woensdag 29 april 2009

Chroniqueur

Nietsvermoedend zat ik een film te kijken die ik had opgenomen. Opnemen heeft namelijk één groot voordeel: je kunt de eindeloze reclames en promo’s doorspoelen, waardoor een film die is opgenomen maar een fractie van de tijd duurt die in de gids vermeld staat. Ander voordeel is dat je de film stop kunt zetten op het moment dat het jou uitkomt voor de broodnodige afwatering of versterking van de inwendige mens.

De film ging over een schat waar één familie al generaties lang naar op zoek was. De schat was dermate groot dat eigenlijk niemand geloofde dat hij bestond, maar de hoofdpersoon (gespeeld door Nicolas Cage) blijft in zijn droom geloven en gaat daarin nogal ver om die uiteindelijk in vervulling te laten gaan. Een leuk onderhoudend niemendalletje voor een doordeweekse avond dus, ware het niet dat een aantal opmerkingen uit de film maar door mijn hoofd blijven spoken. Eentje ervan deed me zelf een lang vergeten jeugddroom opnieuw beleven.

Een briljante opmerking is die waarbij de hoofdpersoon het heeft over Thomas Edison (1847-1931), de uitvinder van de gloeilamp. Deze deed eerst ruim tweeduizend pogingen voordat hij de uiteindelijke gloeilamp uitvond. Hij vond overigens niet dat hij tijd had verspild met die tweeduizend mislukte pogingen. Hij zei er namelijk later over: ‘Ik heb tweeduizend manieren gevonden om géén gloeilamp te maken…’ Treffender kon hij het proces bepaald niet omschrijven. De opmerking die echter een golf van herinneringen teweeg bracht, ging over een fictief personage: dat van dr. John H. Watson, de chroniqueur van Sherlock Holmes. Waar het precies om ging weet ik niet meer, maar de opmerking ‘Watson was zelf óók een genie..’ bracht me binnen enkele seconden terug naar mijn grootvader van vaders kant.

‘Opa H.’ was een bijzonder mens in menig opzicht. Behalve dat hij alles kon repareren, van wasmachines tot doorgebrande theelichtjes, bezat hij ook een uitgebreide en levendige fantasie. Een van de meest warme herinneringen die ik aan de man heb, is die waarbij hij op de rand van het bed zit en Bruintje Beer de meest fantastische avonturen laat beleven. Avonturen die Mary Tourtel (1874-1948) zeker nooit heeft bedacht of getekend. Sterker nog, hij bracht ze alsof het oude vrienden waren. Vrienden in wiens gezelschap hij reeds vaak had verkeerd, maar ik ben er zeker van dat hij ze dikwijls ter plekke verzon. Veel avonturen bevatten namelijk elementen van dingen die we die dag samen hadden meegemaakt. Tot op de dag van vandaag kan ik niet naar een afbeelding van die beer kijken zonder tegelijk aan mijn grootvader te denken.

Op iets latere leeftijd maakte ik kennis met die beroemde bewoner van Baker Street, nummer 221 b, en was meteen verkocht. Ik heb de boeken en films verslonden, en nog steeds herlees ik ze regelmatig. Vooral de onderkoelde Britse humor waarmee Watson zijn kamergenoot en diens vreemde gedachten en gedragingen beschrijft spraken me zeer aan. Ik was zelfs een beetje jaloers op hem, want er waren beslist tijden dat ik er heel veel voor over zou hebben gehad om in zijn schoenen te mogen staan. De man is niet alleen een competent arts, maar ook een bedreven verteller die zijn lezer meeneemt naar een samenleving die nooit was, maar desondanks zou vertrouwd aanvoelt. Een paar maanden gelden zag ik het staartje van een documentaire over Sherlock Holmes en de invloed die hij nog steeds op lezer van over de hele wereld heeft. Er zaten zelfs fragmenten in van Russische en Duitse films, maar dat blijft voor mij hetzelfde als een cowboy die met getrokken pistool iets lijkt te roepen als ‘Hande Hoch Joe!’. Dat klinkt eenvoudigweg niet. Sherlock moet in zijn victoriaanse Engels zeggen: ‘Elementary, my dear Watson!’, en niets anders.

En nu is die lang vervlogen jongensdroom dus terug, with a vengeance. Maar hoe langer ik om me heen kijk, hoe minder waarschijnlijk ik het acht dat mijn droom ooit uit zal komen. Want wees nou eerlijk, zijn er op deze wereld nog knappe koppen als Holmes te vinden? Mannen, wetenschappers, die hun tijd qua intelligentie en deduceringsvermogen ver vooruit zijn? Vast wel, maar ik ken ze niet! En als ze al zouden bestaan, wie van hen heeft behoefte aan mijn pen? Wie wil er discussiëren met een mindere geest en schijnbaar vruchteloze pogingen (blijven) doen de volstrekte logica van zijn uitkomsten uiteindelijk te doen doordringen? Iemand?

Mijn liefste merkte, toen ik deze heropgekomen droom met haar deelde, terecht op dat mijn eigen ego wellicht ‘enigszins in de weg zou zitten’ bij het aanvaarden van een dergelijke opdracht. En alhoewel ik mijn wederhelft o.a hoog acht om haar scherpe intelligentie en dito opmerkingsvermogen, ze heeft nog talrijke en weelderige kwaliteiten meer, in deze moet ik haar toch ongelijk geven: mijn ego zou zelfs spontaan verdwijnen in het gezelschap van zo’n groot man. Ik ben er zelfs zo van overtuigd, dat ik hierbij een open sollicitatie de deur uit wil doen: Ik zoek dus een briljante geest met een hang naar avontuur. Viool spelen mag, maar is geenszins een bepalende voorwaarde. Deze briljante geest dient een taal te spreken die voor mij begrijpelijk en verstaanbaar is, en bovendien behoefte te hebben aan een trouw en nieuwsgierig chroniqueur om zijn heldendaden en wapenfeiten aan het papier toe te vertrouwen. Mocht u onverhoopt zo iemand kennen, dan gelieve zo spoedig mogelijk te reageren.

29-04-09

Geen opmerkingen: