zaterdag 6 oktober 2007

O.S.M.

Als ik ergens een hekel aan heb is het wel aan mensen die zich laten voorstaan op hun afkomst. En dan vooral als, dientengevolge, ieder ander mens blijkt te behoren tot een sociale onderklasse.
Een paar dagen geleden was het weer eens zover. Tijdens een gezamenlijk etentje hoorde ik G. vertellen dat hij recent een leuk schilderijtje op de kop had getikt via een advertentie op internet. Hij was spoorslags afgereisd naar het hoge noorden om het betreffende schilderij te bekijken en had het na grondige inspectie ook maar meteen aangeschaft. ´Maar,´ zo hoorde ik hem zeggen, ´je moet je niet afvragen in wat voor soort huis die mensen woonden! Zo´n vreselijk rijtjeshuis in een nog vreselijker nieuwbouw wijkje aan de rand van de stad. Echt te triest voor woorden!´.
Nu weet ik dat G. uit een gezin komt wat men vroeger ´een goed nest´ noemde. En daar is niks mis mee. Sommigen hebben nu eenmaal geluk. Ik ben tenslotte óók geboren in een gezin uit de ´gegoede middenstand´, maar dáár houdt mijn begrip dan ook op. Want buiten dat gezin waar hij uit komt heeft G. namelijk zijn hele werkzame leven, en dat is gezien zijn huidige 63 jaren bijna voorbij, nooit echt een positieve noch productieve bijdrage geleverd aan de maatschappij. Erger nog, hij heeft altijd geleefd op de zak van zijn ouders en, sinds hun verscheiden, op de opbrengst van hun aanzienlijke nalatenschap. Maar dat is allemaal gerechtvaardigd op basis van zijn geboorte.
Ik merk dat ik daar toch wat anders in sta. Voor mij is altijd een doel geweest om me als mens te ontwikkelen. Niet als bevoorrecht mens, op basis van geboorte, maar gewoon sec als mens. Om het uiterste uit mezelf te halen, al herken en erken ik zeker dat ik een enigszins bevoorrechte start in het leven heb gehad. Dat dat door latere ontwikkelingen weer grotendeels teniet is gedaan is dan ook terzijde het onderwerp. Je als mens ten volle ontplooien is de drijfveer geweest in het grootste deel van mijn keuzes en de mensen om me heen de grootste inspiratiebron. En als ik aan al die mensen denk die ik in de verschillende levensfasen tot mijn vrienden heb mogen rekenen zie ik een bonte mengeling van mensen. Allemaal anders met één gezamenlijke karaktertrek: een afkeer van ´bla-bla´ en alles wat daar mee samenhangt. Het oer-Hollandse ´Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg!´ dus. En géén onderscheid op basis van geboorte, familie, achternaam of plaats waar je toevallig vandaan komt. Nee, een hele groep mensen die elkaar toevallig in het leven zijn tegengekomen en aan elkaar zijn blijven plakken omdat ze elkaar toevallig aardig vonden. En sommige al jaren lang.
Ik heb, vooral in mijn puberale jaren, veel discussies met mijn vader gevoerd over ´hoe het hoort´. Hij had daar uitgesproken ideeën over en ik was het daar, bijna uit principe, nooit mee eens. Inmiddels, ruim twintig jaar later, denk ik er ietwat genuanceerder over en zie ik in dat goede omgangsvormen smeerolie zijn voor de maatschappij. Ook het dragen van pak en stropdas zijn me inmiddels al lang niet meer vreemd, doch het dragen van een spijkerbroek en een overhemd of trui zal wel altijd favoriet blijven. Maar als de situatie vraagt om ´jasje-dasje´dan dráág ik ook ´jasje-dasje´ al gaat dat bij thuiskomst dan wél meteen weer uit. Ik zie dan ook niet in dat ik ooit in een situatie zal geraken waar ik ook tijdens een vakantie dagelijks een stropdas zal dragen…al zeg ik nooit ´nooit´. Maar echt snel zie ik het niet gebeuren.
Maar waarom dan die afkeer van uitspraken zoals die van G.? Omdat het, in mijn woordenboek, een uiting is van domheid. Van gebrek aan kennis en je niet eens beseffen dat je die beperking hebt. In mijn leven ben ik heel veel mensen tegengekomen van zéér verschillende pluimage en uit werkelijk álle ´walks of life´. En hetgeen mij het meeste opviel was dat mensen die zich niet lieten voorstaan op wie ze waren maar slechts lieten zien wat ze konden, en eventueel gepresteerd hadden, een héél stuk prettiger waren in de omgang. Ik zie namelijk nog M.K. voor me die, op een receptie van en voor mijn vader, mij de hand stond te schudden en tegelijkertijd over mijn schouder naar de deur stond te kijken om te zien wie er binnenkwam. Die waren dus véél belangrijker dan ik en sindsdien is met en mij M.K. nooit meer helemaal goed gekomen. Héél anders was de kennismaking met W.D. , een van Pa´s vele kennissen en timmerman van beroep. Ik vond hem achteraf aan een tafeltje in zijn leren jack en met zijn shagbuidel open op tafel. Nu heb ik altijd al bewondering gehad voor mensen die iets kunnen bedenken en dat dan ook nog zelf, en zónder tekening´uit het blote hoofd en met hun eigen handen kunnen maken. Maar W. had daarnaast ook nog een zéér humoristische kijk op het leven en de mensheid in het algemeen. Al sinds mensenheugenis getrouwd met zijn D. en nog steeds dolgelukkig met datgene wat ze, zo door de jaren heen, bereikt en om zich heen verzameld hadden. Ik heb die middag met zéér veel plezier naar hem geluisterd en veel van hem geleerd.Tot ´Noblesse oblige´aan toe, al klonk dat ik plat Haags wel iets anders dan hoe de Fransen dat plegen uit te spreken. Maar de mooiste uitspraak van hem is toch wel die van: ´Luister jongen, al die mensen die ze allemaal op een rijtje hebben zijn constant bang voor het domino-effect..´ en hij nam weer een slok van zijn biertje. `Dus je ken maar beter hier en daar een steekie los hebben, dan ben je véél gelukkiger! Neem dat maar van mij aan.`. En dat heb ik, tot op de dag van vandaag.

06-10-07

Geen opmerkingen: