit dan hun twijfel? Zijn ze bang om voor de Hogere te komen en dan te moeten bekennen dat ze hun huisdieren in de mêlee aan hun lot hebben overgelaten? Denken ze dat hen dat als zwaarste verwijt voor de voeten zal worden geworpen?
Ik heb géén van de 259 klanten van ’Eternal Earth-Bound Pets’ gesproken, dus ik kan alleen maar naar hun beweegredenen gissen. En die kan alleen maar ‘twijfel’ zijn. Twijfel waaraan zal onderling nog wel eens verschillen, maar het moet ‘twijfel’ zijn. Wat ik zie is een groepje handige jongens die commercieel inspelen op de waanvoorstellingen van een ander deel van de bevolking, om er geld aan te verdienen. En als ik vervolgens zelf een voorspelling moet doen wie er aan het langste eind trekt? Ik denk de mensen achter ’Eternal Earth-Bound Pets’. Voor hen begint de zondag met een vette glimlach. Wedden?
20-05-11
Labels:
21 mei 2011,
aardbevingen,
bestaan,
Bijbelstudie,
branden,
Camping,
Eternal Earth-Bound Pets,
Harold,
jaar,
mensheid,
ophouden,
orkanen,
radiodominee,
vloedgolven,
zeventig
zaterdag 14 mei 2011
Is het nu werk of vakantie?
Afgelopen week ben ik mijn vaste cluppie passagiers langzaam gaan voorbereiden op het feit dat ik straks ruim een week niet hun vaste chauffeur zal zijn. Natuurlijk willen ze precies weten wanneer en waarom dat is, en ik vertel ze dat ik een weekje weg ga om in het buitenland ander werk te doen.
Die mededeling veroorzaakt enige verwarring. Het feit dat ik naar het buitenland ga om te werken, blijkt een concept dat maar moeilijk te vatten is. Je gaat toch alleen maar naar het verre buitenland voor vakantie? Vanuit verschillende invalshoeken wordt gezamenlijk naar het probleem gekeken, en al gauw komen ze tot de conclusie dat mijn vakantie het probleem is, maar mijn naderende afwezigheid.
Zodra het probleem tot die proporties is teruggebracht wordt het stil in de bus. Er wordt blijkbaar hard en diep nagedacht. “Je komt toch wel terug?” vraagt M. Die vraag kan ik positief beantwoorden, mijn afwezigheid duurt maar een week. H., die direct achter mij zit, roept plots dat hij de oplossing bedacht, en die heeft hij gevonden in ‘geld’. Als hij er nu voor kan zorgen dat ik een vette boete krijg van de politie, dan heb ik geen geld voor die vakantie en blijft alles dus bij het oude! Zijn betoog wordt bijna met gejuich ontvangen en zes paar ogen speuren nu in het voorbij glijdende landschap naar alles wat er maar enigszins uitziet als politieagent.
“En hoe wil je mij dan een bekeuring aansmeren?” vraag ik belangstellend. Ook daar heeft H. over nagedacht. Die ga ik krijgen voor het rijden zonder gordel. Door zijn plekje direct achter mij kan hij, zodra er een agent in beeld komt, razendsnel mijn riem losklikken en de agent van dat feit op de hoogte stellen. “En dan krijg jij een dikke bekeuring!” roept hij triomfantelijk.
Helaas laat een voorbijrazende motoragent zich niet voor het beoogde karretje spannen, want hij beantwoord het gezwaai om aandacht slechts met een opgestoken duim. Ook een andere meneer in uniform, een beveiliger dit keer, zwaait vrolijk terug en maakt geen enkele aanstalten om de bus aan de kant te dirigeren en mij te bekeuren. Tot grote hilariteit van de rest.
Eenmaal op ons eindpunt aangekomen wandel ik met het groepje de paar meter tussen de bus en de voordeur. Ik vertel H. dat hij in de krant en op internet precies kan volgen wat ik aan het doen ben, en dat blijkt een geruststelling. Bij de voordeur draait hij zich nog één keer om: “Tot maandag?” bromt hij vragend. “Ja hoor, maandag kom ik je gewoon weer halen hoor!” is mijn antwoord. Gerustgesteld loopt hij naar binnen. Juni is in zijn beleving gelukkig nog héél ver weg.
14-05-11
Die mededeling veroorzaakt enige verwarring. Het feit dat ik naar het buitenland ga om te werken, blijkt een concept dat maar moeilijk te vatten is. Je gaat toch alleen maar naar het verre buitenland voor vakantie? Vanuit verschillende invalshoeken wordt gezamenlijk naar het probleem gekeken, en al gauw komen ze tot de conclusie dat mijn vakantie het probleem is, maar mijn naderende afwezigheid.
Zodra het probleem tot die proporties is teruggebracht wordt het stil in de bus. Er wordt blijkbaar hard en diep nagedacht. “Je komt toch wel terug?” vraagt M. Die vraag kan ik positief beantwoorden, mijn afwezigheid duurt maar een week. H., die direct achter mij zit, roept plots dat hij de oplossing bedacht, en die heeft hij gevonden in ‘geld’. Als hij er nu voor kan zorgen dat ik een vette boete krijg van de politie, dan heb ik geen geld voor die vakantie en blijft alles dus bij het oude! Zijn betoog wordt bijna met gejuich ontvangen en zes paar ogen speuren nu in het voorbij glijdende landschap naar alles wat er maar enigszins uitziet als politieagent.
“En hoe wil je mij dan een bekeuring aansmeren?” vraag ik belangstellend. Ook daar heeft H. over nagedacht. Die ga ik krijgen voor het rijden zonder gordel. Door zijn plekje direct achter mij kan hij, zodra er een agent in beeld komt, razendsnel mijn riem losklikken en de agent van dat feit op de hoogte stellen. “En dan krijg jij een dikke bekeuring!” roept hij triomfantelijk.
Helaas laat een voorbijrazende motoragent zich niet voor het beoogde karretje spannen, want hij beantwoord het gezwaai om aandacht slechts met een opgestoken duim. Ook een andere meneer in uniform, een beveiliger dit keer, zwaait vrolijk terug en maakt geen enkele aanstalten om de bus aan de kant te dirigeren en mij te bekeuren. Tot grote hilariteit van de rest.
Eenmaal op ons eindpunt aangekomen wandel ik met het groepje de paar meter tussen de bus en de voordeur. Ik vertel H. dat hij in de krant en op internet precies kan volgen wat ik aan het doen ben, en dat blijkt een geruststelling. Bij de voordeur draait hij zich nog één keer om: “Tot maandag?” bromt hij vragend. “Ja hoor, maandag kom ik je gewoon weer halen hoor!” is mijn antwoord. Gerustgesteld loopt hij naar binnen. Juni is in zijn beleving gelukkig nog héél ver weg.
14-05-11
vrijdag 13 mei 2011
God en gebod
Ondanks dat ik zo’n ‘geen colportage-sticker’ op de deur heb zitten, schrikt dat blijkbaar niemand af en sta ik regelmatig mensen op de drempel te woord. Soms leidt dat tot een hilarische conversatie zoals vorige week met een Engelse huisschilder, maar er zijn dagen dat ik er gek van word dat mensen niet kunnen lezen en ongevraagd en ongewenst aanbellen. Vandaag was zo’n dag. Ik probeerde een tekstklus af te krijgen vòòr ik weer op de taxi moest, dus de deurbel kon haast niet op een ongunstiger moment zoemen.
De grijze heer die zich aan mijn voordeur presenteerde was uitermate keurig en beleefd. Hij stelde zich voor als vrijwilliger die de deuren langs ging om over de Bijbel te vertellen. Waarom iemand dat als vrijwilliger wil doen is mij een volstrekt raadsel, maar hij bleef vriendelijk glimlachen toen ik hem al snel in zijn verhaal onderbrak. “Ik heb geen belangstelling voor uw verhaal” zei ik. “Bovendien heb ik een heel aparte relatie met ‘Haar van Boven’ ” Tot mijn schrik zag ik dat mijn cynisme volledig aan hem voorbij ging, want hij bleef maar glimlachen. Oòk toen de deur van het naastgelegen studentenhuis in zijn gezicht werd dichtgegooid.
Een paar uur later zat ik in de taxi. Ik had de laatste passagier van de dag weer veilig tot aan de voordeur gebracht en kon haast niet wachten aan het weekend te beginnen. Alleen in de taxi zette ik de radio aan en mijn gedachten dwaalden af naar de man die een aantal uren eerder aan mijn deur stond. Ik vroeg me af wat er voor nodig zou zijn om mij zodanig tot welke geloofsovertuiging dan ook te bekeren, dat ik uit naam ervan langs de deuren zou gaan om zieltjes te winnen. Ik kwam al snel tot de conclusie dat de kans daarop klein, en zo niet uitermate onwaarschijnlijk, zou zijn, toen het volgende bericht op de radio voorbij kwam:
“Een van oorsprong Iraanse vrouw heeft, na jaren van gevecht, vandaag van een Islamitische rechtbank toestemming gekregen om een man zuur in de ogen te spuiten. De man, een afgewezen bewonderaar, spoot de vrouw jaren geleden na zijn afwijzing door haar zuur in de ogen, waardoor de vrouw blind werd. Nu mag ze het dus terug doen in een haast ultieme vorm van ‘Oog om Oog’.” De nieuwslezer wist overigens nog wel te melden dat de man in kwestie eerst verdoofd zou worden en dat de vrouw inmiddels, vanuit haar huidige woonplaats Barcelona, was afgereisd naar Teheran.
Het overkomt me niet vaak, maar na dit bericht heb ik mijn bus aan de kant van de weg geparkeerd om even na te kunnen denken. Te veel gedachten flitsten door mijn hoofd, en dan kun je beter niet tegelijkertijd proberen auto te rijden.
Op zich begrijp ik het fenomeen van ‘Oog om Oog’ wel, en in bepaalde gevallen is er ook best wel iets voor te zeggen. Maar in dit geval? Op mij komt het uitermate barbaars en middeleeuws over. Zou ik het kunnen? En zou ik het ook doen? Waarschijnlijk dus niet. Ik zou het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om een ander zoiets aan te doen. Vooral niet als ik, zoals in dit geval, wéét hoe het voelt en wat de gevolgen zijn. En waarom krijgt de man dan toch het ‘voorrecht’ van een verdoving, als hij dat zijn toenmalige slachtoffer niet gunde?
Dàt soort ‘logica’ kan ik dus niet volgen. Noch de wens om daadwerkelijk ‘Oog om Oog’ toe te willen passen.
Ik heb er lang over nagedacht of ik deze overwegingen aan de buitenwereld prijs zou geven. Het laatste wat ik namelijk wil is een discussie voeren over moslims, Sharia of iets dergelijks. Ik bekijk het vanuit een puur menselijk standpunt, de ene mens doet de andere mens iets verschrikkelijks aan, en probeer me dan voor te stellen hoe ik als slachtoffer zou reageren. Natuurlijk zou ik willen dat de dader hard gestraft zou worden voor wat hij me heeft aangedaan, maar wie wint er bij een dergelijke vorm van wraak? Dan zijn er dus twee mensen onnodig blind en gehandicapt in plaats van één. Wordt de wereld daar beter van? Voorkomt het dat het ooit weer gebeurt? Ik betwijfel het ten zeerste.
Ik zal nooit beweren dat ik beter ben dan welke andere mens dan ook. Ik ben gewoon ‘anders’, in velerlei opzicht. Ik herken helemaal niets in begrippen als ‘gekwetste eer’ of ‘wraak’. Of dat een tekortkoming mijnerzijds is, ben ik nog steeds niet uit, maar die genen mis ik nu eenmaal. Ik ben in mijn leven meermalen ernstig tekort gedaan, beschadigd (mentaal en fysiek), valselijk beschuldigd, vernederd etc. Maar nog nooit heb ik er ook maar één seconde over gedacht om hetzelfde terug te doen. Waarom? En waar ligt de grens? Hebben lijfstraffen, martelingen en verminkingen de mensheid ooit één stap verder gebracht? Ik betwijfel het ten zeerste. Ik zou eerder beweren dat we een héél miniscuul klein stapje voorwaarts hebben gezet door die dingen niet meer te doen. Maar ja, wie ben ik?
Ik ga deze dag dus besluiten met een dilemma wat zwaar op mijn hart drukt. Ik begrijp toch al steeds minder van wat mensen drijft in de dingen die ze doen, en vooral elkaar aandoen. Maar deze begrijp ik al helemaal niet…En ik betwijfel zelfs of ik het ooit zal kunnen of willen begrijpen, hoeveel tijd ik er ook aan zal besteden.
13-05-11
De grijze heer die zich aan mijn voordeur presenteerde was uitermate keurig en beleefd. Hij stelde zich voor als vrijwilliger die de deuren langs ging om over de Bijbel te vertellen. Waarom iemand dat als vrijwilliger wil doen is mij een volstrekt raadsel, maar hij bleef vriendelijk glimlachen toen ik hem al snel in zijn verhaal onderbrak. “Ik heb geen belangstelling voor uw verhaal” zei ik. “Bovendien heb ik een heel aparte relatie met ‘Haar van Boven’ ” Tot mijn schrik zag ik dat mijn cynisme volledig aan hem voorbij ging, want hij bleef maar glimlachen. Oòk toen de deur van het naastgelegen studentenhuis in zijn gezicht werd dichtgegooid.
Een paar uur later zat ik in de taxi. Ik had de laatste passagier van de dag weer veilig tot aan de voordeur gebracht en kon haast niet wachten aan het weekend te beginnen. Alleen in de taxi zette ik de radio aan en mijn gedachten dwaalden af naar de man die een aantal uren eerder aan mijn deur stond. Ik vroeg me af wat er voor nodig zou zijn om mij zodanig tot welke geloofsovertuiging dan ook te bekeren, dat ik uit naam ervan langs de deuren zou gaan om zieltjes te winnen. Ik kwam al snel tot de conclusie dat de kans daarop klein, en zo niet uitermate onwaarschijnlijk, zou zijn, toen het volgende bericht op de radio voorbij kwam:
“Een van oorsprong Iraanse vrouw heeft, na jaren van gevecht, vandaag van een Islamitische rechtbank toestemming gekregen om een man zuur in de ogen te spuiten. De man, een afgewezen bewonderaar, spoot de vrouw jaren geleden na zijn afwijzing door haar zuur in de ogen, waardoor de vrouw blind werd. Nu mag ze het dus terug doen in een haast ultieme vorm van ‘Oog om Oog’.” De nieuwslezer wist overigens nog wel te melden dat de man in kwestie eerst verdoofd zou worden en dat de vrouw inmiddels, vanuit haar huidige woonplaats Barcelona, was afgereisd naar Teheran.
Het overkomt me niet vaak, maar na dit bericht heb ik mijn bus aan de kant van de weg geparkeerd om even na te kunnen denken. Te veel gedachten flitsten door mijn hoofd, en dan kun je beter niet tegelijkertijd proberen auto te rijden.
Op zich begrijp ik het fenomeen van ‘Oog om Oog’ wel, en in bepaalde gevallen is er ook best wel iets voor te zeggen. Maar in dit geval? Op mij komt het uitermate barbaars en middeleeuws over. Zou ik het kunnen? En zou ik het ook doen? Waarschijnlijk dus niet. Ik zou het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om een ander zoiets aan te doen. Vooral niet als ik, zoals in dit geval, wéét hoe het voelt en wat de gevolgen zijn. En waarom krijgt de man dan toch het ‘voorrecht’ van een verdoving, als hij dat zijn toenmalige slachtoffer niet gunde?
Dàt soort ‘logica’ kan ik dus niet volgen. Noch de wens om daadwerkelijk ‘Oog om Oog’ toe te willen passen.
Ik heb er lang over nagedacht of ik deze overwegingen aan de buitenwereld prijs zou geven. Het laatste wat ik namelijk wil is een discussie voeren over moslims, Sharia of iets dergelijks. Ik bekijk het vanuit een puur menselijk standpunt, de ene mens doet de andere mens iets verschrikkelijks aan, en probeer me dan voor te stellen hoe ik als slachtoffer zou reageren. Natuurlijk zou ik willen dat de dader hard gestraft zou worden voor wat hij me heeft aangedaan, maar wie wint er bij een dergelijke vorm van wraak? Dan zijn er dus twee mensen onnodig blind en gehandicapt in plaats van één. Wordt de wereld daar beter van? Voorkomt het dat het ooit weer gebeurt? Ik betwijfel het ten zeerste.
Ik zal nooit beweren dat ik beter ben dan welke andere mens dan ook. Ik ben gewoon ‘anders’, in velerlei opzicht. Ik herken helemaal niets in begrippen als ‘gekwetste eer’ of ‘wraak’. Of dat een tekortkoming mijnerzijds is, ben ik nog steeds niet uit, maar die genen mis ik nu eenmaal. Ik ben in mijn leven meermalen ernstig tekort gedaan, beschadigd (mentaal en fysiek), valselijk beschuldigd, vernederd etc. Maar nog nooit heb ik er ook maar één seconde over gedacht om hetzelfde terug te doen. Waarom? En waar ligt de grens? Hebben lijfstraffen, martelingen en verminkingen de mensheid ooit één stap verder gebracht? Ik betwijfel het ten zeerste. Ik zou eerder beweren dat we een héél miniscuul klein stapje voorwaarts hebben gezet door die dingen niet meer te doen. Maar ja, wie ben ik?
Ik ga deze dag dus besluiten met een dilemma wat zwaar op mijn hart drukt. Ik begrijp toch al steeds minder van wat mensen drijft in de dingen die ze doen, en vooral elkaar aandoen. Maar deze begrijp ik al helemaal niet…En ik betwijfel zelfs of ik het ooit zal kunnen of willen begrijpen, hoeveel tijd ik er ook aan zal besteden.
13-05-11
Labels:
afgewezen,
Barcelona,
bewonderaar,
blind,
cynisme,
gebod,
God,
Iraanse,
lijfstraffen,
marteling,
mensheid,
ogen,
Oog om Oog,
straf,
Teheran,
twijfel,
verminking,
vrouw,
wraak,
zuur
donderdag 5 mei 2011
Als een Koning
Omdat veel dagbestedingen vandaag gesloten zijn, was H. mijn enige passagier. Vanaf het moment dat we de voordeur van zijn zorginstelling uitliepen, liep hij bijna te zingen. Aan de ene kant omdat hij vandaag wel centjes ging verdienen en de rest niet, en aan de andere kant omdat hij als enigste passagier de hele bus voor zichzelf had. Hij kon dus zelf beslissen waar hij ging zitten.
Hij koos uiteindelijk voor zijn vaste plek, vlak achter mij, maar zijn tas moest en zou op een eigen stoel, ingesnoerd en wel. Onderweg verheugde hij zich op de dag die komen ging. Op het trainingscomplex van PSV lekker de hele dag buiten werken. Door H. bleef ik enigszins op de hoogte van het reilen en zeilen van de PSV selectie, want H. is fanatiek supporter. Zijn cluppie gaat boven alles.
Eenmaal op het parkeerterrein aangekomen kwam de vraag. Of hij voor één keertje via de rolstoellift mocht uitstappen. Zijn bruine ogen keken me zo smekend aan dat ik geen ‘nee’durfde te zeggen. Vol trots stapte het kleine mannetje met zijn tas nonchalant over zijn schouder op het plateau. Een kleine hand greep de railing terwijl het plateau langzaam naar beneden zakte. Quasi nonchalant keek hij die paar seconden dat zijn afdaling duurde over het vrijwel lege parkeerterrein. En ook al heb ik geen enkele kennis over mensen met het syndroom van Down, de blik in H’s ogen was helemaal niet moeilijk te lezen. Die paar seconden voelde hij zich een koning die langzaam afdaalde naar het gewone volk. Of het imaginaire volk hem toejuichte weet ik niet, maar zijn blijheid zal er niet minder om zijn geweest.
Met een brede grijns wandelde hij van me weg. Zijn dag kon niet beter zijn begonnen.
05-05-11
Hij koos uiteindelijk voor zijn vaste plek, vlak achter mij, maar zijn tas moest en zou op een eigen stoel, ingesnoerd en wel. Onderweg verheugde hij zich op de dag die komen ging. Op het trainingscomplex van PSV lekker de hele dag buiten werken. Door H. bleef ik enigszins op de hoogte van het reilen en zeilen van de PSV selectie, want H. is fanatiek supporter. Zijn cluppie gaat boven alles.
Eenmaal op het parkeerterrein aangekomen kwam de vraag. Of hij voor één keertje via de rolstoellift mocht uitstappen. Zijn bruine ogen keken me zo smekend aan dat ik geen ‘nee’durfde te zeggen. Vol trots stapte het kleine mannetje met zijn tas nonchalant over zijn schouder op het plateau. Een kleine hand greep de railing terwijl het plateau langzaam naar beneden zakte. Quasi nonchalant keek hij die paar seconden dat zijn afdaling duurde over het vrijwel lege parkeerterrein. En ook al heb ik geen enkele kennis over mensen met het syndroom van Down, de blik in H’s ogen was helemaal niet moeilijk te lezen. Die paar seconden voelde hij zich een koning die langzaam afdaalde naar het gewone volk. Of het imaginaire volk hem toejuichte weet ik niet, maar zijn blijheid zal er niet minder om zijn geweest.
Met een brede grijns wandelde hij van me weg. Zijn dag kon niet beter zijn begonnen.
05-05-11
Abonneren op:
Posts (Atom)